E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RVS:2011:BT2604
LJN BT2604, Raad van State, 201100769/1/V1

Inhoudsindicatie:

De vreemdeling heeft aan zijn asielaanvraag te grondslag gelegd dat hij wegens zijn werkzaamheden bij de Board in december 2007 telefonisch is bedreigd en ontvoerd. In het voornemen tot het besluit heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat het asielrelaas niet geloofwaardig is, onder meer omdat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij ten tijde van de door hem gestelde gebeurtenissen werkzaam was bij de Board. In het besluit heeft de minister uiteengezet waarom de zienswijze van de vreemdeling geen aanleiding geeft om van zijn in het voornemen ingenomen standpunt terug te komen. In dat verband heeft hij de stelling van de vreemdeling dat blijkens het voornemen wel geloofwaardig is geacht dat hij op 13 november 2005 in dienst is getreden van de Board weersproken. De minister heeft aldus aan zijn standpunt ter zake van de geloofwaardigheid van het asielrelaas geen wezenlijk andere motivering ten grondslag gelegd. De rechtbank heeft daarom in de motivering van het besluit ten onrechte aanleiding gevonden voor het oordeel dat van de vreemdeling niet kan worden gevergd de in beroep overgelegde stukken reeds vóór het besluit in te dienen.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie