Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 15 januari 2009 heeft de raad van de gemeente Den Haag (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Ypenburg-Nootdorp, tweede herziening (Deelplan 19)" vastgesteld.

Uitspraak



200902256/1/R1.

m uitspraak: 7 juli 2010

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],

2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],

3. [appellant sub 3], wonend te [woonplaats],

4. de gemeente Pijnacker-Nootdorp,

5. [appellant sub 5] en anderen, woonplaats kiezend te [woonplaats],

en

de raad van de gemeente Den Haag,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 15 januari 2009 heeft de raad van de gemeente Den Haag (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Ypenburg-Nootdorp, tweede herziening (Deelplan 19)" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 april 2009, [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 april 2009, [appellant sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 april 2009, de gemeente Pijnacker-Nootdorp bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 april 2009, en [appellant sub 5] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 april 2009, beroep ingesteld. [appellant sub 2] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 9 april 2009 en 5 mei 2009. De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft haar beroep aangevuld bij brief van 7 april 2009.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 1] en [appellant sub 3] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 april 2010, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2], bijgestaan door mr. P.I.M. Houniet, werkzaam bij DAS-rechtsbijstand, [appellant sub 3], vertegenwoordigd door mr. drs. M. Woestenenk, advocaat te Rotterdam, en ir. R.E. Lapperre, werkzaam bij Landslide milieu-adviesbureau in Best, de gemeente Pijnacker-Nootdorp, vertegenwoordigd door mr. R. Lever, advocaat te Leiden, en R. Broekhuijzen en C.D. van Schieveen, beiden werkzaam bij de gemeente Pijnacker-Nootdorp, [appellant sub 5] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. W.I. Koelewijn, advocaat te Den Haag, en de raad, vertegenwoordigd door drs. M. Houtman, werkzaam bij de gemeente Den Haag, zijn verschenen.

Voorts zijn daar het Hoogheemraadschap van Delfland, vertegenwoordigd door mr. T. Dreessen, ir. H.J. ten Dam en ir. J. Tighelaar, allen werkzaam bij het Hoogheemraadschap, en Dura Vermeer Bouw Leidschendam BV, vertegenwoordigd door mr. D.A. Cleton en mr. J.C. Tebrugge, gehoord.

2. Overwegingen

Het plan

2.1. Het plan betreft een herziening van deelplan 19 dat onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan "Ypenburg-Nootdorp". Deelplan 19 betreft één van de laatste nog te ontwikkelen gebieden in het stadsdeel Leidschenveen-Ypenburg, dat onderdeel uitmaakt van de Vinex-locatie Ypenburg. Het plangebied wordt in het noorden en noordwesten begrensd door de Ypenburgse Stationsweg, in het zuidoosten door het Gooland en de Veenweg en in het zuidwesten door het Kanaal (Molensloot) en bestaande bebouwing van Ypenburg. Aanleiding voor de bestemmingsplanherziening zijn de gewijzigde inzichten omtrent de gemengde functies in het deelplan. Het plan voorziet in de ontwikkeling van ongeveer 750 woningen, een school voor speciaal basisonderwijs, commerciële ruimten en een multifunctioneel voorzieningencentrum ten behoeve van de politie.

Ontvankelijkheid

2.2. Met betrekking tot de door de raad ter zitting bestreden ontvankelijkheid van het beroep van de gemeente Pijnacker-Nootdorp tegen de vaststelling van het plandeel met de dubbelbestemming "Waterstaat-waterkering" overweegt de Afdeling als volgt.

Ter zitting is komen vast te staan dat bij het bestreden besluit op dit punt vermogensrechtelijke belangen van de publieke rechtspersoon gemeente Pijnacker-Nootdorp als eigenaar van gronden ter plaatse zijn betrokken, zodat zij als belanghebbende bij het plan ter zake kan worden aangemerkt.

De Afdeling overweegt voorts dat het onderhavige deel van het beroep van de gemeente Pijnacker-Nootdorp niet steunt op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze, maar dat het plandeel gewijzigd is vastgesteld; in het ontwerpplan hadden de desbetreffende gronden de bestemming "Wonen 2" en gedeeltelijk de aanduiding 'aardewal'. Tegen de gewijzigde planvaststelling kan - zonder het tijdig indienen van zienswijzen - uitsluitend worden opgekomen voor zover de bij de vaststelling aangebrachte wijzigingen voor betrokkene een ongunstiger positie bewerkstelligen.

2.2.1. Ingevolge artikel 13.I van de regels van het ontwerpplan waren de gronden daarmee bestemd voor:

a. vrijstaande en halfgeschakelde woningen;

b. bijbehorende bijgebouwen, andere bouwwerken, tuinen en erven, en parkeergelegenheid.

Ingevolge artikel 13.II, eerste lid, onder d, van de regels van het ontwerpplan zijn ter hoogte van de aanduiding 'aardewal' geen gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en diepwortelende beplanting toegestaan.

In het vierde lid, onder a, van dit artikel was bepaald dat ter hoogte van de aanduiding 'aardewal' een aardewal aanwezig dient te zijn met een uiteindelijke maximale en minimale hoogte van -1,25 meter N.A.P.

Bij de vaststelling van het plan is de aanduiding 'aardewal' vervangen door de dubbelbestemming "Waterstaat-waterkering".

Ingevolge artikel 13.I., eerste lid, van de planregels - voor zover hier van belang - zijn de op de plankaart voor "Waterstaat-waterkering" aangewezen gronden primair bestemd voor de instandhouding van een waterkering, secundair voor de bestemming in artikel 1 1 "Wonen 2", voor zover deze met de bestemming "Waterkering (dubbelbestemming)" samenvalt.

Ingevolge artikel 13.II van de planregels - voor zover hier van belang - gelden voor het bouwen op de voor "Waterstaat-waterkering (dubbelbestemming)" aangewezen gronden de volgende bepalingen:

1. ten behoeve van de "Waterstaat-waterkering (dubbelbestemming)" zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan;

2. ten behoeve van de bestemming in artikel 1 1 "Wonen 2" zijn geen bouwwerken toegestaan.

2.2.2. Naar het oordeel van de Afdeling kan op voorhand niet worden uitgesloten dat de gemeente Pijnacker-Nootdorp door de wijziging bij de vaststelling van het plan van de aanduiding 'aardewal' in de dubbelbestemming "Waterstaat-waterkering" in een ongunstiger situatie is geraakt. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de bestemming tot waterkering strekt tot het juridisch-planologisch mogelijk maken van de leggerwijziging, waarna beschermingszones zullen worden vastgesteld, die mogelijk over grondgebied van de gemeente Pijnacker-Nootdorp zullen worden gelegd. Gelet hierop is het beroep van de gemeente Pijnacker-Nootdorp in zoverre ontvankelijk.

Formele bezwaren

2.3. De gemeente Pijnacker-Nootdorp betoogt dat ten onrechte geen overleg met haar is gevoerd over de wijziging van de aanduiding 'aardewal' in de dubbelbestemming "Waterstaat-waterkering". Voordat de raad tot vaststelling van het plan kon overgaan, had volgens haar een waterkering op het grondgebied van de gemeente Pijnacker-Nootdorp gerealiseerd moeten zijn, dan wel had instemming van de gemeente Pijnacker-Nootdorp dienen te zijn verkregen. Dit is niet gebeurd, aldus de gemeente Pijnacker-Nootdorp.

[appellant sub 1] voert aan dat ten aanzien van de dubbelbestemming ten onrechte geen overleg is gepleegd met het gemeentebestuur van Pijnacker-Nootdorp en dat ook de omwonenden, als grondeigenaren, ten onrechte niet in een vroeg stadium bij het overleg over de waterhuishoudkundige situatie zijn betrokken.

2.3.1. Aan de hand van de stukken stelt de Afdeling vast dat zowel het voorontwerp als het ontwerp van het bestemmingsplan zijn toegezonden aan het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp en dat dit college in het kader van het overleg op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening een reactie op onder meer de in het voorontwerp opgenomen aanduiding 'aardewal' heeft ingediend bij de raad. Mitsdien wordt geen grond gevonden voor het oordeel dat op dit punt niet zou zijn gehandeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening . Evenmin is gebleken dat de wettelijke regels voor het bij de besluitvorming betrekken van de omwonende grondeigenaren niet zijn nageleefd.

2.4. [appellant sub 2] stelt dat belanghebbenden onvoldoende gelegenheid is geboden om beroep in te stellen voor zover het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld. Hiertoe voert hij aan dat de wijziging niet is vermeld in hoofdstuk 8 van de plantoelichting en evenmin in de bekendmaking van het vastgestelde plan. Bovendien is volgens hem in de bekendmaking ten onrechte niet vermeld dat belanghebbenden die geen zienswijze hebben ingediend beroep kunnen instellen tegen de bij de vaststelling van het plan aangebrachte wijzigingen.

2.4.1. De Afdeling stelt vast dat in het vaststellingsbesluit melding is gemaakt van de door [appellant sub 2] bedoelde wijziging. De Afdeling stelt verder vast dat in de kennisgeving van het vaststellingsbesluit is vermeld dat het plan gewijzigd is vastgesteld ten opzichte van het ontwerp en dat belanghebbenden beroep kunnen instellen. Hiermee is in zoverre voldaan aan het bepaalde ten aanzien van de bekendmaking van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in artikel 3:8, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro), gelezen in samenhang met 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Gelet op het vorenstaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten ter zake van de kennisgeving van de terinzagelegging. Het betoog faalt.

2.5. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] stellen dat ten behoeve van het plan een nieuw milieueffectrapport had moeten worden opgesteld nu in het milieueffectrapport dat is opgesteld ten behoeve van de VINEX-locatie Ypenburg als geheel is uitgegaan van de realisering van een bedrijventerrein op de gronden van deelplan 19.

2.5.1. De Afdeling stelt vast dat voor de ontwikkelingen die in het voorliggende plan zijn opgenomen, gezien de drempelwaarden in de onderdelen C en D van de bijlage behorende bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994, niet een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt als bedoeld in artikel 7.2, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Wet milieubeheer . Niet is gebleken van andere factoren als bedoeld in bijlage III van richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten - zoals gewijzigd bij richtlijn 97/11/EG van de Raad van 3 maart 1997 en bij richtlijn 2003/35/EEG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 - waarom gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 15 oktober 2009, Commissie tegen Nederland, C-255/08 (www.curia.europa.eu), ook bij het niet overschrijden van een drempelwaarde toch een m.e.r.-beoordeling had moeten plaatsvinden.

De beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en de gemeente Pijnacker-Nootdorp met betrekking tot het plandeel met de bestemming "Wonen 2" en de dubbelbestemming "Waterstaat-waterkering"

2.6. De gronden achter de woningen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] aan het Gooland in de gemeente Pijnacker-Nootdorp hebben de bestemming "Wonen 2" en de dubbelbestemming "Waterstaat-waterkering".

[appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en de gemeente Pijnacker-Nootdorp kunnen zich daar niet mee verenigen en voeren hiertoe aan dat percelen van inwoners van Pijnacker-Nootdorp, waaronder die van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3], binnen de beschermingszone van de waterkering zullen komen te liggen, hetgeen uit waterstaatkundig oogpunt ongewenst is en bovendien zal leiden tot beperking van de bouwmogelijkheden op die percelen. Volgens [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] is voorts onzeker of de waterkering voldoende veiligheid biedt voor de nog te ontwikkelen woonwijk en of de geplande ontwikkelingen de wateroverlast ter plaatse van hun woningen niet verder zal doen toenemen. [appellant sub 1] en [appellant sub 3] stellen in dit verband dat aan het plan geen toereikende watertoets ten grondslag is gelegd. Volgens hen is in de plantoelichting op dit punt ten onrechte hoofdzakelijk verwezen naar en vooruitgelopen op de nog te realiseren leggerwijziging en de Keur Delfland 2008 (hierna: de Keur). [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en de gemeente Pijnacker-Nootdorp betogen voorts dat onvoldoende onderzoek is verricht naar eventuele alternatieve locaties voor de waterkering binnen het grondgebied van de gemeente Den Haag. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben in dit verband gewezen op de strook grond van 30 meter achter hun woningen. [appellant sub 3] heeft verlegging van de waterkering in noordwestelijke richting bepleit.

2.6.1. Ten aanzien van het betoog dat als gevolg van de bestemmingswijziging de gebruiksmogelijkheden van gronden binnen de gemeente Pijnacker-Nootdorp worden beperkt omdat deze gronden in de beschermingszone van de waterkering komen te liggen, overweegt de Afdeling dat dit betoog niet kan slagen nu het voorliggende plan niet voorziet in een beschermingszone. De beschermingszones zullen worden vastgesteld in het kader van de besluitvorming omtrent wijziging van de legger. De bestemming tot waterkering strekt hoofdzakelijk tot het juridisch-planologisch mogelijk maken van de leggerwijziging. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en de gemeente Pijnacker-Nootdorp hebben niet aannemelijk gemaakt dat hieruit zodanige nadelige gevolgen voor hen voortvloeien, dat de raad bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid doorslaggevend belang heeft kunnen toekennen aan de belangen die met de bestemmingswijziging worden gediend. Ter zitting is overigens door het Hoogheemraadschap verklaard dat zij alle kosten die voortvloeien uit de leggerwijziging en uit het sluiten van de waterkering op het grondgebied van de gemeente Pijnacker-Nootdorp op zich zal nemen en dat een beroep kan worden gedaan op de Nadeelcompensatieverordening van het Hoogheemraadschap.

2.6.2. In de plantoelichting is in paragraaf 4.6 een waterparagraaf opgenomen. Volgens deze paragraaf is op basis van een in overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland verrichte studie een integraal watersysteem ontworpen voor alle deelplannen binnen Ypenburg, met als uitgangspunten voldoende waterberging, het langzaam laten afstromen van regenwater naar het open water, natuurvriendelijke oevers en het verbeterd gescheiden rioolstelsel. Meer specifiek met betrekking tot de waterkering langs het Gooland is in de plantoelichting verwezen naar het Waterbeheersplan 2006-2009 "Realiseren en Intensiveren" van het Hoogheemraadschap. Hierin is aangegeven dat het Hoogheemraadschap voornemens is om een leggerwijziging door te voeren om de waterkering een formele status te geven en daarop de Keur Delfland 2008 van toepassing te verklaren.

2.6.3. Ter zitting is door [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] gesteld en met foto's onderbouwd dat sinds de aanleg van de waterkering ernstige wateroverlast optreedt bij de woningen aan het Gooland. In het door [appellant sub 3] overgelegde rapport van 15 januari 2010 wordt dit onder meer verklaard doordat de afstroming die voorheen in westelijke richting plaatsvond, thans wordt geblokkeerd door de aardewal en dat bovendien, als gevolg van de sterk verhoogde druk op de oorspronkelijke bodem door de aanleg van de wal op de erfgrens van de bestaande bebouwing, ter plaatse van Gooland naar verwachting hogere grondwaterpeilen zijn ontstaan, waardoor het drainagesysteem niet meer naar behoren kan functioneren. Namens het Hoogheemraadschap is naar voren gebracht dat de wateroverlast mogelijk is veroorzaakt door het onoordeelkundig dichtdraaien van de duikers in de wal, maar dat dit niet met zekerheid kan worden gezegd. Hiernaar wordt op dit moment onderzoek verricht. Bovendien wordt op dit moment nog nader onderzoek gedaan naar aanleiding van het door [appellant sub 3] overgelegde rapport, aldus het Hoogheemraadschap.

Het vorengaande in aanmerking genomen is de Afdeling van oordeel dat onvoldoende zeker is of de aanwezigheid van de waterkering op juist deze locatie, gelet op de belangen van de omwonenden bij een vanuit waterhuishoudkundig oogpunt goed woon- en leefklimaat, aanvaardbaar is. Hetgeen [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en de gemeente Pijnacker-Nootdorp hebben aangevoerd geeft aanleiding tot het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid en niet berust op een deugdelijke motivering. De beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en de gemeente Pijnacker-Nootdorp zijn gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd.

2.6.4. De Afdeling ziet in dit geval aanleiding overeenkomstig artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb te bepalen dat de voorbereiding van het nieuwe besluit niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb hoeft te geschieden. Dit betekent in dit geval dat de raad het bestemmingsplan opnieuw kan vaststellen zonder dat hieraan voorafgaand een ontwerpbestemmingsplan ter inzage behoeft te worden gelegd. De raad dient de reeds tegen het ontwerpbestemmingsplan ingediende zienswijzen bij zijn vaststellingsbesluit te betrekken. In het belang van partijen zal de Afdeling een termijn stellen waarbinnen de raad een besluit tot vaststelling dient te nemen waarvan de duur zal worden afgestemd op de besluitvorming ter zake van de leggerwijziging, teneinde bestuurlijke afstemming mogelijk te maken.

De beroepen van [appellant sub 2], [appellant sub 3] en de gemeente Pijnacker-Nootdorp voor het overige

2.7. De beroepen van [appellant sub 2], [appellant sub 3] en de gemeente Pijnacker-Nootdorp zijn verder gericht tegen het plan, voor zover dit bouwwerken met een hoogte van meer dan vijftien meter mogelijk maakt. In dit verband wordt erop gewezen dat het vorige plan een bouwhoogte van maximaal 15 meter toestond teneinde een zorgvuldige aansluiting van de wijk Ypenburg op de bestaande bebouwing van de kern van Nootdorp te bewerkstelligen. Het voorliggende plan maakt een bouwhoogte van 28 meter met accenten tot 50 en 70 meter mogelijk, waardoor geen sprake meer is van een zorgvuldige aansluiting op het aangrenzende gebied van Nootdorp, aldus [appellant sub 2], [appellant sub 3] en de gemeente Pijnacker-Nootdorp.

2.7.1. De raad stelt dat langs de randen van het plangebied gebouwen van meer dan vijftien meter hoog zijn voorzien. Het vorige plan stond ter plaatse een maximale bouwhoogte van 40 meter toe. Op de twee hoogteaccenten van respectievelijk 50 en 70 meter hoog na is de in het voorliggende plan maximaal toegestane bouwhoogte lager dan 40 meter, aldus de raad. In dit verband stelt de raad dat, in overeenstemming met de stedenbouwkundige randvoorwaarden, de hoogteaccenten de entrees tot deelplan 19 zullen benadrukken. De maximaal toegestane bouwhoogte van 15 meter gold voor het gedeelte van deelplan 19 nabij de Veenweg. Daar worden in het voorliggende plan maximale bouwhoogten van 18 en 28 meter toegestaan. De in het plan opgenomen maximale bouwhoogten zijn volgens de raad ingegeven door de wens om de rand van deelplan 19 een stedenbouwkundige eenheid te laten vormen. Aan de buitenzijde wordt dit bereikt door een overwegend gesloten bebouwing in zes bouwlagen, aan de binnenzijde bestaat deze zone uit overwegend vier bouwlagen, waarmee wordt aangesloten op de overwegend lagere bebouwing in het binnengebied van het deelplan. Verder zijn de voorziene bouwhoogten langs de rand van het deelplan gewenst uit akoestisch oogpunt om het binnengebied af te schermen voor verkeerslawaai ten gevolge van de A12 en de Ypenburgse Stationsweg, aldus de raad.

2.7.2. In het aangevoerde ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het plan niet voorziet in een zorgvuldige aansluiting op het aangrenzende grondgebied van de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de twee hoogteaccenten van respectievelijk 50 en 70 meter hoog niet zijn voorzien aan de zijde van het aangrenzende grondgebied van de gemeente Pijnacker-Nootdorp en dat nabij de Veenweg een stapsgewijze afbouw van de bouwhoogten plaatsvindt van 28 naar 18, 8 en 5 meter. Overigens is door de raad ter zitting naar voren gebracht dat voor het grootste deel van de te realiseren bebouwing langs de Ypenburgse Stationsweg, welk deel zich direct ten noordoosten van het Gooland bevindt, reeds onherroepelijke bouwvergunningen zijn verleend. Gelet hierop faalt het betoog.

2.8. [appellant sub 2] twijfelt verder aan de uitvoerbaarheid van het plan nu de gemeente nog niet alle benodigde gronden in bezit heeft. In dit verband voert hij aan dat het plangebied direct grenst aan een grondstrook met heg die hij heeft gekocht van de voormalige gemeente Nootdorp. Voorts is volgens [appellant sub 2] onduidelijk of het plan Europees is aanbesteed.

2.8.1. De eventueel bestaande verplichting tot aanbesteding van de uitvoering van het plan kan in het algemeen op zichzelf niet in de weg staan aan de financiële uitvoerbaarheid van het plan. [appellant sub 2] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting onderbouwd dat dat in dit geval anders zou zijn. De Afdeling stelt verder vast dat de grondstrook met heg geen deel uitmaakt van het plangebied. Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling in het aangevoerde geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de uitvoerbaarheid van het plan onvoldoende is gewaarborgd.

2.9. [appellant sub 2] heeft voorts een aantal vragen met betrekking tot een nabijgelegen complex van TNO, een akoestisch rapport en flora en fauna vanuit zijn zienswijze ingelast in zijn beroepschrift. In het bestreden besluit is ingegaan op deze aspecten. [appellant sub 2] heeft in het beroepschrift noch ter zitting argumenten aangevoerd op grond waarvan de weerlegging van zijn zienswijze in het bestreden besluit in zoverre onjuist zou zijn. Ook voor het overige is niet gebleken dat die weerlegging onjuist zou zijn. Het beroep van [appellant sub 2] is in zoverre ongegrond.

Het beroep van [appellant sub 5] en anderen

2.10. [appellant sub 5] en anderen zijn eigenaar van de Plas van Reef en van de daaraan gelegen woning. De plas ligt in het aan deelplan 19 grenzende deelplan 26. Zij vrezen wateroverlast als gevolg van realisering van het plan. Hiertoe voeren zij aan dat onzeker is dat de werknorm voor wateroverlast van 1 maal per 100 jaar gehaald zal kunnen worden, nu daarbij is uitgegaan van een maximaal toelaatbare peilstijging ten opzichte van het gemiddeld peil, NAP -3,90 meter, terwijl blijkens de "Beleidsnota normering wateroverlast" uitgegaan dient te worden van het hoogste streefpeil van NAP -3,80 meter. Voorts wordt uitgegaan van een maximaal toelaatbare peilstijging van 0,6 meter, terwijl uit de notitie "Bergingsberekening Ypenburg", opgesteld door Grontmij (hierna: de notitie van Grontmij), volgt dat dient te worden uitgegaan van een maximaal toelaatbare peilstijging van 0,45 meter om wateroverlast ter hoogte van de Plas van Reef te voorkomen.

2.10.1. De raad wijst erop dat het hoogheemraadschap heeft ingestemd met de waterparagraaf die in de plantoelichting is opgenomen. Dat is uitgegaan van een maximaal toelaatbare peilstijging ten opzichte van het gemiddeld peil in plaats van ten opzichte van het hoogste peil maakt volgens de raad geen verschil voor de waterbergingsopgave. Ook heeft dit geen invloed op het kunnen voldoen aan de werknorm voor wateroverlast van 1 maal per 100 jaar, aldus de raad.

2.10.2. In de plantoelichting staat dat met het hoogheemraadschap is overeengekomen dat er in De Venen 1,42 hectare water ten behoeve van waterberging wordt gerealiseerd. In deelplan 19, dat een oppervlakte heeft van 15,8 hectare, wordt voorzien in de aanleg van ongeveer 1,26 hectare oppervlaktewater met mogelijkheden voor uitbreiding om de wateropgave van andere deelplannen op te lossen. In deelplan 26 wordt 0,16 hectare waterberging gerealiseerd. In het peilbesluit Ypenburg (hierna: het peilbesluit) is neergelegd dat een flexibel peil wordt gehanteerd, waarbij het minimumpeil is vastgesteld op NAP -4,05 meter en het maximale peil op NAP -3,80 meter. Het gemiddelde peil is vastgesteld op NAP -3,90 meter. Het hoogheemraadschap acht een peilstijging van ongeveer 0,6 meter ten opzichte van het gemiddelde peil toelaatbaar.

2.10.3. In de notitie van Grontmij wordt vermeld dat het bergingstekort in peilgebied De Venen Noordwest 8.521 m³ bedraagt indien de Plas van Reef niet in gebruik is voor waterberging. Om te voorzien in voldoende bergingscapaciteit is ongeveer 1,42 hectare extra water benodigd in De Venen, uitgaande van een toegestane peilstijging van 0,6 meter. Daarmee wordt het berekende bergingstekort in peilvak II opgeheven zodra de watergangen in dit deelplan zijn gerealiseerd.

2.10.4. In de toelichting op het peilbesluit staat dat de woning aan de Plas van Reef (hierna: de woning) een geringe drooglegging heeft en dat de kans op vochtschade aan deze woning niet wordt uitgesloten. Wanneer vochtschade als gevolg van het advies-peilbeheer blijkt op te treden, zullen maatregelen worden genomen.

2.10.5. De Afdeling stelt vast dat het hoogheemraadschap heeft ingestemd met de waterparagraaf die in de plantoelichting is opgenomen. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van het hoogheemraadschap toegelicht dat daarbij is uitgegaan van het peilbesluit en van de notitie van Grontmij. Niet in geschil is dat zal worden voorzien in 1,42 hectare waterberging in het gebied De Venen. Gelet hierop alsmede op het onder 2.10.3 vermelde heeft de raad in het door [appellant sub 5] en anderen aangevoerde geen aanleiding hoeven zien voor het standpunt dat niet kan worden uitgegaan van een maximaal toelaatbare peilstijging van 0,6 meter ten opzichte van het gemiddelde peil van NAP -3,90 meter ter voorkoming van wateroverlast. Hierbij acht de Afdeling van belang dat in de toelichting bij het peilbesluit is onderkend dat de woning een geringe drooglegging heeft en dat van de zijde van het hoogheemraadschap ter zitting is toegelicht dat een adequate waterhuishouding ter plaatse van de woning kan worden gewaarborgd door middel van het handhaven van het peilbesluit en dat het hoogheemraadschap in het kader daarvan maatregelen kan nemen ter voorkoming van vochtschade aan de woning als gevolg van het peilbeheer. Ten aanzien van het betoog van [appellant sub 5] en anderen dat in 2008 ter plaatse van de woning wateroverlast is opgetreden doordat het peil in de Plas van Reef met 40 tot 60 centimeter was gestegen, heeft de vertegenwoordiger van het hoogheemraadschap ter zitting toegelicht dat deze overlast werd veroorzaakt doordat de afwatering van de Plas van Reef naar deelplan 19 was afgesloten vanwege werkzaamheden in deelplan 19 en dat de afsluiting op last van het hoogheemraadschap ongedaan is gemaakt. Gelet hierop stelt de Afdeling vast dat de in het verleden ondervonden wateroverlast niet het gevolg is van het voorliggende plan maar van een uitvoeringsaspect daarvan dat in deze procedure niet aan de orde komen. Dat neemt niet weg dat het voorliggende plan ter hoogte van de woning een adequate waterhuishouding mogelijk dient te maken. Mede gelet op de ter zitting namens het hoogheemraadschap gegeven toelichting heeft de raad zich op het standpunt kunnen stellen dat het plan een adequate waterhuishouding ter hoogte van de woning mogelijk maakt.

2.11. De conclusie is dat hetgeen [appellant sub 5] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het beroep van [appellant sub 5] en anderen is ongegrond.

Proceskostenveroordeling

2.12. De raad dient ten aanzien van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en de gemeente Pijnacker-Nootdorp op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van [appellant sub 5] en anderen bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en de gemeente Pijnacker-Nootdorp gedeeltelijk gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Den Haag van 15 januari 2009, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen 2" en de dubbelbestemming "Waterstaat-waterkering" met betrekking tot de gronden langs het Gooland in de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

III. draagt de raad van de gemeente Den Haag op om op uiterlijk 1 oktober 2010 met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan voor het plandeel genoemd onder III te nemen en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze en binnen de daarvoor geldende termijn bekend te maken en mede te delen;

IV. verklaart de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en de gemeente Pijnacker-Nootdorp voor het overige en het beroep van [appellant sub 5] en anderen geheel ongegrond;

V. veroordeelt de raad van de gemeente Den Haag tot vergoeding van bij [appellant sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 6,45 voor uittreksels uit openbare registers, bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, bij [appellant sub 3] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van €1080,45 (zegge: duizendtachtig euro en vijfenveertig cent), waarvan een deel groot € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en bij de gemeente Pijnacker-Nootdorp in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VI. gelast dat de raad van de gemeente Den Haag aan [appellant sub 1] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro), aan [appellant sub 2] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro), aan [appellant sub 3] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) en aan de gemeente Pijnacker-Nootdorp het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Buuren w.g. Gerkema

voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2010


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature