Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 23 september 2009 heeft de raad een verzoek om vergoeding van extra uren rechtsbijstand ten behoeve van [appellante] afgewezen.

Uitspraak



201100568/1/H2.

Datum uitspraak: 7 september 2011

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te Soest,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 december 2010 in zaak nr. 10/1674 in het geding tussen:

[appellante]

en

het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (voorheen de raad voor rechtsbijstand Amsterdam; hierna: de raad).

1. Procesverloop

Bij besluit van 23 september 2009 heeft de raad een verzoek om vergoeding van extra uren rechtsbijstand ten behoeve van [appellante] afgewezen.

Bij besluit van 25 februari 2010 heeft de raad het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 2 december 2010, verzonden op 3 december 2010, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State per fax ingekomen op 13 januari 2011, hoger beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

Desgevraagd hebben partijen toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 13, eerste lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (hierna: het Bvr 2000), zoals dat luidde ten tijde van belang, wordt, indien in een procedure de tijdsbesteding aan de verlening van rechtsbijstand uitgaat boven het aantal uren dat gelijk is aan drie maal het aantal punten dat in de bijlage voor het desbetreffende rechtsterrein of soort zaak of op grond van artikel 6 is bepaald, voor elk uur waarin boven voornoemde grens rechtsbijstand wordt verleend, één punt toegekend mits het bureau de begroting van de tijdsbesteding voor de naar verwachting nog te verrichten werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid van artikel 31, heeft goedgekeurd.

Ingevolge 31, eerste lid, voor zover thans van belang, dient de rechtsbijstandverlener bij het bereiken van de in de artikel 13 bedoelde tijdsgrens een aanvraag in bij het bureau tot vaststelling van de vergoeding voor de verrichte werkzaamheden. Tegelijkertijd legt hij een begroting over met betrekking tot de tijdsbesteding van de naar verwachting nog te verrichten werkzaamheden.

Ingevolge het tweede lid stemt het bureau geheel of gedeeltelijk in met de begroting, bedoeld in het eerste lid, indien het van oordeel is dat de rechtsbijstand doelmatig wordt verleend.

2.1.1. Volgens het Handboek Toevoegen 2007 (hierna: het Handboek Toevoegen) omvat de toevoeging ter zake van echtscheiding de behandeling van de voorlopige voorzieningen, de wijziging daarvan, de behandeling van alle nevenvoorzieningen (gezag, alimentatie en boedelscheiding, verzoek om verlof tot conservatoir beslag) en het maritaal beslag. Indien terzake van de boedelscheiding een afzonderlijke procedure moet worden gevoerd, kan daarvoor een aparte toevoeging worden verstrekt.

2.1.2. Volgens het Handboek Vergoedingen 2000 (tweede druk, januari 2006; hierna het Handboek Vergoedingen) hanteert de raad als beleid dat de begroting van de tijdsbesteding voor de naar verwachting nog te verrichten werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid van artikel 31 van het Bvr 2000, wordt goedgekeurd, wanneer de zaak in vergelijking met andere soortgelijke zaken zodanig feitelijk en/of juridisch gecompliceerd is, dat de behandeling daarvan in redelijkheid niet binnen de tijdsgrens heeft kunnen plaatsvinden en alsnog de door de rechtsbijstandverlener begrote tijd vergt. Een zaak is feitelijk gecompliceerd, indien zich een veelheid van juridisch relevante feiten voordoet binnen het bereik van de toevoeging. Een zaak is juridisch gecompliceerd, indien binnen het bereik van de toevoeging rechtsvragen beantwoord moeten worden die uitzonderlijk van aard zijn en zich zelden voordoen.

2.1.3. Met de Leidraad extra urenzaken (hierna: de Leidraad 2007), die de toenmalige raden voor rechtsbijstand hebben vastgesteld en die in december 2007 bekend is gemaakt, is beoogd de toepassing van het volgens het Handboek Vergoedingen gevoerde beleid landelijk te uniformeren. Volgens de versie van december 2008, de Leidraad bewerkelijke zaken (hierna: de Leidraad 2008), pagina's 5 en 6, kan bewerkelijkheid van de zaak worden aangenomen, indien sprake is van een omvangrijk juridisch relevant feitencomplex, waardoor niet verwacht kan worden dat alle rechtsbijstand binnen de forfaitaire grens kan worden verleend. Feitelijke complexiteit zal slechts worden aangenomen indien dat kan worden aangetoond aan de hand van objectieve factoren. Bewerkelijkheid kan ook worden aangenomen, indien sprake is van bijzondere rechtsvragen, die zich in het soort zaak in kwestie zelden voordoen en met de behartiging waarvan veel meer tijd dan gemiddeld is gemoeid. Als zich in een zaak geen feitelijke en/of juridische complexiteit voordoet, zal een aanvraag om toekenning van extra uren worden afgewezen, ook al is in de desbetreffende zaak gemiddeld meer tijd besteed dan in een soortgelijke zaak, aldus die passage.

2.2. Bij besluit van 14 november 2008 heeft de raad ten behoeve van [appellante] een toevoeging verleend voor een echtscheidingsprocedure met nevenvorderingen. Bij besluit van 23 september 2009, gehandhaafd bij besluit van 25 februari 2010, heeft de raad een verzoek om vergoeding van extra uren afgewezen, omdat volgens hem geen sprake is van een bijzondere rechtsvraag of van een veelheid van juridisch relevante feiten.

2.3. [appellante] betoogt - samengevat - dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de door haar aangevoerde omstandigheden inherent zijn aan een gemiddelde echtscheidingszaak en niet ongebruikelijk zijn en de rechtsbijstand binnen de forfaitaire grens kan worden verleend. Zij voert aan dat de omvang van het dossier reeds aantoont dat sprake is van een ongebruikelijke rechtsvraag. Volgens [appellante] heeft de rechtbank miskend dat bij de verleende toevoeging geen rekening is gehouden met de te verrichten werkzaamheden in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden na echtscheiding, waarbij de wederpartij ondernemer is en sprake is van een periodiek verrekenbeding waaraan geen uitvoering is gegeven. Voorts wijst zij erop dat de rechtbank mediation zal voorstellen in deze zaak en dat dit tot extra werkzaamheden zal leiden. De werkzaamheden in deze echtscheidingszaak kunnen niet worden afgedaan binnen de forfaitaire termijn van 30 uur en de extra uren rechtsbijstand zijn onontbeerlijk om te komen tot een minimale kwaliteit van rechtsbijstand, aldus [appellante].

2.3.1. De raad heeft zijn besluitvorming gebaseerd op de Leidraad 2008. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 29 juli 2009 in zaak nr. 200901320/1/H2) is er geen grond voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het voeren van het beleid neergelegd in de Leidraad 2007. Zoals de Afdeling eveneens eerder heeft overwogen (in de uitspraak van 27 april 2011 in zaak nr. 201005350/1/H2) is het thans gevoerde beleid, neergelegd in de Leidraad 2008, niet gewijzigd ten opzichte van dat, neergelegd in de Leidraad 2007, en is er geen aanleiding daarover anders te oordelen. De door [appellante] bedoelde werkzaamheden vallen binnen de in het Handboek Toevoegen 2007 opgesomde werkzaamheden die de toevoeging ter zake van echtscheiding in het forfaitaire stelsel omvat en indien voor de boedelscheiding een afzonderlijke procedure moet worden gevoerd kan daarvoor een aparte toevoeging worden verstrekt.

Voorts bieden de omstandigheid dat de rechtbank mogelijk mediation zal voorstellen en de door [appellante] aangevoerde omstandigheden op zichzelf geen grond voor het oordeel dat de zaak zodanig gecompliceerd is dat de behandeling daarvan in redelijkheid niet binnen de tijdsgrens kan plaatsvinden. De rechtbank is terecht tot de conclusie gekomen dat op grond van hetgeen [appellante] heeft aangevoerd de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake is van feitelijke of juridische complexiteit in de zin van het beleid die toekenning van extra uren rechtvaardigt.

Het betoog faalt.

2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.

w.g. Van Altena w.g. Dallinga

lid van de enkelvoudige kamer

ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 7 september 2011

18-630.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature