Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 2 december 2009 heeft het CBR [appellant] verplicht om mee te werken aan een educatieve maatregel gedrag en verkeer (hierna: EMG).

Uitspraak



201007513/1/H3.

Datum uitspraak: 27 april 2011.

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 23 juni 2010 in zaak nr. 10/1254 in het geding tussen:

[appellant]

en

de stichting Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR).

1. Procesverloop

Bij besluit van 2 december 2009 heeft het CBR [appellant] verplicht om mee te werken aan een educatieve maatregel gedrag en verkeer (hierna: EMG).

Bij besluit van 20 januari 2010 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 23 juni 2010, verzonden op 24 juni 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 augustus 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 30 augustus 2010.

Het CBR heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 februari 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. O.E.R.A.M van der Vlies, advocaat te Alphen aan den Rijn, en het CBR, vertegenwoordigd door J.A. Launspauch, werkzaam bij het CBR, zijn verschenen.

Op verzoek van de Afdeling heeft het CBR na de behandeling ter zitting een hoorzitting gehouden. Het verslag van de hoorzitting, de ter hoorzitting door [appellant] overgelegde stukken en een reactie van het CBR op het ter hoorzitting gestelde heeft het CBR aan de Afdeling doen toekomen.

[appellant] heeft een reactie op de nadere stukken van het CBR ingediend.

Met toestemming van partijen is een tweede behandeling ter zitting achterwege gelaten, waarna de Afdeling het onderzoek heeft gesloten.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de Wvw 1994) doen de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen, indien bij hen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke en geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, daarvan zo spoedig mogelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen.

Ingevolge artikel 131, eerste lid, besluit het CBR, indien een schriftelijke mededeling als bedoeld artikel 130, eerste lid, is gedaan, in de bij ministeri ële regeling aangewezen gevallen dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar zijn rijvaardigheid of geschiktheid.

Ingevolge artikel 131, vierde lid, legt het CBR, indien de in artikel 130, eerste lid, bedoelde schriftelijke mededeling is gedaan, in de bij ministeri ële regeling aangewezen gevallen aan de betrokkene overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels de verplichting op zich binnen een daarbij vastgestelde termijn te onderwerpen aan educatieve maatregelen ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid. De aan deze maatregelen verbonden kosten, waarvan de hoogte wordt vastgesteld bij ministeriële regeling, komen ten laste van betrokkene.

Ingevolge artikel 132, eerste lid, is degene die zich ingevolge het in artikel 131, eerste lid, bedoelde besluit dient te onderwerpen aan een onderzoek, behoudens de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde uitzonderingen, verplicht de daartoe vereiste medewerking te verlenen. Gelijke verplichting bestaat voor degene die zich ingevolge artikel 131, vierde lid, of artikel 134, vierde lid, dient te onderwerpen aan educatieve maatregelen ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid.

Ingevolge het tweede lid besluit het CBR, bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde medewerking, onverwijld tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de houder. Het niet voldoen van de kosten van de bij ministeriële regeling aangewezen educatieve maatregelen ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid binnen de termijn die is vastgesteld bij het besluit waarbij de verplichting tot het zich onderwerpen aan de maatregelen is opgelegd, wordt als het niet verlenen van de vereiste medewerking aangemerkt.

Ingevolge artikel 10, derde lid, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid (hierna: de Regeling) verleent de betrokkene onder meer niet de vereiste medewerking aan de educatieve maatregel, bedoeld in artikel 132, eerste lid, van de Wvw 1994 , indien hij de kosten van de maatregel niet tijdig of niet op de voorgeschreven wijze voldoet.

Ingevolge artikel 10b, eerste lid, aanhef en onder a, besluit het CBR tot oplegging van een EMG indien de betrokkene tijdens een rit herhaaldelijk gedragingen heeft verricht als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage 1, onder A, onderdeel III, Rijgedrag.

Ingevolge het vierde lid zijn de artikelen 9 en 10, eerste lid, tweede en derde volzin, tweede, derde en vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

In bijlage 1, onder A, onderdeel III, Rijgedrag is onder meer vermeld:

[…]

3. Incorrect samenspel met andere verkeersdeelnemers, dat blijkt uit:

[…]

b. onnodig remmen en stoppen;

[…]

4. Duidelijk een gedrag tentoonspreiden dat in strijd is met de essentiële verkeersregels en verkeerstekens ter zake van:

[…]

b. het inhalen;

[…].

2.2. Het CBR heeft het in bezwaar gehandhaafde besluit genomen naar aanleiding van een mededeling van de Regiopolitie Hollands-Midden van 26 november 2009 als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wvw 1994 waaruit het vermoeden blijkt dat [appellant] niet langer voldoet aan de eisen van geschiktheid waaraan hij blijkens het aan hem afgegeven rijbewijs moet voldoen. In de bij de mededeling gevoegde documenten is onder meer vermeld dat [appellant] heeft verklaard dat hij een voertuig rechts heeft ingehaald en dat hij vervolgens hard heeft afgeremd terwijl hij voor dat voertuig reed.

2.3. De rechtbank heeft het door [appellant] ingestelde beroep vanwege het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk verklaard. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat het rijbewijs van [appellant] bij besluit van het CBR van 22 februari 2010 ongeldig is verklaard en dat daartegen geen rechtsmiddelen zijn aangewend, zodat dat besluit in rechte is komen vast te staan. Aan het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs komt de grondslag niet te ontvallen indien het besluit van 20 januari 2010 wordt vernietigd, zodat [appellant] door het beroep niet in een gunstigere positie kan geraken, aldus de rechtbank. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat in de door [appellant] gestelde schade geen reden is gelegen om procesbelang aan te nemen, omdat die schade voortvloeit uit de ongeldigverklaring van het rijbewijs.

2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij geen procesbelang heeft. Hij voert onder meer aan dat hij alsnog de EMG heeft gevolgd en de daarvoor verschuldigde kosten heeft voldaan.

2.4.1. Met het besluit van 2 december 2009 is aan [appellant] de verplichting opgelegd om mee te werken aan een EMG. Door de ongeldigverklaring van het rijbewijs van [appellant] is deze verplichting niet komen te vervallen. De kosten die [appellant] heeft moeten voldoen om aan een EMG mee te werken, vloeien dan ook voort uit het besluit van 2 december 2009. Indien wordt geoordeeld dat het CBR [appellant] ten onrechte voormelde verplichting heeft opgelegd, is het CBR gehouden de daarvoor voldane kosten aan [appellant] terug te betalen. Gelet hierop had [appellant] belang bij een beoordeling van zijn beroep en heeft de rechtbank het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.

Het betoog slaagt.

2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 20 januari 2010 behandelen.

2.6. [appellant] heeft betoogd dat het CBR zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij bestuurder van het motorrijtuig was ten tijde van het incident dat heeft geleid tot oplegging van de EMG. Hiertoe voert hij aan dat de verklaring die hij tegenover de politieagenten heeft afgelegd op dit punt onjuist is. Hij stelt dat hij heeft verklaard de bestuurder te zijn, omdat hij daarmee de schuld van het incident op zich wilde nemen en dacht slechts een geldboete te krijgen. Verder voert hij aan dat politieagenten oneigenlijke druk op hem hebben uitgeoefend en betwijfelt hij of de vereiste cautie is gegeven. Voorts stelt hij dat hij er, anders dan is verklaard door degene die aangifte tegen hem heeft gedaan, ontegenzeglijk niet uitziet als iemand van dertig jaar oud.

2.6.1. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 21 december 2005 in zaak nr. 200505028/1) mag in beginsel worden uitgegaan van de juistheid van de weergave in een proces-verbaal van tegenover beambten belast met onderzoek afgelegde verklaringen. In de aan de mededeling van de politie ten grondslag liggende processen-verbaal is onder meer vermeld dat [appellant] heeft verklaard dat hij de bestuurder was ten tijde van het incident dat heeft geleid tot het doen van de mededeling en tot het opleggen van de EMG. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de verhorende politieagenten oneigenlijke druk op hem hebben uitgeoefend. Daargelaten of dit voor de onderhavige zaak van belang is, blijkt voorts uit het proces-verbaal van het verhoor van [appellant] dat de cautie is gegeven.

Onder deze omstandigheden is de enkele verklaring die [appellant] zelf na oplegging van de EMG heeft gegeven en die afwijkt van de in de processen-verbaal opgenomen verklaring, onvoldoende om niet van de juistheid van de in de processen-verbaal opgenomen verklaring uit te gaan. Verder valt uit de pasfoto op het paspoort van [appellant] niet af te leiden dat hij in het geheel niet zou kunnen worden aangezien voor een man van dertig jaar. Derhalve volgt ook niet uit de verklaring van degene die aangifte heeft gedaan dat [appellant] niet de bestuurder kan zijn geweest. Het CBR heeft [appellant], wiens belang bij deze procedure thans nog slechts geldelijk van aard is, daarom terecht als bestuurder aangemerkt en hem evenzeer terecht verplicht om mee te werken aan een EMG.

Het betoog faalt.

2.7. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 20 januari 2010 van het CBR alsnog ongegrond verklaren.

2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

2.9. Een redelijke toepassing van artikel 54, eerste lid, van de Wet op de Raad van State brengt met zich dat - naar analogie van artikel 52, vijfde lid, van die wet - het griffierecht door de secretaris van de Raad van State aan [appellant] wordt terugbetaald.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 23 juni 2010 in zaak nr. 10/1254;

III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond;

IV. verstaat dat de secretaris van de Raad van State aan [appellant] het voor de behandeling van het hoger beroep verschuldigde griffierecht van € 224,00 (zegge: tweehonderdvierentwintig euro) terugbetaalt.

Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.

w.g. Konijnenbelt w.g. Klein

lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 27 april 2011.

419-640.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature