Uitspraak
201007009/1/V1.
Datum uitspraak: 27 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[gemachtigde], in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger (hierna: de wettelijk vertegenwoordiger) van [de vreemdelingen],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, van 25 juni 2010 in zaak nr. 09/14599 in het geding tussen:
de wettelijk vertegenwoordiger
en
de minister van Justitie.
1. Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 11 augustus 2008 heeft de staatssecretaris van Justitie aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 27 maart 2009 heeft de staatssecretaris van Justitie, voor zover thans van belang, de daartegen door de wettelijk vertegenwoordiger gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 25 juni 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de wettelijk vertegenwoordiger ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de wettelijk vertegenwoordiger bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 21 juli 2010, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van de ze wet, met dat oordeel volstaan.
2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J.M. Schuyt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van staat.
w.g. Schuyt w.g. Klein Nulent
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 september 2010
218-610.