U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 2 oktober 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de stadsdeelraad van het stadsdeel Amsterdam-Noord (hierna: de stadsdeelraad) bij besluit van 14 februari 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Banne-Toren IJdoornlaan/Statenjachtstraat".

Uitspraak



200708190/1.

Datum uitspraak: 24 september 2008

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de stichting BovenIJ ziekenhuis, gevestigd te Amsterdam,

appellante,

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 2 oktober 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de stadsdeelraad van het stadsdeel Amsterdam-Noord (hierna: de stadsdeelraad) bij besluit van 14 februari 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Banne-Toren IJdoornlaan/Statenjachtstraat".

Tegen dit besluit heeft de stichting BovenIJ ziekenhuis (hierna: de stichting) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 november 2007, beroep ingesteld.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht. De stichting en de stadsdeelraad hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.

De stichting en de stadsdeelraad hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 augustus 2008, waar de stichting, vertegenwoordigd door mr. F. Spijker, advocaat te Amsterdam, en [directiesecretaris], alsmede het college, vertegenwoordigd door mr. A. Avdić, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.

Voorts zijn de stadsdeelraad, vertegenwoordigd door mr. E.A. Minderhoud, advocaat te Amsterdam, P.H.N. Pouwens, drs. A.A.J.M. Diepenbrock en A.A. Spronk, ambtenaren in dienst van de stadsdeelraad, alsmede Woningstichting Rochdale, vertegenwoordigd door drs. M.N.H. Ramakers, als partijen gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Eerst ter zitting heeft de stichting aangevoerd dat op te korte afstand van de in het plan voorziene toren een transformatorhuisje is gelegen. Dit is in dit stadium van de procedure, mede nu niet is gebleken dat dit niet eerder had gekund, in strijd met de goede procesorde. De Afdeling laat deze beroepsgrond daarom buiten beschouwing bij de beoordeling van het bestreden besluit.

2.2. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het college rekening te houden met de aan de stadsdeelraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de stadsdeelraad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

Procedurele gronden

2.3. De stichting voert aan dat het plan niet zou zijn vastgesteld, indien de gelegenheid zou zijn gegeven om haar standpunt tijdens een commissievergadering van de stadsdeelraad nader toe te lichten. Hierbij komt volgens de stichting dat bij de terinzagelegging van het ontwerpplan niet duidelijk was welk ontwerpplan ter inzage was gelegd.

In de kennisgeving van het ontwerpplan staat onder meer het volgende vermeld: "Het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Noord maakt bekend dat, met ingang van 4 oktober 2006 tot en met 14 november 2006, derhalve gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage ligt het ontwerpbestemmingsplan Banne Toren IJdoornlaan / Statenjachtstraat". Gelet hierop kan de Afdeling het betoog van de stichting dat onduidelijkheid bestond over de vraag welk ontwerpplan ter inzage was gelegd niet volgen.

Vast staat dat een ieder gedurende de hiervoor vermelde termijn in de gelegenheid is gesteld om schriftelijk dan wel mondeling zijn zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren te brengen en dat de stichting van deze gelegenheid gebruik heeft gemaakt. Dat volgens de stichting geen gelegenheid is gegeven om haar standpunt tijdens een commissievergadering van de stadsdeelraad nader toe te lichten - wat daarvan ook zij - leidt niet tot het oordeel dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten terzake van de kennisgeving van het ontwerpplan en het naar voren brengen van zienswijzen. Het college heeft de totstandkoming van het plan in zoverre terecht niet in strijd met het recht geoordeeld.

2.4. De stichting stelt dat de onderbouwing van het plan tekort schiet wat betreft de vraag of een milieu-effectrapport dient te worden opgesteld.

Er worden in totaal 1.169 nieuwe woningen gerealiseerd, indien, zoals de stichting heeft aangevoerd, de in het plan voorziene toren moet worden beschouwd als onderdeel van de stedelijke vernieuwing in de wijk De Banne. De in categorie 11.1, onderdeel C, van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 opgenomen drempelwaarde van 4.000 of meer woningen binnen de bebouwde kom wordt in dat geval niet overschreden, zodat het maken van een milieu-effectrapport niet verplicht is. Ook de procedure als bedoeld in de artikelen 7.8a tot en met 7.8e van de Wet milieubeheer is in dat geval niet van toepassing. De in categorie 11.1, onderdeel D, van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 opgenomen drempelwaarde van 2.000 of meer woningen binnen de bebouwde kom wordt evenmin overschreden.

Samenhang met ziekenhuisterrein

2.5. De stichting voert aan dat het terrein waar de in het plan voorziene toren zal worden gerealiseerd één geheel vormt met het ziekenhuisterrein. De begrenzing van het plan is volgens de stichting daarom niet juist.

Gelet op de systematiek van de Wet op de Ruimtelijke Ordening komt de stadsdeelraad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzing van het plan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de stadsdeelraad een begrenzing kan vaststellen die in strijd met een goede ruimtelijke ordening moet worden geoordeeld of anderszins in strijd is met het recht.

Het plangebied wordt aan de noordoostkant begrensd door de buitenzijde van de IJdoornlaan, aan de zuidoostkant door het hart van het viaduct onder de IJdoornlaan, aan de zuidkant door de zogenoemde erfpachtgrens van het ziekenhuisterrein en aan de noordwestkant door het hart van de Statenjachtstraat. Weliswaar bestaat enige ruimtelijke samenhang tussen het terrein waar de in het plan voorziene toren zal worden gerealiseerd en het ziekenhuisterrein, maar deze is naar het oordeel van de Afdeling niet zodanig dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

2.6. De stichting stelt zich op het standpunt dat de in het plan voorziene toren de uitbreidingsplannen van het ziekenhuis doorkruist.

Uit de stukken komt naar voren dat het voornemen bestaat om de spoedeisende hulp aan de noordzijde van het ziekenhuisterrein uit te breiden, de huisartsenpost te verplaatsen en de ambulancesluis te vernieuwen. Verder bestaat het voornemen om aan de noordzijde van het ziekenhuis een nieuwe zogenoemde centrale as aan te leggen.

Voor de uitbreidingsplannen van het ziekenhuis waren ten tijde van de vaststelling en goedkeuring van het plan nog geen aanvragen om bouwvergunningen ingediend. Deze uitbreidingsplannen waren naar het oordeel van de Afdeling dientengevolge niet zodanig concreet dat daarmee bij de besluitvorming over het plan rekening diende te worden gehouden. Overigens is ter zitting gebleken dat het ruimtebeslag van de toren niet aan de eventuele verwezenlijking van voormelde voornemens in de toekomst in de weg staat.

2.7. De stichting voert aan dat de bouwhoogte van de in het plan voorziene toren de ruimtelijke structuur rondom het ziekenhuisterrein aantast.

Uit de op de plankaart aangegeven aanduiding voor de maximale bouwhoogte in samenhang bezien met artikel 2.2, tweede lid, onder 2.2, van de planvoorschriften volgt dat de maximum bouwhoogte van de toren 39 meter bedraagt. De Afdeling ziet in hetgeen de stichting heeft aangevoerd geen aanknopingspunt voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid met deze maximum bouwhoogte heeft kunnen instemmen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de in het plan opgenomen maximum bouwhoogte voor de toren past in de stedenbouwkundige visie van het zogenoemde plan van aanpak De Banne, waarin is aangegeven dat langs de IJdoornlaan een aantal torens, waaronder de toren die in het plan is voorzien, zullen worden gerealiseerd. Verder wordt in aanmerking genomen dat blijkens het deskundigenbericht ten westen van het plangebied reeds hoogbouw aanwezig is.

2.8. De stichting voert aan dat onduidelijk is of de toren kan worden ontsloten zonder dat het verkeer van en naar het ziekenhuis wordt gehinderd.

De plankaart kent aan een strook grond parallel aan de Statenjachtstraat de bestemming "Verkeer en verblijfsruimte" toe. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, zijn de op de plankaart voor "Verkeer en verblijfsruimte" aangewezen gronden mede bestemd voor wegen. Anders dan de stichting veronderstelt, biedt het plan aldus de ruimte om ten behoeve van de toren een ontsluiting op de Statenjachtstraat te realiseren waarbij het verkeer van en naar het ziekenhuis niet wordt gehinderd.

Richtafstand brochure

2.9. De stichting voert aan dat niet kan worden voldaan aan de richtafstanden van de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure).

In de VNG-brochure worden ter voorkoming en beperking van hinder aan te houden richtafstanden aanbevolen tussen bedrijven en nabijgelegen gevoelige objecten. In de brochure wordt voor een ziekenhuis een richtafstand van 30 meter aanbevolen, uitgesplitst naar een afstand voor geur en gevaar van 10 meter en een afstand voor geluid van 30 meter. Wat betreft de wijze van meten staat in de VNG-brochure vermeld dat een richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningsvrij bouwen mogelijk is.

Niet is gebleken dat, zoals de stichting heeft aangevoerd, het op het ziekenhuisterrein van toepassing zijnde bestemmingsplan milieubelastende functies toestaat op de gronden ter hoogte van de noordelijke ontsluitingsweg van het ziekenhuis. De aanbevolen richtafstand van 30 meter dient te worden gemeten tussen de gebouwen van het ziekenhuis, waar voormeld bestemmingsplan wel milieubelastende functies toestaat, en het plandeel met de bestemming "Wonen 2" dat voorziet in woningen. De kortste afstand tussen beide bedraagt blijkens de stukken circa 45 meter, zodat wordt voldaan aan de aanbevolen richtafstand. Mede gelet hierop heeft het college zich op het standpunt kunnen stellen dat de functie van het ziekenhuis als zodanig niet onverenigbaar is met de overwegende woonfunctie van de toren.

Flora- en faunawet

2.10. De stichting voert dat geen ontheffing op grond van de Flora- en faunawet kan worden verkregen voor de verplaatsing van de Rietorchis in het geval deze in het plangebied wordt aangetroffen.

De vragen of voor de uitvoering van het plan een vrijstelling geldt, dan wel een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Flora- en faunawet. Dat doet er niet aan af dat het college geen goedkeuring aan het plan had kunnen verlenen, indien en voor zover het college op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Flora- en faunawet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

Blijkens het deskundigenbericht is het onwaarschijnlijk dat de Rietorchis voorkomt in het plangebied dat thans grotendeels is ingericht als talud van de IJdoornlaan. De Afdeling ziet in hetgeen de stichting heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het deskundigenbericht op dit punt. De stichting heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat geen ontheffing van de Flora- en faunawet, voor zover vereist, zou kunnen worden verleend. Gezien het voorgaande hebben het college en het stadsdeel zich op het standpunt kunnen stellen dat de Flora- en faunawet niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

Luchtkwaliteit

2.11. De stichting voert aan de gevolgen van het plan voor de luchtkwaliteit in het rapport van het Ingenieursbureau van de gemeente Amsterdam van 2 november 2007 onvoldoende inzichtelijk zijn gemaakt.

Het rapport van 2 november 2007 dateert van na het nemen van het bestreden besluit. Bij de vaststelling en goedkeuring van het plan hebben het college en de stadsdeelraad zich niet op dit rapport gebaseerd, maar op het rapport van het Ingenieursbureau van de gemeente Amsterdam van 8 november 2005, kenmerk 128266. Uit het laatstgenoemde rapport volgt dat de in het Besluit luchtkwaliteit 2005 opgenomen grenswaarden in acht worden genomen. Gelet hierop geeft hetgeen de stichting heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het college en de stadsdeelraad zich ten onrechte op het standpunt hebben gesteld dat het Besluit luchtkwaliteit 2005 niet aan het plan in de weg staat.

Parkeerdruk

2.12. De stichting vreest dat realisering van de in het plan voorziene toren een toename van de parkeerdruk met zich zal brengen.

Niet in geschil is dat op de eerste bouwlaag van de toren 41 parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd. De stadsdeelraad heeft in zijn zienswijze op het deskundigenbericht uiteengezet dat langs de ontsluitingsweg ten behoeve van de toren alsmede aan de westzijde van de kruising tussen de Statenjachtstraat en de IJdoornlaan een zodanig aantal additionele parkeerplaatsen kan worden gerealiseerd dat geen onaanvaardbare hinder vanwege het parkeren van bewoners en bezoekers van toren zal optreden. De Afdeling ziet in hetgeen de Stichting heeft aangevoerd geen aanknopingspunt om hieraan te twijfelen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat genoegzaam is gebleken dat geen woningbouw in het duurdere segment zal worden gerealiseerd en dat dientengevolge, anders dan de stichting heeft gesteld, de parkeernormen die behoren bij deze soort woningbouw in dit geval niet van toepassing zijn.

Geluidgrenswaarden

2.13. De stichting voert aan dat niet meer aan de in de milieuvergunning voor het ziekenhuis gestelde geluidgrenswaarden kan worden voldaan en dat de bedrijfsvoering van het ziekenhuis dientengevolge wordt beperkt.

2.13.1. Ingevolge de voor het ziekenhuis verleende vergunning krachtens de Wet milieubeheer, voor zover hier van belang, mag het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen, werktuigen en installaties op de gevels van woningen van derden en andere geluidsgevoelige objecten niet meer bedragen dan 50, 45 en 40 dB(A) gedurende respectievelijk de dag-, avond en nachtperiode. Het maximaal A-gewogen geluidsniveau (LAmax) mag niet hoger liggen dan 10 dB(A) boven de vastgelegde grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT).

2.13.2. De installaties in de gebouwen van het ziekenhuis die geluid produceren, zoals bijvoorbeeld dakventilatoren, liggen in de bestaande situatie blijkens het memo van N. Pouwels van 20 juli 2007 op circa 150 meter afstand van de dichtstbijgelegen woningen van derden. Het plan brengt hierin geen verandering, nu de toren is voorzien op circa 200 meter afstand van voormelde installaties. Dat de naleving van de in de milieuvergunning gestelde geluidgrenswaarden in zoverre desondanks in gedrang zou kunnen komen, heeft de stichting niet aannemelijk gemaakt.

Voor zover de stichting heeft aangevoerd dat het plan meebrengt dat geluidsgevoelige objecten direct naast de noordelijke ontsluitingsweg van het ziekenhuis zullen worden gerealiseerd, wordt het volgende overwogen. Niet in geschil is dat de noordelijke ontsluitingsweg van het ziekenhuis deel uitmaakt van het ziekenhuisterrein en dat de in de milieuvergunning gestelde geluidgrenswaarden hierop van toepassing zijn. In het memo van N. Pouwels van 20 juli 2007 wordt geconcludeerd dat een dusdanig gering aantal voertuigen van de noordelijke ontsluitingsweg van het ziekenhuis gebruik maakt dat niet aannemelijk is dat vanwege de geluidbelasting door deze voertuigen de in de milieuvergunning gestelde waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau of het maximaal A-gewogen geluidsniveau worden overschreden. In het deskundigenbericht wordt dezelfde conclusie getrokken. Hetgeen de stichting heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van voormeld memo en het deskundigenbericht op dit punt.

Gezien het voorgaande is de vrees van de stichting dat niet meer aan de in de milieuvergunning gestelde geluidgrenswaarden kan worden voldaan en de bedrijfsvoering van het ziekenhuis dientengevolge wordt beperkt, ongegrond.

Geluidsluwe gevel

2.14. De stichting betwijfelt of aan artikel 2.2, tweede lid, onder 2.3, van de planvoorschriften kan worden voldaan.

2.14.1. Ingevolge artikel 2.2, tweede lid, onder 2.3, van planvoorschriften zijn binnen het plandeel met de bestemming "Wonen 2" uitsluitend woningen toegestaan, indien de woningen minimaal aan één zijde een geluidsluwe gevel hebben. Onder een geluidsluwe gevel wordt blijkens artikel 1.1 van de planvoorschriften verstaan een bouwkundige constructie, niet zijnde een dak, die een ruimte in een woning of een gebouw scheidt van de buitenlucht met een maximale geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai afkomstig van de IJdoornlaan en/of de Statenjachtstraat van 50 dB(A).

2.14.2. De Afdeling is van oordeel dat onvoldoende is onderzocht of woningen in de toren kunnen worden gerealiseerd die, zoals artikel 2.2, tweede lid, onder 2.3, van planvoorschriften vereist, aan minimaal één zijde een geluidsluwe gevel hebben met een maximale geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de IJdoornlaan en/of de Statenjachtstraat van 50 dB(A). De in het plan voorziene toren ligt binnen de geluidszones van de IJdoornlaan en de Statenjachtstraat. Blijkens één van de plattegrondtekeningen bij het akoestisch rapport 'Verkeerslawaai Banne Centrum' van februari 2006 bedraagt de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op deze wegen op de noordwestelijke gevel van de toren maximaal 60 dB(A) en op de noordoostelijke gevel van de toren maximaal 64 dB(A). Volgens het deskundigenbericht zal ook de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de zuidwestelijke gevel en de zuidoostelijke gevel van de toren aanzienlijk zijn. Deze geluidbelasting is echter niet berekend. Evenmin is de geluidsreductie van te realiseren geluidluwe gevels berekend. De door de stadsdeelraad overgelegde memo's van HVDN Architecten van 23 maart en 23 mei 2008 zijn in dit verband onvoldoende. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de in de memo's gehanteerde vuistregels niet nader zijn gemotiveerd en dat zelfs indien, zoals in het memo van 23 mei 2008 wordt gesteld, met de aanleg van zogenoemde loggia's in de toren een geluidsreductie van circa 6 dB(A) kan worden bereikt, voor (een deel van) de woningen aan de noordelijke gevels van de toren niet aan artikel 2.2, tweede lid, onder 2.3, van planvoorschriften kan worden voldaan.

2.15. Gelet op overweging 2.14.2 is de conclusie dat hetgeen de stichting heeft aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden vernietigd.

2.16. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland van 2 oktober 2007, kenmerk 2007-56075;

III. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland tot vergoeding van bij de stichting BovenIJ ziekenhuis in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 805,00 (zegge: achthonderdvijf euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Noord-Holland aan de stichting BovenIJ ziekenhuis onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

IV. gelast dat de provincie Noord-Holland aan de stichting BovenIJ ziekenhuis het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. M. Oosting en mr. M.A.A. Mondt-Schouten, leden, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen, ambtenaar van Staat.

w.g. Drupsteen w.g. Jansen

voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2008

399.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature