U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Internationale handel in oud papier. EVOA. Illegale overbrenging van afvalstoffen. Code B2030. Groene lijst afvalstof of oranje lijst afvalstof? Artikel 2, aanhef en onder 35, van de EVOA. Betekenis ‘gemengd afval’ en ‘mengsel’.

Betekenis van beleidsregels in het kader van bestuursrechtelijke handhaving bij verontreinigd papierafval voor strafrechtelijke vervolging.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

parketnummer: 02/996031-11

vonnis van de meervoudige economische kamer d.d. 24 januari 2017

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]

wonende aan de [adres 1]

raadsman mr. R. Hörchner, advocaat te Breda

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 21 november 2016 en 22 november 2016, waarbij de officier van justitie, mr. Van Diem, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat

feit 1

[bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] in of omstreeks de periode van 29 november 2011 tot en met 5 december 2011 te Breda en/of te Rotterdam, althans in Nederland, in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, (een) handeling(en) heeft/hebben verricht als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 35, lid a en/of b, van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14

juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, immers was of waren hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), doende afvalstoffen, onder meer te weten

- op 29 november 2011 container nummer [nummer] , oud papier en karton met

een mate van menging/verontreiniging van 16,08, 51,89, 5,04 en 4,59 % (zaaksdossier 3.12), en/of

- op 5 december 2011 container nummer [nummer] oud papier en karton met een mate van menging/verontreiniging van 6,14 en 32,42 % (zaaksdossier 3.14), in elk geval een of meer container(s) met mengsels van afvalstoffen, te weten oud papier en karton, vermengd/verontreinigd met (huishoudelijk) (verpakkings)plastic, rollen plastic, plakpastic, folie, kraftzakken, blik, hout, kunststofslangen, mascarasamples en/of een metalen drum, zijnde (een) (voor nuttige toepassing bestemde) afvalstof(fen), die niet in een van de

bijlagen III, IIIA en/of IIIB bij deze Verordening zijn opgenomen, over te brengen van Nederland naar China, terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening, tot het plegen van welke bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte

opdracht dan wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte feitelijk leiding

heeft gegeven;

feit 2

[bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 november 2010 tot en met 31 december 2011 te Breda, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, meermalen althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een deel van) de (bedrijfs-) administratie van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] , zijnde (dat deel van) die (bedrijfs-)administratie, (telkens) een (samenstel van) geschrift(en) die/dat

bestemd waren/was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst, hebbende [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of (een of

meer van) haar medeverdachte(n) toen aldaar (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid in (dat deel van) die (bedrijfs-)administratie voornoemd (telkens) opgenomen en/of verwerkt, althans doen of laten opnemen en/of verwerken:

- factuurnummer [nummer] d.d. 3 januari 2011 (doc.555) van [bedrijf 1] en/of factuurnummer [nummer] d.d. 6 januari 2011 (doc.557) van [bedrijf 3] en/of de bijbehorende paklijst(en) (dossier [nummer] ),

- factuurnummer [nummer] d.d. 3 januari 2011 (doc.762) van [bedrijf 1] en/of factuurnummer [nummer] d.d. 7 januari 2011 (doc.804) van [bedrijf 3] en/of de bijbehorende paklijst(en) (dossier [nummer] ),

- factuurnummer [nummer] d.d. 28 september 2011 van [bedrijf 1] (doc.502) en/of factuurnummer [nummer] d.d. 1 november 2011 (doc.505) van [bedrijf 3] en/of de bijbehorende paklijsten (dossier [nummer] ,

- factuurnummer [nummer] d.d. 17 november 2011 (doc.946) van [bedrijf 1] en/of factuurnummer [nummer] d.d. 21 november 2011 (doc.958) van [bedrijf 3] en/of de bijbehorende paklijst(en) (dossier [nummer] ), en/of

- factuurnummer [nummer] (doc.985) d.d. 2 december 2011 van [bedrijf 1] en/of factuurnummer [nummer] d.d. 9 december 2011 (doc.987) van [bedrijf 3] en/of de bijbehorende paklijst(en) (dossier [nummer] ,

(telkens) terzake van het leveren van/ in rekening brengen van op die factu(u)r(en) en/of die paklijst(en) vermelde hoeveelhe(i)d(en)/gewichten goederen, zulks terwijl in werkelijkheid (telkens) (een) lager(e) gewicht(en) aan goederen werden geleverd althans in de te leveren containers werden geladen dan op die factu(u)r(en) en of die paklijst(en) waren/was vermeld, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,

en/of

[bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 november 2010 tot en met 31 december 2011 te Breda, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal,

- factuurnummer [nummer] d.d. 3 januari 2011 (doc.555) van [bedrijf 1] en/of factuurnummer [nummer] d.d. 6 januari 2011 (doc.557) van [bedrijf 3] en/of de bijbehorende paklijst(en) (dossier [nummer] ),

- factuurnummer [nummer] d.d. 3 januari 2011 (doc.762) van [bedrijf 1] en/of factuurnummer [nummer] d.d. 7 januari 2011 (doc.804) van [bedrijf 3] en/of de bijbehorende paklijst(en) (dossier [nummer] ),

- factuurnummer [nummer] d.d. 28 september 2011 van [bedrijf 1] (doc.502) en/of factuurnummer [nummer] d.d. 1 november 2011 (doc.505) van [bedrijf 3] en/of de bijbehorende paklijsten (dossier [nummer] ),

- de factuurnummer [nummer] d.d. 17 november 2011 (doc.946) van [bedrijf 1] en/of factuurnummer [nummer] d.d. 21 november 2011 (doc.958) van [bedrijf 3] en/of de bijbehorende paklijst(en) (dossier [nummer] ), en/of

- factuurnummer [nummer] (doc.985) d.d. 2 december 2011 van [bedrijf 1] en/of factuurnummer [nummer] d.d. 9 december 2011 (doc.987) van [bedrijf 3] en/of de bijbehorende paklijst(en) (dossier [nummer] ),

zijnde (telkens) valse facturen en/of paklijsten (waarin in strijd met de waarheid telkens onjuiste, te hoge gewichten werden vermeld) opzettelijk hebben (heeft) gebruikt als waren ze echt en onvervalst, bestaande dat gebruiken uit het verzenden/ter beschikking stellen/in rekening brengen van die facturen en/of paklijsten aan de geadresseerden op die facturen, terwijl zij wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat deze geschrift bestemd waren voor zodanig gebruik, tot het plegen van welke bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte opdracht dan wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;

feit 3

[bedrijf 1] en/of [bedrijf 4] in of omstreeks de periode van 6 juli 2011 tot en met 26 september 2011 te Breda en/of te Rotterdam, althans in Nederland, in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk (een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 lid 35 aanhef en onder c van de Verordening (EG) Nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, hebbende zij tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, onder beschikking GB0001001440 een partij (gemengd huishoudelijk) afval (ruim 2000 ton) van Groot-Brittannië naar Nederland overgebracht,

met een verkeerde voorstelling van zaken verkregen toestemming van de bevoegde

autoriteiten, immers werd voor het verkrijgen van de benodigde toestemming aan [naam 1]

werkzaam bij [naam 1] als projectadviseur, desgevraagd aangegeven dat de goederen (het gemengde huishoudelijke afval) bij [bedrijf 1] uitgesorteerd (zouden) worden op soort en kwaliteit en daarna vermarkt als grondstof (doc [nummer] ) terwijl dit afval, althans een (groot) deel daarvan niet bij [bedrijf 1] werd uitgesorteerd (maar overgebracht naar China), tot het plegen van welke bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte opdracht dan wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte feitelijk leiding

heeft gegeven;

en/of

[bedrijf 1] en/of [bedrijf 4] in of omstreeks de periode van 6 juli 2011 tot en met 26 september 2011 te Breda en/of te Rotterdam, althans in Nederland, in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk (een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 lid 35 aanhef en onder d van de Verordening (EG) Nr. 1013/2006 betreffende de

overbrenging van afvalstoffen, hebbende zij tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, onder beschikking GB0001001440 een partij (gemengd huishoudelijk) afval (ruim 2000 ton) van Groot-Brittannië naar Nederland overgebracht,

die feitelijk niet met de kennisgeving of de vervoersdocumenten overeenstemde, immers stond op de kennisgeving GB0001001440 (dossier doc 042.01) respectievelijk vermeld:

- in vak 10 als recovery facility [bedrijf 1] , en/of

- in vak 11 vermeld als disposal/recovery operation R-code: R3, Technology employed: Automatic sortingsystem Bollegraaf 180/110 en als Reason for export: [bedrijf 5] ,

zulks terwijl

- het betreffende afval niet althans voor een deel niet bij [bedrijf 1] werd gerecycled en/of

- het betreffende afval niet althans onvoldoende kon worden gesorteerd door het automatic sorting system Bollegraaf 180/110 en/of

- het afval ongesorteerd (althans voor een deel) werd overgebracht naar China, tot het plegen van welke bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte opdracht dan wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;

feit 4

[bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot en met 1 januari 2012 in de gemeente Breda, althans in Nederland, in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, (een) handeling(en) heeft/hebben verricht als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 35, lid a en/of b, van de Verordening (EG) nr.

1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, immers hebben zij verdachte(n), en/of haar mededader(s), afvalstoffen van Nederland naar China overgebracht, onder meer te weten 30 containers

( [nummers] )

(betreft containers rechtshulpverzoek 2), in elk geval een of meer container(s) met mengsels van afvalstoffen, te weten papier, karton, plastic, metalen, textiel, voedsel- en drankverpakkingen, zijnde (een) (voor nuttige toepassing bestemde) afvalstof(fen), die niet in een van de bijlagen III, IIIA en/of IIIB bij deze Verordening zijn opgenomen, terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening,

en/of

een handeling hebben/heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub f van Verordening (EG) nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, immers heeft/hebben zij en/of één van haar mededader(s) 30 containers ( [nummers] )

(betreft containers rechtshulpverzoek 2),

althans een of meer container(s) waarvan de inhoud bestond uit papier, karton, plastic, metalen, textiel, voedsel- en drankverpakkingen in ieder geval huishoudelijk afval als bedoeld in code Y 46 van bijlage V, deel 3 van deze Verordening, bestemd voor nuttige toepassing, overgebracht van Nederland naar China,

terwijl die overbrenging in strijd was met artikel 36 lid 1 onder b van de ze Verordening,

tot het plegen van welke bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte

opdracht dan wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte feitelijk leiding

heeft gegeven;

feit 5

[bedrijf 1] in of omstreeks de periode van 1 november 2011 tot en met 9 november 2011 in de gemeente Breda, althans in Nederland, in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, (een) handeling(en) heeft/hebben verricht als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 35, lid a en/of b, van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van

afvalstoffen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), afvalstoffen, te

weten een levering met ref. [nummer] , vanuit [bedrijf 5] (oorspronkelijk bestemd voor [naam 2] te [plaats] ), bestaande uit een mengsel van afvalstoffen, te weten oud papier en karton, vermengd/verontreinigd met plastic, blik en/of glas, zijnde (een) (voor nuttige toepassing bestemde) afvalstof(fen), die niet in een van de bijlagen III, IIIA en/of IIIB bij deze Verordening zijn opgenomen,

overgebracht van het Verenigd Koninkrijk naar Nederland, terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening tot het plegen van welke bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte opdracht dan wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;

subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling

mocht of zou kunnen leiden:

[bedrijf 1] in of omstreeks de periode van 1 november 2011 tot en met 9 november 2011 in de gemeente Breda, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, een partij afvalstoffen met ref. [nummer] , heeft verworven of voorhanden heeft gehad,

terwijl zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof, tot het plegen van welke bovenomschreven strafbaar feit verdachte opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke verboden gedraging verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;

meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:

[bedrijf 1] in of omstreeks de periode van 1 november 2011 tot en met 9 november 2011 in de gemeente Breda, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,

een partij afvalstoffen met ref. [nummer] , heeft verworven of voorhanden heeft gehad, terwijl zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze

goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof, tot het plegen van welke bovenomschreven strafbaar feit verdachte opdracht dan

wel aan welke verboden gedraging verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;

feit 6

[bedrijf 1] in of omstreeks de periode van 7 juli 2010 tot en met 15 december 2010 in de gemeente Breda, althans in Nederland, in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, meermalen, althans een maal, opzettelijk, (een) handeling(en) heeft/hebben verricht als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 35, lid a en/of b, van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of zijn mededader(s), meermalen, althans eenmaal, opzettelijk afvalstoffen afkomstig van [bedrijf 6]

(zaaksdossier 3.21), te weten

- in de periode van 7 juli 2010 tot en met 8 juli 2010 zending [nummer] ,

en/of

- in de periode van 13 december 2010 tot en met 15 december 2010 zending [nummer] , in elk geval een of meer partijen met mengsels van afvalstoffen (te weten papier, karton en plastic),

zijnde (een) (voor nuttige toepassing bestemde) afvalstof(fen), die niet in een van de bijlagen III, IIIA en/of IIIB bij deze Verordening zijn opgenomen, overgebracht van het Verenigd Koninkrijk naar Nederland, terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening, tot het plegen van welke bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte opdracht dan wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;

subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 6 niet tot een veroordeling

mocht of zou kunnen leiden:

[bedrijf 1] in of omstreeks de periode van 7 juli 2010 tot en met 15 december 2010 in de gemeente Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, goederen, te weten een of meer partij(en) met mengsels van afvalstoffen (bestaande uit papier, karton en plastic),

- in de periode van 13 december 2010 tot en met 15 december 2010 zending [nummer] , en/of

- in de periode van 7 juli 2010 tot en met 8 juli 2010 zending [nummer] heeft verworven of voorhanden heeft gehad, terwijl zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof, tot het plegen van welke bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte opdracht dan wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;

meer subsidiair, althans indien het bovenstaande niet tot een veroordeling

mocht of zou kunnen leiden :

[bedrijf 1] in of omstreeks de periode van 7 juli 2010 tot en met 15 december 2010 in de gemeente Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, goederen, te weten een of meer partij(en) met mengsels van afvalstoffen (bestaande uit papier, karton en plastic);

- in de periode van 13 december 2010 tot en met 15 december 2010 zending [nummer] , en/of

- in de periode van 7 juli 2010 tot en met 8 juli 2010 zending [nummer] heeft verworven of voorhanden heeft gehad,

terwijl zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof, tot het plegen van welke bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte feitelijk leiding heeft gegeven.

3 Algemene overwegingen over de EVOA, mede in verband met de voorvragen

In kern komt het strafrechtelijke verwijt aan verdachte erop neer (feiten 1, 3, 4, 5 en 6) dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de illegale overbrenging van afvalstoffen.

De regelgeving

Op grond van artikel 10.60, lid 2, van de Wet Milieubeheer (Wm) is het verboden handelingen te verrichten als bedoeld in artikel 2, onder 35, van de Europese Verordening betreffende de overbrenging van afvalstoffen 1013 /2006 van 14 juni 2006 (EVOA). Overtreding van artikel 10.60, lid 2, van de Wm is strafbaar gesteld in artikel 1a, sub 1 °, van de Wet op de economische delicten (WED). Indien opzettelijk gepleegd is dit economische delict op grond van artikel 2 van de WED een misdrijf.

Volgens artikel 2, onder 35, van de EVOA - voor zover hier relevant - is illegale overbrenging de overbrenging van afvalstoffen:

a. a) zonder kennisgeving aan alle betrokken bevoegde autoriteiten, overeenkomstig deze

verordening, of

b) zonder toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten, overeenkomstig deze

verordening, of

c) met een door vervalsing, verkeerde voorstelling van zaken of fraude verkregen

toestemming van de betrokken autoriteiten, of

d) dat feitelijk niet met de kennisgeving of de vervoersdocumenten overeenstemt, of

e) …

f) dat in strijd is met de artikelen 34, 36, 39, 40 en 43, of

g) …

Op grond van artikel 3, lid 1, van de EVOA is voorafgaande kennisgeving en toestemming nodig voor de overbrenging van:

• alle afvalstoffen indien bestemd voor verwijdering;

• de afvalstoffen bestemd voor nuttige toepassing en genoemd in Bijlage IV (de oranje lijst) en Bijlage IVA;

• de afvalstoffen bestemd voor nuttige toepassing en genoemd in Bijlage V, Deel 2, die niet met een asterisk zijn gemarkeerd.

Op grond van artikel 3, lid 2, van de EVOA is slechts een algemene informatieplicht van toepassing (waarbij een zogenoemd Bijlage VII-document aanwezig dient te zijn bij het transport) bij de overbrenging van de afvalstoffen bestemd voor nuttige toepassing en genoemd in Bijlage III (de groene lijst), Bijlage III A en Bijlage III B.

In bijlage III van de EVOA (de groene lijst) wordt verwezen naar Bijlage IX van het Verdrag van Bazel, waarin onder meer code B3020 is opgenomen:

B3020 papier, karton en papierproducten

de volgende materialen mits deze niet vermengd zijn met gevaarlijke afvalstoffen:

oud papier of karton:

- ongebleekt papier of karton of gegolfd papier of golfkarton;

- overig papier en karton, hoofdzakelijk gemaakt van gebleekt chemisch pulp, dat niet in bulk is gekleurd;

- papier of karton, hoofdzakelijk gemaakt gebleekt mechanisch pulp (b.v. kranten, tijdschriften en soortgelijk drukwerk);

- overige met inbegrip van: 1) gelamineerd karton;

2) ongesorteerd afval.

De rechtbank stelt vast dat oud papier en karton met code B3020 - mits bestemd voor nuttige toepassing - afvalstoffen zijn van de groene lijst waarvoor bij de overbrenging de informatieprocedure, uitgewerkt in artikel 18 van de EVOA, moet worden gevolgd.

De verdediging heeft aangevoerd dat de in de EVOA opgenomen regelgeving onduidelijk, verwarrend en vaag is. In de praktijk is vrijwel nooit sprake van een afvalstof die voor 100 procent uit oud papier en karton bestaat. Elke baal oud papier is in meer of mindere mate verontreinigd met andere afvalstoffen. Een rechtsgeldige, concrete en duidelijke verontreinigingsnorm ontbreekt in de EVOA. Als de norm al op enige manier gevonden zou kunnen worden en deze norm zou inhouden dat iedere vorm van verontreiniging verboden is, dan had verdachte zijn gedrag daar niet op kunnen afstemmen, omdat handel in oud papier zonder enige mate van verontreiniging niet realiseerbaar is en in de oud papier branche overigens ook ongebruikelijk is.

De rechtbank is van oordeel dat oud papier en karton onder code B3020 valt, ook als in dat oud papier en karton (een beperkte hoeveelheid) andere stoffen voorkomen die inherent zijn aan het inzamelen van oud papier en karton. Bij dit soort inherente stoffen denkt de rechtbank bijvoorbeeld aan nietjes die nog in het papier zitten, een paperclip of het plastic van een venster in een vensterenvelop. Deze inherente stoffen vormen geen extra risico’s bij de overbrenging en nuttige toepassing van oud papier en karton.

Anders dan de raadsman is de rechtbank echter van oordeel dat met ‘ongesorteerd afval’ (4e gedachtestreepje, onder 2, van code B3020 ) niet alle soorten van afvalstoffen wordt bedoeld, maar uitsluitend ‘ongesorteerd papier- en kartonafval’. De door de raadsman voorgestane uitleg zou er immers toe leiden dat de limitatieve opsomming van de groene-lijst-afvalstoffen (in categorie B3020 ) zonder betekenis zou zijn. Bovendien kan de verontreiniging van het oud papier en karton met andere afvalstoffen de nuttige toepassing (lees: het recyclen en maken van nieuwe papierproducten) in de weg staan. In de aanhef van Bijlage III (de groene lijst) is niet voor niets opgenomen dat groene-lijst-afvalstoffen niet dermate met andere stoffen verontreinigd mogen zijn (b) dat nuttige toepassing van de afvalstoffen op milieuhygiënisch verantwoorde wijze niet mogelijk wordt.

Steun voor dit standpunt ziet de rechtbank in de uitspraken van het Gerechtshof ’s-Gravenhage van 10 juli 2012 (ECLI:NL:GHSGR:2012:BX3658) en van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 mei 2015 (ECLINL:RVS:2015:1603). De rechtbank verwijst in dit verband ook naar de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap van 21 juni 2007 (ECLI:EU:C:2007:363) waarin is bepaald dat het soepelere stelsel van de EVOA dat van toepassing is op afvalstoffen die voorkomen op de groene lijst in beginsel niet kan worden uitgebreid tot afvalstoffen die niet op die lijst voorkomen. In het bijzonder kan de omstandigheid dat een afvalstof is samengesteld uit twee bestanddelen die afzonderlijk genomen afvalstoffen van de groene lijst kunnen vormen, niet automatisch tot gevolg hebben dat een dergelijke samengestelde afvalstof ook tot deze lijst behoort, aldus het Hof.

De rechtbank stelt dus vast dat de EVOA geen enkele verontreiniging van papier, karton en papierproducten toestaat binnen de code B3020 , met uitzondering van de hiervoor genoemde inherente stoffen. De EVOA kent geen percentages voor de toelaatbaarheid van vreemde componenten (verontreiniging) in de definitie voor de groene-lijst-afvalstof papier, karton en papierproducten met code B3020 , of elders in de EVOA. De rechtbank is daarom van oordeel dat elke verontreiniging van een baal oud papier met andere afvalstoffen maakt dat deze baal niet langer onder code B3020 valt. Een baal oud papier met verontreiniging is geen groene-lijst-afvalstof en dus kan bij de overbrenging van een dergelijke baal niet worden volstaan met invullen van het Bijlage VII-document.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de EVOA-regelgeving niet dermate onduidelijk, verwarrend of vaag is, dat verdachte zijn gedrag daar niet op heeft af kunnen stemmen.

Verdachte heeft aangevoerd dat in de praktijk een afvalstroom van 100% oud papier, karton en papierproducten (met uitzondering van de inherente afvalstoffen, zoals hiervoor omschreven) niet reëel en/of haalbaar is.

De rechtbank houdt het er voor dat hij daarmee bedoelt dat de handel in oud papier minder winst zal opleveren als de kostbaardere en tijdrovender kennisgevingsprocedure gevolgd moet worden, de balen minder waard zijn door de kwalificatie als oranje-lijst-afvalstof, of als de balen eerst gesorteerd zouden moeten worden in verschillende afvalstromen die apart wel als groene-lijst-afvalstof gekwalificeerd kunnen worden. Deze commerciële belangen maken echter niet dat de EVOA-regelgeving onduidelijk of verwarrend is.

Ook het gegeven dat de VROM-inspectie (thans: Inspectie Leefomgeving en Transport) bij brief van 31 oktober 2011 heeft aangegeven dat in het kader van de bestuursrechtelijke handhaving voortaan het beleid gevoerd zal worden dat groene-lijst-papierafval maximaal twee gewichtsprocent aan andere componenten dan papier mag bevatten, doet aan de duidelijkheid van de EVOA-regelgeving en daarmee het strafrechtelijk kader niet af. Het is immers beleid dat in het kader van de bestuursrechtelijke handhaving van de regelgeving is opgesteld.

De tenlastelegging

De verdediging heeft voorts aangevoerd dat vrijwel alle soorten afval in de EVOA een eigen code hebben en dat in dat verband het in de tenlastelegging gebruikte begrip ‘mengsel’ of ‘menging’ een specifieke betekenis toekomt. Zo kan restafval onder de code ‘gemengd stedelijk afval (20 30 01)’ worden overgebracht. De verdediging stelt zich op het standpunt dat, hoe divers die samenstelling van stedelijk afval ook is, het nog steeds geen mengsel is, maar een afvalstroom die als gemengd stedelijk afval (onder code 20 30 01) kan worden overgebracht.

Volgens artikel 3, lid 3, van de EVOA is een mengsel van afvalstoffen: afvalstoffen die ontstaan door opzettelijke of onopzettelijke vermenging van twee of meer verschillende afvalstoffen, voor welk mengsel geen afzonderlijke code bestaat in de bijlagen III, III B, IV en IV A. Eén enkele overbrenging van afvalstoffen dat twee of meer soorten afvalstoffen omvat die onderling gescheiden zijn, wordt niet beschouwd als een mengsel van afvalstoffen.

Artikel 3, lid 1, aanhef, onder b), iii) en iv) van de EVOA bepaalt dat (mengsels) van afvalstoffen die niet onder één code van bijlage III, III B, IV of IV A vallen, tenzij zij staan vermeld in bijlage III A, onder de kennisgevingsprocedure vallen. Een mengsel dat derhalve wel uitdrukkelijk staat vermeld op bijlage III A valt derhalve onder de informatieprocedure.

Vorenstaande betekent naar het oordeel van de rechtbank dat een partij afval die voor nuttige toepassing is bestemd en die bestaat uit een samenstel van twee of meer groene-lijst-afvalstoffen, maar waarvoor geen code is opgenomen onder bijlage III A, eerst dient te worden gesorteerd om vervolgens de afvalstoffen elk afzonderlijk als groene-lijst-afvalstof te kunnen overbrengen naar een ander land door middel van de informatieprocedure. Als de samengestelde partijen niet of niet voldoende worden gesorteerd, dient altijd de kennisgevingsprocedure te worden gevolgd.

Voorbeeldsgewijs wijst de rechtbank op kraftzakken, die gemaakt zijn van een combinatie van papiervezels en polyethyleen. Het polyethyleen is een essentieel onderdeel van een kraftzak en derhalve een aparte stof, die niet als inherente afvalstof van oud papier kan worden beschouwd. Kraftzakken bestaan dan ook uit een samenstel van twee afvalstoffen en zijn derhalve een mengsel als bedoeld in artikel 3, lid 3, van de EVOA. Omdat dit mengsel (nog niet) met een code op bijlage III A van de EVOA is opgenomen, moet voor de overbrenging van kraftzakken de kennisgevingsprocedure worden gebruikt.

Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat een mengsel van oud papier, kraftzakken en andere afvalstoffen ook kan worden gekwalificeerd als ‘gemengd stedelijk afval’, zijnde huishoudelijk afval en soortgelijk bedrijfsafval, industrieel afval en afval van instellingen inclusief gescheiden ingezamelde fracties. Gemengd stedelijk afval met code 20 03 01 is opgenomen in Bijlage V van de EVOA, Deel 2, zonder asterisk. Voor de overbrenging van ‘gemengd stedelijk afval’ dient derhalve de kennisgevingsprocedure te worden gevolgd.

De raadsman heeft hieraan de gevolgtrekking verbonden dat voor verdachte onduidelijk is welk verwijt hem in de tenlastelegging wordt gemaakt: het zonder toestemming (laten) vervoeren van mengsels of van ‘gemengd stedelijk afval’. Wat daarvan ook zij, de rechtbank stelt vast dat voor verdachte duidelijk moet zijn dat hem in deze tenlastegelegde feiten wordt verweten dat hij de informatieprocedure heeft gevolgd waar de kennisgevingsprocedure gevolgd had moeten worden.

3.1

De voorvragen

De geldigheid van de dagvaarding

De verdediging heeft zich, gelet op het voorgaande op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 4, 5 en 6 in strijd zijn met het lex certa-beginsel waardoor de dagvaarding ten aanzien van die feiten nietig dient te worden verklaard.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte wist dat hij fout handelde. Verdachte is bewust met de afvalstromen, waarvan hij wist dat deze verontreinigd waren, omgegaan. Van strijdigheid met het lex certa-beginsel is daarom geen sprake.

De rechtbank verwijst naar de hiervoor opgenomen algemene overwegingen en oordeelt – met inachtneming daarvan - als volgt.

Het lex certa-beginsel is een uitvloeisel van het legaliteitsbeginsel en houdt – kortweg – in dat het voor natuurlijke en rechtspersonen duidelijk dient te zijn wat er van hen wordt verwacht en welk handelen strafbaar is. De normen en de kaders die in de EVOA zijn neergelegd voor de overbrenging van (specifieke) afvalstoffen zijn naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate concreet en duidelijk geformuleerd en vormen voor voornoemde feiten het toetsingskader voor de rechtbank. De dagvaarding is derhalve geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De ontvankelijkheid van de officier van justitie

De raadsman heeft aangevoerd dat wegens een overschrijding van de redelijke termijn het openbaar ministerie niet kan worden ontvangen in haar vordering. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het vijf jaar geleden is dat de politie bij het bedrijf van verdachte is ingevallen en dat de onderzoeken reeds in 2012 waren afgerond. Het betreft hier volgens de raadsman geen complexe zaak en het is louter aan het openbaar ministerie te wijten dat de zaak nu pas op zitting komt.

De officier van justitie heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat er weliswaar sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, maar dat de oorzaken van deze overschrijding zijn gelegen in de aard en de ingewikkeldheid van het onderzoek, alsook de appointeringsagenda van de rechtbank, waardoor deze overschrijding hoogstens kan worden betrokken bij de bepaling van de strafmaat.

De rechtbank oordeelt als volgt.

Het is vaste jurisprudentie dat voor berechting in eerste aanleg de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen. De redelijke termijn begint in ieder geval te lopen bij de inverzekeringstelling, in deze zaak derhalve op 6 december 2011. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn is overschreden.

In een arrest van 17 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD2578) heeft de Hoge Raad de algemene uitgangspunten en regels herhaald over de inbreuk op het in artikel 6, eerste lid, van het EVRM gewaarborgde recht van een verdachte op behandeling van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn en het rechtsgevolg dat aan een vastgestelde inbreuk op dat recht dient te worden verbonden. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Overschrijding van de redelijke termijn leidt volgens de Hoge Raad niet tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging, ook niet in uitzonderlijke gevallen.

De verdediging heeft bovendien een beroep op verjaring gedaan. De rechtbank zal dit beroep hierna onder het kopje verjaring verwerpen.

De rechtbank acht het openbaar ministerie dan ook ontvankelijk in de vervolging van verdachte.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zich daarbij – kortweg – op de volgende stukken:

Ten aanzien van feit 1:

een proces-verbaal van bevindingen waarin waarnemingen van verbalisanten met betrekking tot het laden en lossen van containers op het terrein van [bedrijf 1] en opgevraagde informatie van de website www.track-trace.com zijn gerelateerd ( [nummer] );

diverse foto’s (DOC.206, DOC.124 en DOC.218);

verkooporders [nummer] en [nummer] (DOC.127) ;

de processen-verbaal van bevindingen waarin de controle van containers [nummer] ( [nummer] ) en [nummer] ( [nummer] ) zijn gerelateerd;

een rapport van OMRIN (DOC.235, DOC.123 en [nummer] ).

Ten aanzien van feit 2:

een proces-verbaal van doorzoeking (DZK.001 tot en met DZK.010);

een proces-verbaal met betrekking tot het financieel onderzoek (FIN.014);

diverse facturen en paklijsten (DOC.555, DOC.557, DOC.762, DOC.804, DOC.502, DOC.505, DOC.946, DOC.958, DOC.985 en DOC.987);

de getuigenverklaring van [getuige 1] ;

de getuigenverklaring van [getuige 2] ;

de processen-verbaal van bevindingen waarin verschillen tussen weegbrieven en paklijsten zijn gerelateerd (AMB.199, AMB.204, AMB.210, AMB.211 en AMB.214);

een proces-verbaal van bevindingen over diverse weegbrieven en paklijsten;

een proces-verbaal van bevindingen waarin informatie over een order van [bedrijf 7] is opgenomen (AMB.238);

de getuigenverklaring van [getuige 3] ;

de verklaring van verdachte die hij heeft afgelegd bij de politie.

Ten aanzien van feit 3 en feit 4:

de beschikking met nummer [nummer] met daarbij behorende voorwaarden (onderzoeksdossier DOC.042);

een proces-verbaal van technisch onderzoek (DZK.008);

een proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden van 22 september 2011 en 25 november 2011 zijn gerelateerd [nummers] );

een proces-verbaal van bevindingen betreffende het onderzoek naar de inhoud van containers met bestemming China;

een e-mailbericht van [getuige 4] gericht aan [bedrijf 8] (DOC.808);

een proces-verbaal van bevindingen betreffende aangetroffen foto’s en e-mailberichten ( [nummer] ;

een laadorder ( [nummer] ) voor [bedrijf 8] bont (DOC.136);

diverse stukken uit de administratie van [bedrijf 1] betreffende het laden van [bedrijf 8] bont (DOC.1623 tot en met 1628);

foto’s betreffende het in China onderzochte afval ( [nummer] );

een e-mailbericht van medeverdachte [medeverdachte 1] aan verdachte (DOC.501);

een rechtshulpverzoek gericht aan de Chinese overheid (RHV.002);

een rapport van de Chinese overheid (DOC.1384);

proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de aangetroffen administratie over de export naar China [nummer] ;

diverse stukken met betrekking tot order [nummer] (DOC.1319, DOC.1311, DOC.1092, DOC.1460, DOC.1610 en DOC.1462 en DOC.1611 tot en met 1619);

de stukken met betrekking tot order [nummer] (DOC.1318, DOC.1310, DOC.141, DOC.1566, DOC.1455, DOC.1457 en DOC.1567 tot en met 1586);

een DVD met foto’s afkomstig van de Chinese autoriteiten;

een video van het [bedrijf 9] ;

een mailwisseling met aangehechte foto’s tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (AMB.151 en DOC.252)

een getuigenverklaring van [getuige 5] ;

een getuigenverklaring van [getuige 6] ;

een getuigenverklaring van [getuige 4] ;

een getuigenverklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] .

Ten aanzien van feit 5 primair:

een klachtenbestand van 2011, aangetroffen in de administratie van [bedrijf 1] betreffende leveringen van [bedrijf 5] . (DOC.1254);

een proces-verbaal van bevindingen waarin een onderzoek naar documenten van [bedrijf 10] is gerelateerd ( [nummer] );

een e-mailwisseling tussen [bedrijf 10] , [bedrijf 5] en [bedrijf 1] (DOC.1268 en DOC.417);

fotobestanden (DOC.1269);

een getuigenverklaring van [getuige 7] en de door hem bij dit verhoor ter beschikking gestelde stukken ( [nummer] );

een getuigenverklaring [nummer] ;

een getuigenverklaring van [getuige 8] ;

gegevens van de vracht van [bedrijf 10] (DOC.414);

de aangetroffen bijlagen VII-documenten in de administratie van [bedrijf 1] (DOC.427 en DOC.424).

Ten aanzien van feit 6 primair:

een klachtenbestand aangetroffen in de administratie van [bedrijf 1] met betrekking tot leveringen van [bedrijf 11] . (DOC.816);

een proces-verbaal van bevindingen over leveringen door [bedrijf 11] ( [nummer] );

stukken behorende bij levering [nummer] (DOC.817, DOC.819 en DOC.874);

een emailbericht van 16 december 2010 (DOC.821);

diverse foto’s (DOC.873 en DOC.878);

een getuigenverklaring van [getuige 9] .

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat alle feiten kunnen worden toegerekend aan [bedrijf 1] , de feiten 1, 2 en 4 tevens aan [bedrijf 2] en feit 3 tevens aan [bedrijf 4] . Verdachte bestuurde samen met zijn broer en medeverdachte [voornaam 1] de besloten vennootschap [bedrijf 12] waar de besloten vennootschappen [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 4] onder vielen. Uit de stukken komt verdachte naar voren als eindverantwoordelijke voor alles wat er gebeurde binnen de [bedrijf 12] en de daaraan verbonden rechtspersonen. Verdachte gaf dagelijks leiding aan zijn medewerkers, nam de beslissingen en voerde regelmatig overleg met medeverdachte [medeverdachte 1] , die de handel met China coördineerde. De officier van justitie is van mening dat verdachte als feitelijk leidinggevende dient te worden aangemerkt bij alle feiten.

4.2

Het standpunt van de verdediging

Vooraf

De verdediging stelt dat daar waar in de tenlasteleggingen gesproken wordt over ‘mengsels van afvalstoffen’ dit niet bewezen kan worden verklaard, omdat nergens in het traject van de overbrenging van afvalstoffen enige menging heeft plaatsgevonden. [bedrijf 1] heeft gescheiden ingezamelde afvalstoffen en/of stoffen afkomstig van sorteerinstallaties overgebracht en geen afvalstoffen van verschillende codes gemixt waardoor mengsels zouden zijn ontstaan. Voor dit onderdeel dient verdachte in de tenlastelegging onder de feiten 4, 5 en 6 te worden vrijgesproken. Door deze partiële vrijspraak blijft er geen inhoudelijk consistente en begrijpelijke tenlastelegging over waardoor een integrale vrijspraak van de feiten 4, 5 en 6, dan wel ontslag van alle rechtsvervolging, dient te volgen.

Wanneer wel een grens van verontreiniging zou kunnen worden bepaald, dan heeft de opzet bij de rechtspersonen, en dus ook bij verdachte die als feitelijk leidinggevende wordt vervolgd, ontbroken. Hiervoor is onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden wat tot vrijspraak dient te leiden. Mocht de opzet wel hebben bestaan dat brengt dit nog niet mee dat verdachte daarmee automatisch strafbaar zou hebben gehandeld. Voor specifieke betrokkenheid bij wat de raadsman als ‘kennisgevingsfeiten’ van verdachte aanduidt, is geen bewijs. Er wordt in het dossier alleen maar gesproken over algemene taken van verdachte binnen het bedrijf [bedrijf 1] .

feit 1

De verdediging verzoekt verdachte vrij te spreken van feit 1. Het materiaal in de in de

tenlastelegging opgenomen containers was afkomstig van een sortering en bestond deels uit bedrijfsmatig en deels uit huishoudelijk papier. Er was geen sprake van een huisvuilgeur en/of organisch afval en het materiaal was uit diverse landen afkomstig. Drie van de vier balen zijn in orde bevonden en de (minimale) vervuiling die is geconstateerd, ziet hoogst waarschijnlijk op de aanwezigheid van kraftzakken. Er is echter geen rechtsregel die de aanwezigheid van een bepaald percentage kraftzakken in een partij oud papier verbiedt. Het maakt de partij juist meer waard.

Bovendien is het daadwerkelijke verontreinigingspercentage van de twee containers in zijn geheel niet vastgesteld. Er is ingezoomd op een gestelde verontreiniging van één baal, terwijl het gaat om een lading van ruim 300 balen. De genomen monsters zijn niet representatief te noemen, zodat niet tot een bewezenverklaring van de onder feit 1 genoemde containers kan worden gekomen.

feit 2

De verdediging betwist dat verdachte afnemers op het verkeerde been heeft willen zetten. In de oud papierhandel wordt gewerkt met marges, bijvoorbeeld met vochtmarges. Wanneer er eens een procent minder gewicht in een container zit dan op het weegbriefje staat vermeld, dan leidt dat niet tot valsheid in geschrifte. Afwijkingen van één tot twee procent zijn gebruikelijk in het internationale handelsverkeer. Het dossier bevat geen bewijs dat er in al die jaren ook maar één kilo te weinig in China is geleverd. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van dit feit. Het tweede deel van de tenlastelegging mist de opmerking waarin de betreffende valsheid en/of gebruik zou zijn gelegen, zodat dit deel van de tenlastelegging niet tot een bewezenverklaring kan leiden en vrijspraak dient te volgen.

feit 3

De verdediging stelt voorop dat het hier niet om huishoudelijk afval in de zin van artikel 20 van de EVOA ging, maar om afval afkomstig van mechanische afvalverwerking, vallend onder hoofdstuk 19 van de EVOA. Er was derhalve sprake van een afvalstof van de zogenoemde groene lijst. [bedrijf 8] heeft de stoffen overgebracht naar [bedrijf 1] en de kennisgeving is derhalve gedaan door [bedrijf 8] en niet door [bedrijf 1] . Dit deel van de tenlastelegging kan derhalve niet worden bewezen. De verdediging merkt voorts op dat de EVOA zich niet richt ‘tot een ieder’, maar ‘tot een ieder die afvalstoffen overbrengt’. Het gaat derhalve volgens de verdediging in de EVOA niet om toestemming maar om kennisgeving. [bedrijf 1] en/of [bedrijf 4] heeft/hebben nooit toestemming gevraagd of verkregen en zij hebben evenmin een onjuiste voorstelling van zaken gegeven. Alle partijen van [bedrijf 8] zijn uitgeladen, geïnspecteerd en de balen die visueel niet in orde werden bevonden, zijn ook gesorteerd. De verdediging verzoekt de rechtbank om verdachte op grond van vorenstaande vrij te spreken.

feit 4

De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit. De stukken van de Chinese autoriteiten zijn vaag en onvolledig en het onderzoek is onzorgvuldig en onvolledig uitgevoerd. Ook hier is sprake van een niet-representatieve, niet a-selecte monsterneming, door het nemen van een steekproef op vier balen in een partij van 300 tot 500 balen. De geconstateerde verontreiniging was overigens dermate laag dat deze ruimschoots valt binnen de normen die zijn neergelegd in jurisprudentie van de Raad van State. Men heeft verzuimd het echte criterium te onderzoeken, namelijk in hoeverre er enig gevaar was ontstaan en/of [bedrijf 5] onmogelijk zou zijn geworden. Ten slotte is op de ter zitting getoonde beelden niet waarneembaar dat het een partij betreft die daadwerkelijk afkomstig is uit de desbetreffende containers die in de tenlastelegging zijn genoemd.

feit 5

Ten aanzien van feit 5 stelt de verdediging zich op het standpunt dat de partij afvalstoffen binnen Nederland van Hoogezand naar Breda is overgebracht, zodat de kennisgevingsplicht hier niet geldt. [bedrijf 1] was blijkens de aan hem vergunde omgevingsvergunning ook gerechtigd om stoffen die op de oranje lijst staan te ontvangen.

Op basis van de foto’s in het dossier kan niet worden vastgesteld of het afval van de groene of oranje lijst betreft. De verdediging verzoekt verdachte vrij te spreken.

feit 6

Verdachte dient ook van feit 6 te worden vrijgesproken. [bedrijf 1] heeft voor deze partij papier een forse prijs moeten betalen. Het e-mailbericht van [getuige 2] moet worden geplaatst in de standaardonderhandelingen die plaatsvinden in de papierbranche en was puur bedoeld voor het afdingen op de partij.

Mocht de rechtbank (enkele van) de tenlastegelegde feiten desalniettemin bewezen verklaren, dan doet de verdediging een beroep op de verjaring van de tenlastegelegde feiten.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Inleiding

Verdachte was samen met zijn broer en medeverdachte [medeverdachte 3] (verder: [voornaam 1] ) bestuurder van de besloten vennootschap [bedrijf 12] . [bedrijf 12] was tot haar faillietverklaring op 12 september 2013 bestuurder en enig aandeelhouder van de besloten vennootschappen [bedrijf 4] en [bedrijf 13] . Voorts was [bedrijf 12] de enig aandeelhouder van de besloten vennootschap [bedrijf 1] en bestuurder van [bedrijf 14] . Bestuurders van [bedrijf 1] waren verdachte en [voornaam 1].

[bedrijf 1] , [bedrijf 14] en [bedrijf 4] handelden kort gezegd in oud papier. Er werden partijen oud papier van bedrijven uit het Verenigd Koninkrijk gekocht en partijen oud papier verkocht aan onder meer bedrijven uit China.

Op maandag 13 februari 2012 is via de website 'Beschikkingen online' nader onderzocht of er EVOA-beschikkingen waren afgegeven voor [bedrijf 2] en/of [bedrijf 1] voor het binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen van afvalstoffen. Uit dit onderzoek is gebleken dat er na 17 september 2009 geen EVOA-beschikkingen als kennisgever, ontvanger of vertreklocatie zijn afgegeven aan [bedrijf 2] en/of [bedrijf 1] , met uitzondering van de beschikking met nummer [nummer] (zie hierna, feit 3).

feit 1

Op 15 november 2011 hebben [bedrijf 2] en [bedrijf 15] onder nummer [nummer] een overeenkomst gesloten voor de koop c.q. levering van 3000 MT Europe Waste Paper A5 (90/10). Als havenplaats voor aflevering van de goederen staat in deze overeenkomst vermeld: Haicang Xiamen China.

In een ‘orderconformation’ van 15 november 2011 met verwijzing naar contractnummer [nummer] en ordernummer [nummer] heeft [medeverdachte 1] van [bedrijf 2] aangegeven dat de lading in balen in 40 containers verscheept zal gaan worden in november 2011.

Zeecontainer MSKU954886-0

Op 23 november 2011 heeft [naam medewerker] medewerker bij [bedrijf 1] , een faxbericht verzonden naar [naam 6] Daarin staat onder meer:

(…) betreft: 011/487-Maersk (…)

Bijgaand de laadgegevens voor 40 HC containers Karton – onze laadorder [nummer] + annex VII.’

Aan de fax was een op 28 november 2011 door [medeverdachte 1] ondertekende Bijlage VII formulier toegevoegd waarop stond vermeld.

opdrachtgever : [bedrijf 3]

importeur : [bedrijf 15]

vervoerswijze : Vessel Maersk Surabaya

producent van de afvalstoffen : [bedrijf 1]

handeling tot nuttige toepassing : R3

gangbare handelsaanduiding van het afval : Waste Paper OCC 90/10 in bales

inrichting voor nuttige toepassing : [bedrijf 15]

Op 23 november 2011 heeft [bedrijf 2] een boekingsbevestiging ontvangen voor de verscheping van Rotterdam naar Xiamen voor 40 containers recovered paper met een gewicht van 1000 MT met het schip Maersk Surabaya [nummer] . Met de hand is op deze boekingsbevestiging geschreven: ‘ [nummer] ’ en ‘ [nummer] ’.

Op 29 november 2011 zagen verbalisanten dat op het terrein van [bedrijf 1] aan de [adres 2] zeecontainer [nummer] werd beladen met diverse balen.

Op de weegbon van [bedrijf 1] staat dat op 29 november 2011 containernummer [nummer] met referentie [nummer] is gewogen met een nettogewicht van 28.400 kilogram.

Op een begeleidingsbrief staat dat de lading in containernummer [nummer] bestaat uit 28 balen.

Op een faxbericht d.d. 2 december 2011 gericht aan [voornaam 2] [medeverdachte 1] van [bedrijf 2] is een paklijst weergegeven voor de boot Maersk Surabaya met de omschrijving ‘karton’. Op nummer 15 van de paklijst staat containernummer [nummer] met 28 balen, een gewicht van 28.400 kilogram en laaddatum 29 november vermeld.

Raadpleging van de website www.trackandtrace.com door verbalisanten deed vermoeden dat de container in gebruik was bij rederij Maersk Line.

Via de website www.maerskline.com constateerden verbalisanten dat container [nummer] was geboekt onder nummer [nummer] met bestemming Xiamen op het schip Maersk Surabaya, reis [nummer] en met geplande vertrekdatum 9 december 2011.

Op 5 december 2011 is container [nummer] op het terrein van de douane te Rotterdam vastgezet voor nader onderzoek. Op 7 december 2011 is deze container geopend en er bleken er 30 balen in de container te zitten:

deelstroom 4A bestaande uit 14 grote balen;

deelstroom 4B bestaande uit 10 grote balen;

deelstroom 4C bestaande uit 6 kleine balen.

Uit stroom A is een willekeurige baal gekozen voor nader onderzoek. Deze baal is voorzien van een zegel met code [nummer] . Uit stroom B is eveneens een willekeurige baal gekozen voor nader onderzoek. Deze baal is voorzien van een zegel met code [nummer] (gele tie-rip).

De overige balen zijn weer in de container geladen, welke is verzegeld met RIS-nummer [nummer].

De balen met codes [nummer] en [nummer] zijn nader onderzocht door OMRIN. In een rapportage van 11 januari 2012 heeft OMRIN het navolgende vastgesteld:

De baal met code [nummer] heeft een vervuiling van 16,08% met productieafval, rollen folie en folie los.

De baal met code [nummer] heeft een vervuiling van 51,89% met bedrijfsafval (veel grote stukken folie en 340 kilogram lege kraftzakken).

Voor het verrichten van een contra-expertise is op 19 januari 2012 de container met zegel [nummer] verbroken en zijn uit de resterende 28 balen twee deelstromen gemaakt.

deelstroom A bestaande uit 6 balen;

deelstroom B bestaande uit 22 balen.

Uit stroom A is een willekeurige baal gekozen voor nader onderzoek. Deze baal is voorzien van een groene tie-rip met code EURECO [nummer] . Uit stroom B is eveneens een willekeurige baal gekozen voor nader onderzoek. Deze baal is voorzien van een groene tie-rip met code EURECO [nummer].

De balen met codes [nummer] en [nummer] zijn nader onderzocht door OMRIN. In een rapportage van 9 februari 2012 heeft OMRIN het navolgende vastgesteld:

De baal met code [nummer] heeft een vervuiling van 5,04% met kraftzakken.

De baal met code [nummer] heeft een vervuiling van 4,59% met losse rommel.

Ter zitting van 10 december 2015 heeft de verdediging een rapport overgelegd van een onderzoek dat door Eureco is uitgevoerd in februari 2012 naar de lading van deze container. Dit rapport maakt deel uit van het dossier. Bij het openen van de container op 19 januari 2012 zijn uit deelstroom A en B nog twee balen voorzien van een zegel voor het verrichten van een contra-expertise, te weten een baal met zegel [nummer] en een baal met zegel [nummer] .

Uit dit onderzoek is het volgende gebleken:

Baal [nummer] bestaat uit 3% niet-herbruikbaar papier/karton, zoals gesealde tijdschriften.

Baal [nummer] bestaat uit 2% niet herbruikbaar papier/karton, zoals gesealde tijdschriften en kunststoffen.

Container MSKU [nummer]

Op 5 december 2011 zagen verbalisanten dat op het terrein van [bedrijf 1] aan de [adres 2] zeecontainer MSKU [nummer] werd beladen met diverse balen. Gezien werd dat de truck met oplegger voorzien was van kenteken [kenteken I] en het zegelnummer [nummer] was.

In de digitale administratie van [bedrijf 1] werden weeggegevens aangetroffen waarop stond genoteerd dat container [nummer] op 5 december 2011 een gewicht had van 26760 kilogram en het referentienummer [nummer].

Op een faxbericht gericht aan [voornaam 2] [medeverdachte 1] van [bedrijf 2] staat een paklijst voor de boot Maersk Taurus weergegeven met de omschrijving ‘karton’. Bij nummer 5 van de paklijst staat containernummer [nummer] , met 28 balen, een gewicht van 27160 kilogram, laaddatum 5 december en referentie [nummer] vermeld. Voorts staat bij deze container zegelnummer [nummer] genoteerd.

In de digitale administratie van [bedrijf 1] is een bestand aangetroffen met laadreferentie [nummer] . Hierop staat vermeld dat er 40 containers met karton worden verscheept met de Maersk Taurus met als bestemming Xiamen Haicang.

Op 23 november 2011 heeft [bedrijf 2] een boekingsbevestiging ontvangen voor de verscheping van Rotterdam naar Xiamen voor 40 containers recovered paper met een gewicht van 1000 MT met het schip Maersk Taurus op 16 december 2011.

Op 7 december 2011 is container [nummer] op het terrein van de douane te Rotterdam vastgezet voor nader onderzoek. Op 8 december 2011 is zegel [nummer] verbroken, is de container geopend en bleken er 26 balen in de container te zitten:

deelstroom 1A bestaande uit 6 balen;

deelstroom 1B bestaande uit 20 balen.

De balen zijn vervolgens terug de container ingereden en de container is verzegeld met RIS-zegel [nummer].

Voor het verrichten van een onderzoek naar de balen is op 19 januari 2012 de container met zegel RIS [nummer] verbroken en zijn uit de 26 balen twee deelstromen gemaakt.

Deelstroom A bestaand uit 6 balen

Deelstroom B bestaande uit 20 balen

Uit stroom A is een willekeurige baal gekozen voor nader onderzoek. Deze baal is voorzien van een blauwe tie-rip met nummer [nummer] .

Uit stroom B is eveneens een willekeurige baal gekozen voor nader onderzoek. Deze baal is voorzien van een groene tie-rip met code EURECO [nummer].

De balen met codes [nummer] en 000007 zijn nader onderzocht door OMRIN. In een rapportage van 9 februari 2012 heeft OMRIN het navolgende vastgesteld:

De baal met code [nummer] heeft een vervuiling van 6,14% met veel klein versnipperd materiaal.

De baal met code [nummer] heeft een vervuiling van 32,42% met veel kraftzakken en gelamineerd papier.

Ter zitting van 10 december 2015 heeft de verdediging een Eureco-rapport overgelegd van een onderzoek dat is uitgevoerd in februari 2012 naar de lading van deze container. Dit rapport maakt deel uit van het dossier. Bij het openen van de container op 19 januari 2012 zijn uit deelstroom A en B nog twee balen voorzien van een zegel voor het verrichten van nader onderzoek, te weten een baal met zegel [nummer] en een baal met zegel [nummer] .

Uit onderzoek is het volgende gebleken:

Baal [nummer] bestaat uit 61% niet-herbruikbaar papier/karton, zoals kraftzakken en stucloop.

Baal [nummer] bestaat uit 12% niet herbruikbaar papier/karton, zoals behang en kunststof.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt op grond van het vorenstaande vast dat de inhoud van zowel container [nummer] als container MSKU [nummer] naast papier en karton, ook bestond uit andere afvalstoffen zoals plastic, kraftzakken en kunststof. Deze gecombineerde lading bestaande uit voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen, is niet aan te merken als een mengsel dat is opgenomen onder bijlage III A van de EVOA. Dit betekent dat de afvalstof oud papier en karton verontreinigd was met andere afvalstoffen. Hierdoor kon deze lading niet meer als groene-lijst-stof worden overgebracht op grond van de informatieprocedure, maar kon deze alleen worden overgebracht op grond van de kennisgevingsprocedure onder een zogenoemde EVOA-beschikking, dan wel had de lading moeten worden gesorteerd in aparte deelstromen. Die sortering heeft niet plaatsgevonden. Nu de vereiste beschikking niet is aangetroffen in de administratie van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 14] en deze blijkens informatie van Agentschap NL ook niet is aangevraagd door [bedrijf 1] en/of [bedrijf 14] , is de overbrenging van deze lading in strijd met artikel 2, aanhef en onder 35, lid a en/of b van de EVOA geschied.

De rechtbank merkt in dit verband over de representativiteit van het onderzoek nog het volgende op. De EVOA sluit iedere mate van verontreiniging anders dan met inherente afvalstoffen uit en staat alleen toe dat de mengsels genoemd in Bijlage IIIA middels de informatieprocedure worden overgebracht. Dit betekent dat met het constateren van enige verontreiniging met meer dan enkele inherente afvalstoffen in één enkele baal, de container met de lading waar die baal deel vanuit maakt, dient te worden overgebracht op grond van de kennisgevingsprocedure. De rechtbank stelt vast dat de geconstateerde verontreiniging in de uiteindelijk tien onderzochte balen aanzienlijk meer was dan verontreiniging met louter inherente afvalstoffen. Daarbij wordt gewezen op vastgestelde verontreinigingen van onder meer 51,89 %, veroorzaakt door folie en kraftzakken.

Het strafbaar feit kan ook aan [bedrijf 1] en [bedrijf 14] worden toegerekend die hier tezamen en in vereniging hebben gehandeld. Uit vorenstaande bewijsmiddelen blijkt dat beide rechtspersonen op de hoogte waren van de kwaliteit van de lading afvalstoffen. De rechtbank gaat er vanuit dat [bedrijf 1] en [bedrijf 14] (handelsnaam [bedrijf 2] ) bij de overtreding van de bepalingen in de EVOA ook willens en wetens hebben gehandeld. Anders dan de verdediging heeft betoogd, is het voor de vraag of er sprake was van opzet niet relevant of zij zich ervan bewust waren dat zij een strafbaar feit pleegden. Bij economische delicten gaat het om kleurloos opzet, hetgeen betekent dat deze opzet is gericht op de gedraging en niet op de overtreding. Het is steeds de bedoeling geweest om de desbetreffende containers met balen over te brengen, waarmee de opzet is bewezen.

Feitelijk leidinggeven?

Verdachte is als feitelijk leidinggevende voor de verweten gedragingen vervolgd.

In een recent overzichtsarrest van 26 april 2016 heeft de Hoge Raad een verduidelijking gegeven omtrent het beslissingskader van de strafrechtelijke aansprakelijkheid voor feitelijk leidinggeven (ECLI:NL:HR:2016:733). Zo overweegt de Hoge Raad dat de enkele omstandigheid dat verdachte bestuurder van een rechtspersoon is, niet voldoende is om hem aan te merken als feitelijk leidinggever aan een door die rechtspersoon toerekenbaar begaan strafbaar feit, maar dat ook iemand die geen dienstverband heeft met de rechtspersoon feitelijk leidinggever kan zijn aan een door de rechtspersoon begaan strafbaar feit. Voorts kan aan hetzelfde strafbare feit door meer personen – al dan niet gezamenlijk – feitelijk leiding worden gegeven. Feitelijk leidinggeven zal vaak bestaan uit actief en effectief gedrag dat onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip valt. Van feitelijk leidinggeven kan voorts sprake zijn indien de verboden gedraging het onvermijdelijke gevolg is van het algemene, door de verdachte (bijvoorbeeld als bestuurder) gevoerde beleid. In feitelijk leidinggeven ligt een zelfstandig opzetvereiste op de verboden gedraging besloten. Voor dit opzet van de leidinggever geldt als ondergrens dat hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de verboden gedraging zich zal voordoen. Van het bewijs van dergelijke aanvaarding kan – in het bijzonder bij meer structureel begane strafbare feiten – ook sprake zijn indien hetgeen de leidinggever bekend was omtrent het begaan van strafbare feiten door de rechtspersoon rechtstreeks verband hield met de in de tenlastelegging omschreven verboden gedraging.

Verdachte verklaart zelf over zijn positie binnen [bedrijf 12] , [bedrijf 1] , [bedrijf 4] en [bedrijf 14] dat hij feitelijk leiding geeft aan [bedrijf 1], de feitelijk eindverantwoordelijke is voor de inkoop van afvalstoffen, de eindverantwoordelijkheid draagt voor alle afgesloten contracten en alle beslissingen neemt waar het grote klanten betreft.

[voornaam 1] [bedrijf 1] ondersteunt de verklaring van verdachte. Verdachte is volgens [voornaam 1] de binnenbaas en hijzelf is de buitenbaas en ze bezitten ieder 50% van de aandelen. Verdachte is volgens [voornaam 1] feitelijk verantwoordelijk voor de inkoop van afvalstoffen.

Getuige [getuige 4] , werkzaam bij [bedrijf 4] , verklaart dat haar leidinggevende verdachte is en dat zij aan hem verantwoording aflegt en soms ook aan [voornaam 1].

Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte als feitelijk leidinggevende van [bedrijf 1] en [bedrijf 14] kan worden beschouwd en dat hij aan deze verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven.

Op grond van bovenstaande kan feit 1 wettig en overtuigend worden bewezen.

feit 2

Bij een doorzoeking op 6 december 2011 van de kantoorpanden aan de [adres 2] te Breda is administratie in beslag genomen. In deze administratie werden de navolgende stukken aangetroffen.

Eerste gedachtestreepje tenlastelegging

Op 6 januari 2011 heeft [bedrijf 2] een factuur met factuurnummer [bedrijf 2] en SD-nummer [nummer] gezonden aan [bedrijf 16] voor 1.020.300 kilogram Recovered Paper of European onp (80/20).

Op 3 januari 2011 heeft [bedrijf 1] een factuur met factuurnummer 201100023 en referentie PO [nummer] doco [nummer] gezonden aan [bedrijf 2] voor 1.020.300 kilogram OI.

Bij deze factuur hoort een paklijst van 3 januari 2011 met referentie PO [nummer] dodo [nummer] . Op de paklijst staat de bootnaam [naam 7] vermeld, alsmede dat er 40 containers met een totaalgewicht van 1.020.300 zijn geladen op 30 en 31 december 2010.

De gewichten op de weegbriefjes van alle 40 containers die staan vermeld op de paklijst van 3 januari 2011 zijn vergeleken met de op de paklijst vermelde gewichten van deze 40 containers.

Het totaalgewicht van de weegbriefjes is 1.011.100 kilogram, hetgeen 9200 kilogram lager is dan het totaalgewicht op de paklijst. Hierdoor is een bedrag van

€ 1.577,78 teveel in rekening gebracht aan [bedrijf 16].

Tweede gedachtestreepje tenlastelegging

Op 7 januari 2011 heeft [bedrijf 2] een factuur met factuurnummer [nummer] en SD-nummer [nummer] gezonden aan [bedrijf 18] voor 1.036.300 kilogram Recovered Paper OCC 90/10.

Op 3 januari 2011 heeft [bedrijf 1] een factuur met factuurnummer [nummer] en referentie PO [nummer] FMS [nummer] gezonden [bedrijf 2] voor 1.036.300 kilogram Karton aan.

Bij deze factuur hoort een paklijst van 3 januari 2011 met referentie PO [nummer] . Op de paklijst staat de bootnaam Eugen Maersk vermeld, alsmede dat er 40 containers met een totaalgewicht van 1.036.300 kilogram zijn geladen op 29 en 30 december 2010.

De gewichten op de weegbriefjes van alle 40 containers die staan vermeld op de paklijst van 3 januari 2011 zijn vergeleken met de op de paklijst vermelde gewichten van deze 40 containers.

Het totaalgewicht van de weegbriefjes is 1.025.800 kilogram, hetgeen 10.500 kilogram lager is dan het totaalgewicht op de paklijst. Hierdoor is een bedrag van € 1.858,19 teveel in rekening gebracht aan [bedrijf 18].

Derde gedachtestreepje tenlastelegging

Op 1 oktober 2011 heeft [bedrijf 2] een factuur met factuurnummer [nummer] en SD-nummer [nummer] gezonden aan [bedrijf 17] voor 986.340 kilogram Dutch De-ink 60/40.

Op 28 september 2011 heeft [bedrijf 1] een factuur met factuurnummer 201103768 en referentie PO [nummer] doco [nummer] gezonden aan [bedrijf 2] voor 986.340 kilogram Bont.

Bij deze factuur hoort een paklijst van 28 september 2011 met referentie PO [nummer] . Op de paklijst staat de bootnaam OOCL Shenzhen vermeld, alsmede dat er 40 containers met een totaalgewicht van 986.340 kilogram zijn geladen op 22, 23, 26 en 27 september 2011.

De gewichten op de weegbriefjes van alle 40 containers die staan vermeld op de paklijst van 28 september 2011 zijn vergeleken met de op de paklijst vermelde gewichten van deze 40 containers.

Het totaalgewicht van de weegbriefjes is 973.240 kilogram, hetgeen 13.100 kilogram lager is dan het totaalgewicht op de paklijst. Hierdoor is een bedrag van € 2.196,83 teveel in rekening gebracht aan [bedrijf 17].

Vierde gedachtestreepje tenlastelegging

Op 21 november 2011 heeft [bedrijf 2] een factuur met factuurnummer [nummer] en SD-nummer [nummer] gezonden aan [bedrijf 19] voor 227.640 kilogram Waste Paper A5 OCC.

Op 17 november 2011 heeft [bedrijf 1] een factuur met factuurnummer [nummer] en referentie PO [nummer] Triple F [nummer] gezonden aan [bedrijf 2] voor 227.640 kilogram Supermarkt karton.

Bij deze factuur hoort een paklijst van 17 november 2011 met referentie PO [nummer] . Op de paklijst staat de bootnaam CSCL Europe vermeld, alsmede dat er 10 containers met een totaalgewicht van 227.640 kilogram zijn geladen op 16 november 2011.

De gewichten op de weegbriefjes van alle 10 containers die staan vermeld op de paklijst van 17 november 2011 zijn vergeleken met de op de paklijst vermelde gewichten van deze 10 containers.

Het totaalgewicht van de weegbriefjes is 223.640 kilogram, hetgeen 4000 kilogram lager is dan het totaalgewicht op de paklijst. Hierdoor is een bedrag van € 515,81 teveel in rekening gebracht aan [bedrijf 19].

Vijfde gedachtestreepje tenlastelegging

Op 9 december 2011 heeft [bedrijf 2] een factuur met factuurnummer [nummer] en SD-nummer [nummer] gezonden aan [bedrijf 15] voor 1.056.840 kilogram Europe Waste Paper A5 (90/10).

Op 2 december 2011 heeft [bedrijf 1] een factuur met factuurnummer [nummer] en referentie PO [nummer] FMS [nummer] aan [bedrijf 2] gezonden voor 1.056.840 kilogram Karton.

Bij deze factuur hoort een paklijst van 2 december 2011 met referentie PO [nummer] . Op de paklijst staat de bootnaam Maersk Surabaya vermeld, alsmede dat er 40 containers met een totaalgewicht van 1.056.840 kilogram zijn geladen op 28, 29 en 30 november 2011.

De gewichten op de weegbriefjes van alle 40 containers die staan vermeld op de paklijst van 2 december 2011 zijn vergeleken met de op de paklijst vermelde gewichten van deze 40 containers.

Het totaalgewicht van de weegbriefjes is 1.046.140 kilogram, hetgeen 10.700 kilogram lager is dan het totaalgewicht op de paklijst. Hierdoor is een bedrag van € 1.380,10 teveel in rekening gebracht aan [bedrijf 15].

Financieel onderzoek

Tijdens de doorzoeking op het kantoor van [bedrijf 1] zijn 22 dozen in beslag genomen met daarin gebundelde paklijsten en weegbonnen. Door verbalisant [naam verbalisant] zijn zes dozen nader onderzocht door steeds van de weegbonnen, paklijsten en factuurgegevens van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] uit die zes dozen een schematische weergave te maken. De gegevens in deze zes dozen bestrijken de periode van mei 2010 tot en met september 2011. Uit de deelwaarneming van de zes geselecteerde dozen komt naar voren dat bij de paklijsten uit alle dozen sprake was van overfacturering, in die zin dat er hogere gewichten in rekening zijn gebracht door middel van het vermelden van hogere gewichten per container op de paklijsten dan de daadwerkelijke gewichten die de weegbonnen aangaven.

Het berekende totale voordeel uit overfacturatie is uitgedrukt in het gemiddelde percentage van de omzet van de onderzochte zes dozen. Voor [bedrijf 1] bleek dit voordeel 1,066% te zijn. Voor [bedrijf 2] bleek dit een voordeel van 0,136% te zijn.

In 2010 en 2011 blijkt [bedrijf 1] een financieel voordeel te hebben genoten van

€ 380.273,- respectievelijk € 439.345,-. Voor [bedrijf 2] komt dit voor 2010 en 2011 neer op een financieel voordeel van € 24.798,-, respectievelijk € 30.273,-.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovenstaande kan worden vastgesteld dat de gewichten op de paklijsten niet overeenkwamen met de weegbonnen, maar dat op de paklijsten structureel meer gewicht is vermeld. Dit hogere gewicht is vervolgens gefactureerd, waardoor meer winst werd gegenereerd. Naar het oordeel van de rechtbank kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de paklijsten, zijnde geschriften bestemd om tot bewijs te dienen van de omvang van de in de containers geladen goederen, opzettelijk valselijk zijn opgemaakt en met de bedoeling deze als ware de gewichtsvermeldingen op de paklijsten juist en echt te (doen) gebruiken. Dit handelen kan zowel aan [bedrijf 1] worden toegerekend omdat zij de lading verkocht aan [bedrijf 14] , als aan [bedrijf 14] die de lading doorverkocht aan Aziatische bedrijven.

Derhalve kan wettig en overtuigend worden bewezen dat [bedrijf 1] en [bedrijf 14] tezamen en in vereniging in de periode van 29 december 2010 tot en met 9 december 2011 meerdere malen valsheid in geschrifte hebben gepleegd.

De rechtbank is, op grond van haar eerdere overwegingen van oordeel dat verdachte aan de verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven.

Dit betekent dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leiding geven aan het plegen van valsheid in geschrifte.

feit 3 en feit 4

Het Agentschap NL heeft op 7 april 2011 een kennisgeving ontvangen van het Environment Agency te Groot-Brittannië. Deze kennisgeving was ingediend door [bedrijf 8] . om afvalstoffen over te brengen naar Nederland. Het betreft de overbrenging van 2000 ton kunststof- en papierresidu in 90 vrachten, afkomstig van sortering van huishoudelijk afval bij [bedrijf 8] .

Bij besluit van 30 mei 2011 heeft het Agentschap NL aan [bedrijf 8] toestemming gegeven voor het voornemen van [bedrijf 8] om op basis van beschikking GB0001001440 afvalstoffen over te brengen naar Nederland. In dit besluit is de navolgende informatie opgenomen:

‘(...) De afvalstoffen zijn afkomstig van sortering van huishoudelijk afval bij kennisgever. Bij [bedrijf 1] worden de afvalstoffen geshredderd, gesorteerd en op de markt gebracht. De restfractie wordt verbrand. (…) De afvalstoffen worden bij de ontvanger gesorteerd voordat deze later worden ingezet ter vervanging van primaire organische stoffen. (…)

Ontvanger [bedrijf 1]

[adres 2]

[postcode] Breda

Verwerkingslocatie Zie ontvanger

Vooraf goedgekeurde inrichting nee

(…)Samenstelling van de afvalstoffen Papier/karton 90%

Blik 5%

plastic 5% (…)

II. Alle tijdens de procedure overgelegde documenten maken onderdeel uit van dit besluit (…).’

Op het zogenoemde ‘Notification document for transboundery movements/shipments of waste’, ondertekend door [bedrijf 8] op 8 maart 2011 staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

‘(…)8. Intended carrier (…) A2B online Ltd. (…)

11. 11. Disposal/recovery operation(s) (…) R3

(…) technology employed: automatic sortingsystem, Bollegraaf 180/110

Reason for export: [bedrijf 5] (…)’

Op grond van de EVOA moet onder R3 worden verstaan: [bedrijf 5] /terugwinning van organische stoffen die niet als oplosmiddel worden gebruikt.

Op een zogenoemde ‘Movement document for transboundary movements/shipments of waste’ staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

‘(…)12. Designation and composition of the waste (…):

paper 65%, cardboard 15%, , packaging-board/paper 10%, tins 5%, plastic 5% (…)

EC list of wastes: 19 12 12(…)

Y-code: Y46(...)’

In de EVOA staat code 19 12 12 voor niet-gevaarlijk overig afval. Code Y46 staat voor huishoudelijk afval.

Op 17 mei 2011 heeft [naam 3] , werkzaam bij [bedrijf 4] , een mailbericht gestuurd naar [naam werknemer] , werkzaam als projectadviseur bij het Agentschap NL. In dit email -bericht geeft zij antwoord op de vraag van [naam werknemer] welke handelingen het afval ondergaat bij [bedrijf 1] voordat het wordt hergebruikt. Zij schrijft:

‘(..) Goederen worden bij v. [bedrijf 1] uitgesorteerd op soort en kwaliteit daarna vermarkt als grondstof.(…)’

In de administratie van [bedrijf 1] werden de volgende facturen en factuurbijlagen onder de benaming ‘hard mixed’ van [bedrijf 8] gericht aan [bedrijf 1] aangetroffen:

- factuur [nummer] van 31 juli 2011 van £ 23,581.50 voor 35 vrachten van in totaal 943260 kilo;

- factuur [nummer] van 31 augustus 2011 van £ 17,662.00 voor 27 vrachten van in totaal 706.480 kilogram;

- factuur [nummer] van 30 september 2011 van £ 9,239.00 voor 14 vrachten van in totaal 369.560 kilogram;

In de periode van 6 juli 2011 tot en met 26 september 2011 hebben er 76 transporten plaatsgevonden vanuit [bedrijf 8] te Tilbury, Groot-Brittannië, naar [bedrijf 1] te Breda met een totaalgewicht van 2.019.300 kilogram.

Op 15 juli 2011 werd door een verbalisant via camera’s waargenomen dat een truck met een gordijnwagen met de tekst “A2B-online” het bedrijfsterrein op kwam rijden. Verbalisant zag dat de gordijnwagen gevuld was met stapels met balen en vervolgens dat de gordijnwagen daarna naar het middenterrein tussen hal 1 en 2 verplaatst werd. Verbalisant zag dat een heftruck verschillende stapels met balen uit de gordijnwagen haalde en deze stapels met balen aan de rechterzijde van de poort plaatste. De overige keren dat de heftruck uit de richting van de gordijnwagen reed, kwam deze heftruck met stapels aanrijden en plaatste deze bij de overige stapels met balen aan de rechterzijde van de poort. De geplaatste stapels werden door verbalisant op het beeldscherm gemarkeerd. Verbalisant heeft de gemarkeerde stapels met versnelde camerabeelden gevolgd en zag dat er geen andere veranderingen aan deze stapels hadden plaatsgevonden.

Het is verbalisant [verbalisant 2] ambtshalve bekend dat een Bollegraaf HBC 180 geen sorteerstraat is, maar een balenpers die los materiaal perst in balen met een afmeting van 110 x 110 cm.

Tijdens de technische doorzoeking op het terrein van [bedrijf 1] op 6 december 2011 zijn in hal 1 twee balenpersen Bollegraaf HBC 180 aangetroffen. Tevens was er in hal 1 een sorteerinstallatie gebouwd, bestaande uit diverse loopbanden, drie sets van crushers en op twee plaatsen een sorteerband met de mogelijkheid tot handpicking van vervuiling uit de papierstroom.

Getuige [getuige 5] , directeur van [bedrijf 8] , verklaart dat hij dacht dat het door [bedrijf 8] . aan [bedrijf 1] geleverde materiaal verder zou worden bewerkt door [bedrijf 1] . [getuige 5] verklaart dat het afval dat verzonden is met beschikking GB0001001440 naar [bedrijf 1] gemengd afval betrof vanuit commerciële en huishoudelijke bron. Verder verklaart hij dat de samenstelling van het afval bevestigd was aan [bedrijf 1] en was verstuurd onder de benaming “hard mixed afval”.

[naam 3] , werkzaam bij [bedrijf 4] , verklaart dat [bedrijf 8] [bedrijf 4] een partij hard mix had aangeboden. [bedrijf 8] had uitgelegd dat de partij bestond uit papier, plastic blikjes, karton en krantenpapier. Getuige [getuige 4] geeft aan dat zij daarom wist dat deze goederen dan over de sorteerband moeten. Zij verklaart dat zij hierover in overleg is gegaan met verdachte, omdat [bedrijf 1] over een sorteerband beschikt en [bedrijf 4] niet.

[voornaam 1] [bedrijf 1] heeft verklaard dat op de [adres 2] te Breda vier Bollegraaf persen staan en een sorteerlijn. Er staat een sorteermachine, genaamd BS-zeven, en een Bollegraaf zeef. De sorteermachines kunnen papier en karton scheiden . Als er ander materiaal in het karton en papier zit, dan moet het zwaar zijn om door de zeef te kunnen. Alles wat groter is dan A4-formaat wordt uitgesorteerd door de machine. Vanuit de eigen sorteerinrichting aan de [adres 2] te Breda gaat er niks naar de verbrandingsoven. Het is enkel papier in die sorteermachine van ons, aldus [voornaam 1].

Voorts verklaart [voornaam 1] dat, als er al afvalstoffen bewerkt worden, het op de grond met de hand wordt uitgesorteerd. Er kan alleen met de hand plastic en blikjes tussen het afval worden uitgehaald. [voornaam 1] verklaart dat zij verder niets aan bewerken, sorteren of wat dan ook kunnen doen. Over de partij die van [bedrijf 8] afkomstig was, verklaart [voornaam 1] dat er wel balen zijn uitgesorteerd, maar niet allemaal.

[voornaam 1] zag dat er niet zoveel blikjes en plastic in zaten en dat het eigenlijk allemaal meeviel. Eén container wordt in één tot anderhalve dag uitgesorteerd door drie à vier mensen, aldus [voornaam 1].

Verdachte verklaart dat hij bij [bedrijf 8] is geweest, omdat er een partij was aangeboden die mogelijk nagesorteerd diende te worden en hij wilde bekijken of [bedrijf 1] dit materiaal kon sorteren. Verdachte heeft daar de materialen bekeken. Hij kreeg ook lijsten van [bedrijf 8] waarin stond wat voor materiaal zij zouden aanleveren. Verdachte zag daar balen papier met een klein beetje vervuiling van plastic en blikjes. Het waren balen snippers papier. Verdachte zag wel dat het gezeefd materiaal was, wat hij inzamelbont noemde.

Uit waarnemingen van verbalisanten blijkt dat een vrachtauto met kenteken [kenteken 2] met trailer [nummer] op 8 juli 2011 te 08.14 uur bij [bedrijf 1] op het terrein is aangekomen. De lading van deze vrachtauto bestond uit 26.220 kilogram gemengd sorteerresidu van huishoudelijk afval (baselcode Y46) met de benaming “Hard mixed paper”. Deze lading was onder EVOA-beschikking GB0001001440 vanuit het Britse bedrijf [bedrijf 8] . overgebracht naar [bedrijf 1] te Breda. Van de lading van deze vrachtauto zijn digitale foto’s gemaakt welke fotobestanden op de server van [bedrijf 1] zijn opgeslagen in de map “ [bedrijf 8] \levering 8-7-2011 [kenteken 2] ” met de bestandsnamen IMG_ [nummer] .jpg tot en met IMG_ [nummer] .jpg. Met betrekking tot deze vracht is een verwerkingsverklaring aangetroffen waarop vermeld is dat het afval op 16 juli 2011 zou zijn verwerkt.

Door [medeverdachte 1] werd op 12 juli 2011 te 15.22 uur een e-mail verstuurd aan de Taiwanese zakenman/makelaar [medeverdachte 2] waarin gemengd afval werd aangeboden. Met deze e-mail werden fotobestanden gestuurd met de bestandsnamen: Hard mixed (4).jpg, Hard mixed (5).jpg, Hard mixed (6).jpg en Hard mixed (7).jpg. Uit onderzoek blijkt dat deze foto’s identiek zijn aan de foto’s die genomen zijn van de vrachtauto [kenteken 2] met gemengd sorteerresidu van huishoudelijk afval (baselcode Y46), met de bestandsnamen IMG_ [nummer] .jpg, IMG_ [nummer] .jpg, IMG_ [nummer] .jpg en IMG_ [nummer] .jpg.

In de administratie werd een e-mailbericht d.d. 23 september 2011 aangetroffen van [medeverdachte 1] aan verdachte met als onderwerp: ‘kwaliteit SD11173’.

[medeverdachte 1] schrijft:

‘ [voornaam 4] ,

Op onze order [nummer] , waar goed Engels bont of OI min op geladen had moeten worden, is het bont van [bedrijf 8] met plastic en metaal geladen en ander slecht bont. Deze order moet verscheept naar Ningbo en daar zit zoals je wellicht weet de strengste douane/CCIC van heel China. Ik geef je dit op voorhand door, want ik weet niet of je er van op de hoogte bent wat er in de containers is geladen.

Dat wij met deze verscheping een risico lopen mag duidelijk zijn hoop ik.’

Uit nader onderzoek in de administratie van [bedrijf 1] en [bedrijf 14] is gebleken dat [bedrijf 1] de navolgende ladingen afval heeft verkocht aan [bedrijf 2] :

1. factuur van 4 augustus 2011 met ordernummer PO [nummer] voor 136.360 kilogram “mixed waste”;

2. factuur van 5 oktober 2011 met ordernummer PO [nummer] voor 524.380 kilogram “bont”;

3. factuur van 7 oktober 2011 met ordernummer PO [nummer] , voor 256.380 kilogram “OCC”;

4. factuur van 18 oktober 2011 met ordernummer PO [nummer] voor 252.540 kilogram “OCC”;

5. factuur van 20 oktober 2010 met ordernummer PO [nummer] voor 518.580 kilogram “OCC”;

6. factuur van 21 oktober 2011 met ordernummer PO [nummer] voor 494.160 kilogram “Deinking

60/40”;

7. factuur van 17 november 2011 met ordernummer PO [nummer] voor 507.160 kilogram “Deinking

60/40”;

8. factuur van 18 november 2011 met ordernummer PO [nummer] voor 255.780 kilogram “mixed

waste”.

In totaal is er derhalve 2.019.300 kilogram door [bedrijf 1] verkocht aan [bedrijf 3] .

Uit nader onderzoek in de administratie van [bedrijf 2] blijkt dat zij de navolgende ladingen afval heeft verkocht aan [bedrijf 20]

1. factuur van 10 augustus 2011 met ordernummer [nummer] voor 136.360 kilogram “super

mixed”;

2. factuur van 14 oktober 2011 met ordernummer [nummer] voor 524.380 kilogram “European

unsorted A2”;

3. factuur van 15 oktober 2011 met ordernummer [nummer] voor 256.380 kilogram “OCC 80/20”; 4. factuur van 22 oktober 2011 met ordernummer [nummer] voor 252.540 kilogram “OCC 80/20”; 5. Factuur van 30 oktober 2011 met ordernummer [nummer] voor 518.580 kilogram “Deink news”; 6. factuur van 5 november 2011 met ordernummer [nummer] voor 494.160 kilogram “Deink

news”;

7. factuur van 23 november 2011 met ordernummer [nummer] voor 507.160 kilogram “Deink

news” 8. factuur van 23 november 2011 met ordernummer [nummer] voor 255.780 kilogram “Deink news”

Met behulp van digitaal onderzoek naar de administratie van [bedrijf 2] werd een bestand aangetroffen met de naam: “ [nummer] mixed waste met plastic”.

In dit bestand staat onder meer: “ [bedrijf 8] bont met plastic laden/duits bont plastic” en “laatste drie rijen bij de containerdeur gewoon bont laden”.

Vanuit de administratie was het verbalisant bekend dat nummer “ [nummer] ” ordernummer “ [nummer] ” betreft van het bedrijf [bedrijf 2] , zodat verder in de administratie op dit nummer is gezocht. Verbalisant trof in de administratie een dossier aan met ordernummer [nummer]. In dit dossier zag verbalisant een document met de volgende inhoud:

“ [nummer] :

“Laadopdracht kwaliteit order [nummer] :

3 x Rotterdam laden t.w. [bedrijf 8] bont + laatste 2 rijen (8 balen) gewoon bont

17 x Breda laden t.w.:

10 x 2 balen plastic voorin de container – dan aanvullen met [bedrijf 8] Bont + laatste 2 rijen gewoon bont

7 x alleen [bedrijf 8] bont + laatste 2 rijen gewoon bont - [nummer]

4 foto’s maken.’

Vervolgens werd er een paklijst gericht aan [voornaam 2] [medeverdachte 1] van [bedrijf 2] aangetroffen met referentie PO11225 waarop 10 containernummers stonden vermeld met een totaalgewicht van 255.780 kilogram en als datum 17 en 18 november 2011. Het ging om de volgende containernummers:

GLDU [nummer]

TCNU [nummer]

BMOU [nummer]

GESU [nummer]

CCLU [nummer]

CCLU [nummer]

CCLU [nummer]

CAIU [nummer]

TGHU [nummer]

CCLU [nummer]

In een e-mailbericht van [email bericht] van 10 november 2011 met als onderwerp onder meer [nummer] , wordt aan [voornaam 2] [medeverdachte 1] gevraagd om in 10 containers eerst twee balen plastic te plaatsen en de andere 10 containers zonder balen plastic.

Via de website www.tracktrace.com zijn voormelde containers getraceerd. Zij bleken inmiddels onderweg waren met bestemming Zhangjiangang met het schip XIN FEI ZHOU reisnummer [nummer] E. De verwachte aankomstdag zou 21 december 2012 zijn.

Verbalisant heeft vervolgens onderzocht of er nog meer containers voor dezelfde afnemer onderweg waren naar China. Hierdoor stuitte verbalisant op een bestand met de naam: ‘ [nummer] bont met plastic [bedrijf 8] en karton’.

In dit bestand staat onder meer: “ [bedrijf 8] bont met plastic laden/duits bont plastic” en “laatste drie rijen bij de containerdeur gewoon bont laden”.

Na verder onderzoek in de administratie van [bedrijf 2] op nummer “ [nummer] ” werd door verbalisant een dossier met ordernummer [nummer] aangetroffen, waarin een kopie van de Bill of Lading aanwezig was. Hierop waren 20 containers vermeld welke geladen waren met : “Recovered european no 6. deink news” met bestemming Zhangjiagang te China. Deze containers werden ook vervoerd met het schip XIN FEI ZHOU reis nummer [nummer] E. Op de lijst stonden de volgende 20 containers vermeld:

CCLU6304471

GESU4910220

CCLU6669377

TCNU6296615

CCLU6501974

CCLU6476260

CCLU6504741

CCLU6467611

CCLU6460807

CCLU6519994

CCLU6481590

CCLU6473002

CCLU6513065

CCLU6489713

CCLU6484460

CCLU6259135

CCLU6589353

CCLU6809890

DFSU6165418

CCLU7350466

Op de paklijst gericht aan [voornaam 2] [medeverdachte 1] van [bedrijf 2] met referentie PO11191 stonden voornoemde 20 containers vermeld met verschillende laaddata gelegen tussen 11 en 16 november 2011 en met een totaalgewicht van 507.160 kilogram.

Voorts werd in de administratie een door [voornaam 2] [medeverdachte 1] ondertekende VII-bijlage aangetroffen waarop staat vermeld:

‘Containernummer CCLU6809890

Opdrachtgever: [bedrijf 3]

Ontvanger: [bedrijf 21]

Gangbare handelsaanduiding afval: European C D Super mixed

Bazel – Bijlage iX: [nummer] ’

Middels een rechtshulpverzoek aan China zijn voornoemde 30 containers in de haven van Zhangjiagang op 29 december 2011 tegengehouden en gecontroleerd. Op 19 februari 2012 heeft het Solid Waste Pollution Prevention Technology Institute van de Academy of Environmental Sciences van China een beoordelingsrapport met foto’s over de lading van de containers opgesteld en daarin de volgende conclusies getrokken:

‘Van de goederen in alle 30 containers is vastgesteld dat het gaat om vast stadsafval, dat wil zeggen: afkomstig van huishoudens, handel, afvalpapier dat is ontstaan op commerciële feesten en gemixt plasticafval.’

Het oordeel van de rechtbank

[bedrijf 1] en/of [bedrijf 4] worden onder feit 3 verweten dat zij met door vervalsing, verkeerde voorstelling van zaken of fraude verkregen toestemming van de betrokken autoriteiten afvalstoffen illegaal hebben overgebracht.

Uit het besluit blijkt dat alle tijdens de procedure overgelegde documenten onderdeel uitmaken van beschikking GB0001001440. Dit betekent dat de verstrekte informatie dat de afvalstoffen bij [bedrijf 1] geshredderd, gesorteerd en op de markt gebracht worden, en het e-mailbericht waarin een medewerkster van [bedrijf 4] dit nog een keer heeft bevestigd, onderdeel uitmaken van de beschikking.

De rechtbank is van oordeel dat uit vorenstaande bewijsmiddelen de conclusie moet worden getrokken dat bij [bedrijf 1] en [bedrijf 4] sorteren niet mogelijk was met een Bollegraaf 1820 zoals op de ‘notification’ was aangegeven. De Bollegraaf is een balenpers en geen sorteermachine. Weliswaar beschikte [bedrijf 1] wel over een sorteerstraat, maar blijkens de verklaring van [voornaam 1] [bedrijf 1] was deze sorteermachine alleen geschikt voor het scheiden van papier en karton. [voornaam 1] verklaart ook dat [bedrijf 1] verder niets aan sortering of nabewerking kan doen. Hoogstens kunnen plastic en blikjes met de hand op de grond uitgesorteerd worden. Dit zou voor één container dan een dag duren wanneer dit door drie à vier mensen zou worden gedaan. Gelet op de hoeveelheid door [bedrijf 1] ontvangen afval, ontbrak de capaciteit voor dit sorteren bij [bedrijf 1] . Niet alleen blijkt echter dat [bedrijf 1] en [bedrijf 4] feitelijk niet in staat waren om deze partij van [bedrijf 8] te sorteren, maar dat het ook kennelijk nimmer de intentie van [bedrijf 1] en [bedrijf 4] is geweest om de partij die door [bedrijf 8] werd geleverd, te sorteren. Uit de wijze van doorfacturering, het e-mailcontact tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en de aan deze e-mails gehechte foto’s kan genoegzaam worden vastgesteld dat de partij die door [bedrijf 8] is geleverd, zonder enige verandering één op één is doorgezonden naar China.

Hiermee acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [bedrijf 1] en [bedrijf 4] tezamen en in vereniging in strijd met artikel 2, lid 35, aanhef en onder c, van de EVOA hebben gehandeld, zoals dit is tenlastegelegd onder feit 3, het eerste deel. De rechtbank acht ook de opzet bewezen en verwijst hiervoor naar haar overwegingen op dit punt onder feit 1.

In het tweede deel van feit 3 wordt verdachte het feitelijk leiding geven aan overtreding van artikel 2, lid 35, aanhef en onder d, van de EVOA verweten. De rechtbank is van oordeel dat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken, omdat hetgeen op de kennisgeving stond vermeld over de inhoud van de containers niet feitelijk onjuist was en van overtreding van voornoemd artikel derhalve op het moment van overbrenging geen sprake is geweest. Op het moment dat de containers met afvalstoffen van Engeland naar Nederland werden overgebracht, waren deze afvalstoffen niet gesorteerd. Om die reden zijn de afvalstoffen namelijk met een kennisgeving voor zogenaamde oranje-lijst-stoffen overgebracht naar Nederland. De afvalstoffen zouden pas in Nederland worden gesorteerd. Dat de afvalstoffen niet gesorteerd zijn, is een constatering die slechts achteraf, dus na het overbrengen en lossen van de afvalstoffen, gedaan kon worden.

Het eerste deel van feit 4 acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank stelt op grond van voorgaande bewijsmiddelen vast dat voor de afvalstoffen die in de 30 containers werden verscheept van Nederland naar China kennisgeving en toestemming nodig was nu de lading bestond uit meerdere soorten afvalstoffen, die niet als mengsel vermeld staan op Bijlage IIIA van de EVOA. De 30 containers bevatten oude papier en karton, vervuild met grote hoeveelheden andere afvalstoffen. Deze balen voldeden niet aan de vereisten voor code [nummer] , zoals deze al eerder in deze uitspraak zijn beschreven. Door deze containers zonder de daarvoor noodzakelijke vergunning te verschepen naar China, hebben [bedrijf 1] en [bedrijf 14] tezamen en in vereniging gehandeld in strijd met artikel 2, lid 35, onder a en/of b, van de EVOA. De rechtbank acht ook de opzet op dit handelen bewezen en verwijst hiervoor naar haar eerdere overwegingen ten aanzien van kleurloos opzet. De rechtbank vindt hiervoor ook steun in de bewezenverklaring van de opzet in de wijze waarop de partijen die van [bedrijf 8] afkomstig waren zijn doorgefactureerd van [bedrijf 1] naar [bedrijf 14] en uiteindelijk aan [bedrijf 21] .

In het tweede deel van feit 4 wordt verdachte verweten feitelijk leiding te hebben gegeven aan de overtreding van artikel 2, lid 35, aanhef en onder f, juncto artikel 36, lid 1, aanhef en onder b, van de EVOA.

Artikel 36, lid 1, aanhef en onder b, van de EVOA verbiedt de uitvoer uit de Gemeenschap (hier: Nederland) naar landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is (hier: China), van de afvalstoffen van Bijlage V, deel 3.

Bijlage V, deel 3, van de EVOA bestaat - voor zover hier relevant - uit lijst A (bijlage II bij het Verdrag van Bazel):

Y46 huishoudelijk afval

Y47 residuen afkomstig van de verbranding van huishoudelijk afval.

Vaststelling dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de overtreding van dit verbod, vergt derhalve dat de rechtbank niet kan volstaan met de vaststelling dat de betreffende containers niet de groene-lijst-afvalstof oud papier en karton met code [nummer] bevatten, maar bovendien wettig en overtuigend bewezen moet achten dat de containers huishoudelijk afval met code Y46 bevatten.

Nu het dossier geen proces-verbaal of rapport bevat waarin dit door een ter zake deskundige verbalisant of autoriteit is vastgesteld, gaat het de rechtbank te ver om dit op basis van de in het dossier aanwezige foto’s en omschrijvingen van de inhoud van de containers vast te stellen. Weliswaar hebben de Chinese autoriteiten een beoordelingsrapport opgesteld, waarin wordt geconcludeerd dat wat zich in de containers bevindt, te duiden is als “vast stadsafval, afkomstig van huishoudens, handel, afvalpapier dat is ontstaan op commerciële feesten en gemixt plastic afval”, maar nu China geen deelnemer is aan het Verdrag van Bazel, de EVOA of het OESO, kan de rechtbank er niet vanuit gaan dat China bij het opstellen van deze omschrijving van de afvalstoffen, specifiek doelde op code Y46.

Dit betekent dat gelet op het bovenstaande verdachte van het tweede deel van feit 4 wordt vrijgesproken.

Feitelijk leidinggeven

De rechtbank is ten aanzien van feit 3 en feit 4 van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan deze verboden gedragingen. Naast hetgeen de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen over het feitelijk leidinggeven voegt de rechtbank hier nog het volgende aan toe. Verdachte verklaart dat hij zelf bij [bedrijf 8] is gaan kijken, zag dat er plastic en blik tussen het papier zat en wist dat soortgelijke ladingen zijn kant op zouden komen. Hij heeft hiertoe de opdracht gegeven, zo blijkt ook uit de verklaring van getuige [getuige 4] die aan verdachte had gevraagd of [bedrijf 1] de partij wilde sorteren. Vervolgens heeft hij als feitelijk leidinggevende ervoor gezorgd dat deze partij werd afgezet in Azië.

feit 5

Bij nader onderzoek naar de inbeslaggenomen (digitale) administratie [bedrijf 1] is een digitaal bestand met de naam ‘klachtenregistratie aangel. vrachten 2011’ aangetroffen. Dit bestand betrof een overzicht van aangeleverde vrachten van diverse leveranciers, waaronder [bedrijf 22] waarachter in een kolom van ‘opmerkingen’ onder andere stond vermeld: vuil, troep, slechte kwaliteit, veel plastic en vuil.

Uit de administratie is gebleken dat met [bedrijf 22] gevestigd te Engeland, werd bedoeld.

Verder onderzoek naar het bedrijf [bedrijf 5] , gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, in de administratie van [bedrijf 1] leverde een groot aantal leveringen op waar klachten bij waren genoteerd. Onder deze leveringen kwam de volgende lading voor:

‘IBNnr datum lossen container gewicht leverancier klacht

SP.03.09.002 9-11-2011 [nummer] 27.320 [bedrijf 22] afkeur Hoogezand teveel vuil afval plastic’

Op 4 november 2011 heeft [naam werknemer 2] , werkzaam bij van [bedrijf 23] te Sappemeer, naar [Voornaam III] van [bedrijf 22] een e-mailbericht gestuurd met als onderwerp ‘rejected trial load match number [nummer] ’ en waarin hij schrijft:

‘(…)This load is rejected because of too much contamination (plastic and tin)’.

Attached you find the pictures of this load.

There’s no discussion about this rejection, this is garbage, it is unbelievable for u show a supplier can sent over such a kind of load. (…)’.

Op de foto’s SAM_0650.jpg, SAM_0653.jpg, SAM_0654.jpg en SAM_0655.jpg die bij voornoemd e-mailbericht waren verzonden zijn diverse balen te zien waar (onder meer) oud papier, karton, plastic en blik op is te zien.

Diezelfde ochtend wordt deze mail doorgestuurd naar [Werknemer 3] , werkzaam bij [bedrijf 1] , met de volgende vraag:

‘(…) A customer in Londen had loaded 2 loads of unsorted material by mistake, you look at the photographs please and see if you can give me a price please. If possible we must unload today (…)’

Op de print van voornoemde e-mailcorrespondentie staat met de hand geschreven:

‘2 vrachten afkeur, worden in Breda gelost, 2e nr. opgevraagd, prijs n.o.t.k.

[voornaam 4] , 7/11/2011.’

In een e-mailbericht van 7 november 2011 stuurt [Werknemer 3] het volgende naar [Voornaam III] van [bedrijf 22] :

‘Just spook with [naam 8] and we accept these 2 lots – price will be discussed between [voornaam 4] en [naam 8] (…)’

In een e-mailbericht van 9 november 2011 stuurt [Werknemer 3] het volgende naar [Voornaam III] van [bedrijf 5] :

‘on behalf of [voornaam 4] :

For your order [nummer] (…) we can pay you Euro 60 per MT delivered in Breda (…).’

[bedrijf 22] is met die prijs akkoord gegaan, waarna de lading bij [bedrijf 1] te Breda is gelost.

Verbalisanten hebben getuige [naam 8] [naam 9] , sourcing director bij [bedrijf 23] foto’s van de vracht van [bedrijf 22] met nummer [nummer] getoond. Getuige [naam 9] verklaarde hierover dat deze vracht onvoldoende was gesorteerd en er allemaal blikjes en plastic in zaten.

Getuige [getuige 10] , projectdirecteur bij [bedrijf 5] , heeft verklaard dat dat

op 4 november 2011 een lading met nummer RWK [nummer] geleverd is aan [bedrijf 23] in Hoogezand. Die lading werd geweigerd, omdat hij te erg vervuild was. [bedrijf 5] organiseerde dat de lading naar [bedrijf 1] zou gaan. Daarna werd de lading afgewaardeerd zodat de kostprijs naar beneden ging.

In de administratie van [bedrijf 1] is geen EVOA-beschikking aangetroffen voor de overbrenging van lading RWK [nummer] L van [bedrijf 5] naar [bedrijf 1].

Oordeel rechtbank

Op grond van vorenstaande stelt de rechtbank vast dat de levering [nummer] RWK [nummer] , naast papier en karton, ook bestond uit de afvalstoffen plastic en blik. Deze gecombineerde lading is niet aan te merken als een mengsel dat is opgenomen onder Bijlage III A van de EVOA. Dit betekent dat de afvalstof oud papier en karton verontreinigd was met andere afvalstoffen, te weten plastic en blik. Hierdoor kon deze lading niet meer als groene-lijst-stof worden overgebracht op grond van de informatieprocedure, maar kon deze alleen worden overgebracht op grond van de kennisgevingsprocedure onder een zogenoemde EVOA-beschikking. Nu deze beschikking niet is aangetroffen in de administratie van [bedrijf 1] en overigens ook niet is gesteld dat deze beschikking voor deze lading was verleend, is de overbrenging van deze lading in strijd met artikel 2, lid 35, onder a en/of b van de EVOA overgebracht.

De verdediging heeft gesteld dat het een overbrenging binnen Nederland betreft nu de lading bedoeld was voor [bedrijf 23] te Hoogezand-Sappemeer, de lading daar is afgekeurd en vervolgens naar [bedrijf 1] is overgebracht. De rechtbank volgt dit standpunt niet. Het gaat hier om een situatie van ‘voortgezette overbrenging’.

[bedrijf 1] wist uit de e-mailcorrespondentie en doorgestuurde foto’s dat deze partij afkomstig was van [bedrijf 22] en wat de kwaliteit van deze partij was. Door in te stemmen met overbrenging van de partij van [bedrijf 23] naar [bedrijf 1] , heeft [bedrijf 1] ook de vereisten die aan de overbrenging van die afvalstroom vast zitten geaccepteerd. Het strafbaar feit kan derhalve aan [bedrijf 1] worden toegerekend en zij heeft daarbij in vereniging tezamen met [bedrijf 22] gehandeld.

De rechtbank acht voorts bewezen dat deze handelingen tezamen en in vereniging met [bedrijf 5] zijn gepleegd. Immers, aan de kennisgevingsprocedure dient een besluit van beide autoriteiten (land waar de ontdoener is gevestigd en land waar de ontvanger is gevestigd) ten grondslag te liggen. Ook [bedrijf 5] heeft de partij overgebracht in strijd met de EVOA. De rechtbank is voorts van oordeel dat er sprake is van opzettelijk handelen door [bedrijf 1] en verwijst in dit verband naar haar eerdere overwegingen omtrent kleurloos opzet. Ten overvloede wijst de rechtbank er nog op dat [bedrijf 1] had kunnen en moeten weten dat het een partij betrof met een hoge graad van vervuiling, immers was dat de reden dat [bedrijf 23] de partij niet kon accepteren.

Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verdachte aan deze verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven. Naast hetgeen de rechtbank over het feitelijk leidinggeven reeds heeft overwogen, heeft verdachte hier voor dit handelen uitdrukkelijk zijn fiat gegeven door de handgeschreven opmerking op het e-mailbericht van 4 november 2011 te plaatsen en heeft ook [Werknemer 3] in het mailcontact met [bedrijf 22] aangegeven dat zij namens verdachte een prijs voor de afgekeurde lading voorstelt.

Op grond van bovenstaande kan feit 5 primair wettig en overtuigend worden bewezen.

feit 6

Bij nader onderzoek naar de inbeslaggenomen (digitale) administratie [bedrijf 1] is een digitaal bestand met de naam ‘klachtenregistratie aangel. vrachten 2011’ aangetroffen. Dit bestand betrof een overzicht van aangeleverde vrachten van diverse leveranciers, waaronder [bedrijf 6] , waarachter in een kolom van ‘opmerkingen’ onder andere stond vermeld: afgekeurd, zeer slechte kwaliteit, veel vuil tussen de balen.

Uit de administratie is gebleken dat met [bedrijf 11] een bedrijf uit Engeland werd bedoeld.

Verder onderzoek naar het bedrijf [bedrijf 11] in de administratie van [bedrijf 1] leverde 23 leveringen op waar klachten bij waren genoteerd. Onder deze leveringen waren de navolgende twee ladingen:

‘IBNnr datum lossen container gewicht leverancier producent klacht

SP.13.03.034 8-7-2010 [nummer] 26.120 [bedrijf 11] vuil, plastic, blik

SP.13.03.035 15-12-2010 OC302/29 24.580 [bedrijf 11] vuil, plastic’

Lading [nummer]

Op een vrachtbrief van 6 juli 2010 staat onder meer vermeld dat zending [nummer] vanuit het Verenigd Koninkrijk naar Nederland is getransporteerd. Handgeschreven staat er nog bij ‘ [bedrijf 24] ’en ‘zie foto’s’.

Op een weegbon van [bedrijf 1] van 8 juli 2010 staat dat er een lading met een gewicht van 26120 kilogram met balen bont van klant [bedrijf 24] is gewogen. Met de hand is bijgeschreven: ‘ [nummer] ’ en ‘zie foto’s’.

Op een Annex VII formulier (bedoeld voor de informatieprocedure) staat zendingnummer [nummer] , waarop importeur [bedrijf 1] staat, verzender [bedrijf 11] en waste identification code: Basel Annex IX: [nummer].

Op foto’s van deze lading is papier, karton en plastic te zien.

Lading [nummer]

Op een vrachtbrief van 15 december 2010 staat onder meer vermeld dat een zending van 24580 kilogram soft mixed papier wordt getransporteerd naar [bedrijf 1] .

Handgeschreven staat er nog ‘zie foto’s’ bij

Op een weegbon van [bedrijf 1] van 15 december 2010 staat dat er een lading met een gewicht van 24580 kilogram met balen bont van klant [bedrijf 24] is gewogen. Met de hand is bijgeschreven: ‘ [nummer] , veel plastic en vuil.

Op een Annex VII formulier (bedoeld voor de informatieprocedure) staat met de hand zendingnummer [nummer] bijgeschreven en staat als importeur [bedrijf 1] vermeld. Verzender is [bedrijf 11] en er staat waste identification code: Basel Annex IX: [nummer] . Voorts staat de code R3 vermeld, hetgeen betekent dat het hier voor nu.

Op 16 december 2010 heeft [naam 4] het volgende e-mailbericht verzonden:

‘Today unloaded [nummer] – see attached pictures. This material is dirty and have many plastic. Price fort his lot euro 105 per MT. Please confirm for agreement.’

Op de bij dit e-mailbericht aangehechte foto’s (IMG_1051.jpg tot en met IMG_1058.jpg) is te zien dat de lading bestaat uit papier, karton en plastic.

Van beide ladingen is geen EVOA-beschikking aangetroffen in de administratie van [bedrijf 1].

Getuige [getuige 9] , directeur van [bedrijf 11] , heeft verklaard dat [bedrijf 24] gedurende 2010 en 2011 ladingen gemengd plastic, papier, blikjes, flessen er dergelijke van [bedrijf 25] kreeg aangeboden. [bedrijf 24] stuurde foto’s van dat gemengde materiaal naar een man van [naam agentschap] in Nederland, [naam 5] geheten, en vroegen hem of hij een klant voor dat materiaal kon vinden. Op die manier kwam [bedrijf 24] met [bedrijf 1] in contact. Aan [bedrijf 24] werd verteld dat [bedrijf 1] de mogelijkheden had om dat materiaal te verwerken en te sorteren. [bedrijf 24] stuurde dit materiaal door naar [bedrijf 1] . Verdachte had foto’s gezien en wist precies wat hij kocht. [bedrijf 1] vertelde [bedrijf 24] dat ze het gemengde afval als gemengd zacht papier kochten. Dit materiaal was niet geschikt om naar China te exporteren en [getuige 9] ging ervan uit dat het nog verder gesorteerd zou worden.

Aan [getuige 9] zijn foto’s getoond van onder andere lading [nummer] . Hierover heeft [getuige 9] verklaard dat het materiaal op de foto’s het materiaal is dat [bedrijf 24] geleverd heeft en duidelijk gemengd is. Voorts heeft [getuige 9] verklaard dat alle leveringen ongeveer dezelfde gelijke consistentie hadden.

Oordeel rechtbank

Op grond van bovenstaande stelt de rechtbank vast dat de leveringen [nummer] en [nummer] naast papier en karton, ook bestonden uit de afvalstof plastic. Deze gecombineerde lading is niet aan te merken als een mengsel dat is opgenomen onder Bijlage III A van de EVOA. Dit betekent dat de afvalstof oud papier en karton verontreinigd was met plastic. Deze leveringen dienen derhalve te worden gekwalificeerd als een niet op bijlage III A opgenomen mengsel, dan wel als ‘gemengd stedelijk afval’. Hierdoor kon deze lading niet meer als groene-lijst-stof worden overgebracht op grond van de informatieprocedure, maar kon deze alleen worden overgebracht op grond de kennisgevingsprocedure onder een EVOA-beschikking. Nu deze beschikking niet is aangetroffen in de administratie van [bedrijf 1] en overigens ook niet is gesteld dat deze beschikking voor deze lading was verleend, is de overbrenging van deze lading in strijd met artikel 2, lid 35, onder a en/of b van de EVOA overgebracht.

De rechtbank is van oordeel dat voornoemd strafbaar feit ook aan [bedrijf 1] kan worden toegerekend en zij heeft daarbij tezamen en in vereniging met [bedrijf 24] gehandeld. Getuige [getuige 9] verklaart dat er met [bedrijf 1] contact was geweest over de kwaliteit van de lading, dat deze kwaliteit steeds hetzelfde was en dat [bedrijf 1] op voorhand foto’s toegezonden kreeg. De kwaliteit van de lading wordt blijkens het e-mailbericht van [getuige 2] door [bedrijf 1] zelf ook als een vieze lading vervuild met plastic beoordeeld. Er is sprake van opzettelijk handelen door [bedrijf 1] en de rechtbank verwijst in dit verband naar haar eerdere overwegingen omtrent kleurloos opzet.

Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verdachte aan deze verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven. Zij wijst hiervoor naar haar overwegingen hiervoor, meer in het bijzonder de verklaring van verdachte dat hij de feitelijk verantwoordelijk is voor de inkoop van afvalstoffen.

Feit 6 primair kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen.

Verjaring

Ten aanzien van de gestelde verjaring overweegt de rechtbank dat op grond van vorenstaande bewijsoverwegingen zes misdrijven bewezen zijn verklaard. Dit betekent dat de kortere verjaringstermijn voor overtredingen van drie jaar (artikel 70 Wetboek van Strafrecht ) hier geen toepassing vindt en het beroep op verjaring wordt verworpen.

4.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat

feit 1

[bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] in of omstreeks de periode van 29 november 2011 tot en met 5 december 2011 te Breda en/of te Rotterdam, althans in Nederland, in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, (een) handeling(en) heeft/hebben verricht als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 35, lid a en/of b, van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14

juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, immers was of waren zhij, verdachte, en/of zijn mededader(s), doende afvalstoffen, onder meer te weten

- op 29 november 2011 container nummer [nummer] , met oud papier en karton met

een mate van menging/verontreiniging van 16,08, 51,89, 5,04 en 4,59 % (zaaksdossier 3.12), en/of

- op 5 december 2011 container nummer [nummer] met oud papier en karton met een mate van menging/verontreiniging van 6,14 en 32,42 % (zaaksdossier 3.14),

in elk geval een of meer container(s) met mengsels van afvalstoffen, te weten oud papier en karton, vermengd/verontreinigd met (huishoudelijk) (verpakkings)plastic, rollen plastic, plakpastic, folie, kraftzakken, blik, hout, kunststofslangen, mascarasamples en/of een metalen drum, zijnde (een) voor nuttige toepassing bestemde) afvalstof(fen), die niet in een van de bijlagen III, IIIA en/of IIIB bij deze Verordening zijn opgenomen, over te brengen van Nederland naar China, terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening, tot het plegen van welke bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte

opdracht dan wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte feitelijk leiding

heeft gegeven;

feit 2

[bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 november 2010 tot en met 31 december 2011 te Breda, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, meermalen althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een deel van) de (bedrijfs-) administratie van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] , zijnde (dat deel van) die (bedrijfs-)administratie, (telkens) een (samenstel van) geschrift(en) die/dat bestemd waren/was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst, hebbende [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of (een of

meer van) haar medeverdachte(n) toen aldaar (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid in (dat deel van) die (bedrijfs-)administratie voornoemd (telkens) opgenomen en/of verwerkt, althans doen of laten opnemen en/of verwerken:

- factuurnummer [nummer] d.d. 3 januari 2011 (doc.555) van [bedrijf 1] B.V en/of factuurnummer 11004 d.d. 6 januari 2011 (doc.557) van [bedrijf 3] en/of de bijbehorende paklijst(en) (dossier [nummer] ), en

- factuurnummer [nummer] d.d. 3 januari 2011 (doc.762) van [bedrijf 1] en/of factuurnummer [nummer] d.d. 7 januari 2011 (doc.804) van [bedrijf 3] en/of de bijbehorende paklijst(en) (dossier AMB 204), en

- factuurnummer [nummer] d.d. 28 september 2011 van [bedrijf 1] (doc.502) en/of factuurnummer [nummer] d.d. 1 oktober november 2011 (doc.505) van [bedrijf 3] en/of de bijbehorende paklijsten (dossier AMB 210), en

- factuurnummer [nummer] d.d. 17 november 2011 (doc.946) van [bedrijf 1] en/of factuurnummer [nummer] d.d. 21 november 2011 (doc.958) van [bedrijf 3] en/of de bijbehorende paklijst(en) (dossier AMB 211), en/of

- factuurnummer [nummer] (doc.985) d.d. 2 december 2011 van [bedrijf 1] en/of factuurnummer [nummer] d.d. 9 december 2011 (doc.987) van [bedrijf 3] en/of de bijbehorende paklijst(en) (dossier AMB 214),

(telkens) terzake van het leveren van/ in rekening brengen van op die factu(u)r(en) en/of die paklijst(en) vermelde hoeveelhe(i)d(en)/gewichten aan goederen, zulks terwijl in werkelijkheid (telkens) (een) lager(e) gewicht(en) aan goederen werden geleverd althans in de te leveren containers werden geladen dan op die factu(u)r(en) en of die paklijst(en) waren/was vermeld, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,

en/of

[bedrijf 1] B.V en/of [bedrijf 2] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 november29 december 2010 tot en met 319 december 2011 te Breda, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal,

- factuurnummer [nummer] d.d. 3 januari 2011 (doc.555) van [bedrijf 1] B.V en/of factuurnummer [nummer] d.d. 6 januari 2011 (doc.557) van [bedrijf 3] en/of de bijbehorende paklijst(en) (dossier [nummer] ), en

- factuurnummer [nummer] d.d. 3 januari 2011 (doc.762) van [bedrijf 1] en/of factuurnummer [nummer] d.d. 7 januari 2011 (doc.804) van [bedrijf 3] en/of de bijbehorende paklijst(en) (dossier AMB 204), en

- factuurnummer 201103768 d.d. 28 september 2011 van [bedrijf 1] (doc.502) en/of factuurnummer [nummer] d.d. 1 oktober november 2011 (doc.505) van [bedrijf 3] en/of de bijbehorende paklijsten (dossier AMB 210), en

- de factuurnummer [nummer] d.d. 17 november 2011 (doc.946) van [bedrijf 1] en/of factuurnummer [nummer] d.d. 21 november 2011 (doc.958) van [bedrijf 3] en/of de bijbehorende paklijst(en) (dossier AMB 211), en/of

- factuurnummer [nummer] (doc.985) d.d. 2 december 2011 van [bedrijf 1] en/of factuurnummer [nummer] d.d. 9 december 2011 (doc.987) van [bedrijf 3] en/of de bijbehorende paklijst(en) (dossier AMB 214),

zijnde (telkens) valse facturen en/of paklijsten (waarin in strijd met de waarheid telkens onjuiste, te hoge gewichten werden vermeld) opzettelijk hebben (heeft) gebruikt als waren ze echt en onvervalst, bestaande dat gebruiken uit het verzenden/ter beschikking stellen/in rekening brengen van die facturen en/of paklijsten aan de geadresseerden op die facturen, terwijl zij wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat deze geschriften bestemd waren voor zodanig gebruik, tot het plegen van welke bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte opdracht dan wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;

feit 3

[bedrijf 1] en/of [bedrijf 4] in of omstreeks de periode van 6 juli 2011 tot en met 26 september 2011 te Breda en/of te Rotterdam, althans in Nederland, in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk (een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 lid 35 aanhef en onder c van de Verordening (EG) Nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, hebbende zij tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, onder beschikking GB0001001440 een partij (gemengd huishoudelijk) afval (ruim 2000 ton) van Groot-Brittannië naar Nederland overgebracht,

met een verkeerde voorstelling van zaken verkregen toestemming van de bevoegde

autoriteiten, immers werd voor het verkrijgen van de benodigde toestemming aan [naam 1]

werkzaam bij Agentschap NL als projectadviseur, desgevraagd aangegeven dat de goederen (het gemengde huishoudelijke afval) bij [bedrijf 1] uitgesorteerd (zouden) worden op soort en kwaliteit en daarna vermarkt als grondstof (doc 042.13) terwijl dit afval, althans een (groot) deel van dit afval daarvan niet bij Vvan [bedrijf 1] werd uitgesorteerd (maar overgebracht naar China), tot het plegen van welke bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte opdracht dan wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;

feit 4

[bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot en met 1 januari 2012 in de gemeente Breda, althans in Nederland, in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, (een) handeling(en) heeft/hebben verricht als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 35, lid a en/of b, van de Verordening (EG) nr.

1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, immers hebben zij verdachte(n), en/of haar mededader(s), afvalstoffen van Nederland naar China overgebracht, onder meer te weten 30 containers

(GLDU7209056, TCNU6290509, BMOU4315610, GESU5241073, CCLU6738776, CCLU7205370, CCLU6392678, CAIU8804054, TGHU9628417, CCLU6239627, CCLU6304471, GESU4910220, CCLU6669377, TCNU6296615, CCLU6501974, CCLU6476260, CCLU6504741, CCLU6467611, CCLU6460807, CCLU6519994, CCLU6473002, CCLU6481590, CCLU6513065, CCLU6489713, CCLU6259135, CCLU6589353, CCLU6809890, DFSU6165418, CCLU6484460 en CCLU7350466)

(betreft containers rechtshulpverzoek 2), in elk geval een of meer container(s) met mengsels van afvalstoffen, te weten papier, karton, plastic, metalen, textiel, voedsel- en drankverpakkingen, zijnde (een) (voor nuttige toepassing bestemde) afvalstof(fen), die niet in een van de bijlagen III, IIIA en/of IIIB bij deze Verordening zijn opgenomen, terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening,

tot het plegen van welke bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte

opdracht dan wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte feitelijk leiding

heeft gegeven;

feit 5 primair

[bedrijf 1] in of omstreeks de periode van 1 november 2011 tot en met 9 november 2011 in de gemeente Breda, althans in Nederland, in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, (een) handeling(en) heeft/hebben verricht als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 35, lid a en/of b, van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van een

afvalstoffen, immers heeft/hebben zhij, verdachte, en/of zijn mededader(s), afvalstoffen, te

weten een levering met ref. [nummer] , RWK [nummer] , vanuit [bedrijf 5] (oorspronkelijk bestemd voor [bedrijf 23] te Hoogezand), bestaande uit een mengsel van afvalstoffen, te weten oud papier en karton, vermengd/verontreinigd met plastic, en blik en/of glas, zijnde (een) (voor nuttige toepassing bestemde) afvalstof(fen), die niet in een van de bijlagen III, IIIA en/of IIIB bij deze Verordening iszijn opgenomen,

overgebracht van het Verenigd Koninkrijk naar Nederland, terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening tot het plegen van welke bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte opdracht dan wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;

feit 6 primair

[bedrijf 1] in of omstreeks de periode van 7 juli 2010 tot en met 15 december 2010 in de gemeente Breda, althans in Nederland, in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, meermalen, althans een maal, opzettelijk, (een) handeling(en) heeft/hebben verricht als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 35, lid a en/of b, van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of zijn mededader(s), meermalen, althans eenmaal, opzettelijk voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen afkomstig van [bedrijf 6] (zaaksdossier 3.21), te weten

- in de periode van 7 juli 2010 tot en met 8 juli 2010 zending [nummer] ,

en/of

- in de periode van 13 december 2010 tot en met 15 december 2010 zending [nummer] , in elk geval een of meer partijen met mengsels van afvalstoffen (te weten papier, karton en plastic), zijnde (een) (voor nuttige toepassing bestemde) afvalstof(fen), die niet in een van de bijlagen III, IIIA en/of IIIB bij deze Verordening zijn opgenomen, overgebracht van het Verenigd Koninkrijk naar Nederland, terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening, tot het plegen van welke bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte opdracht dan wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte feitelijk leiding heeft gegeven.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring in cursief verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

Ten gevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging heeft de rechtbank onder feit 2, onder het derde gedachtestreepje november in vet hersteld in oktober.

Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

6.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft ten aanzien van het bepalen van de strafmaat verzocht om rekening te houden met de volgende omstandigheden. De zaak is stokoud en niet complex, zodat dient te worden volstaan met een schuldigverklaring zonder strafoplegging.

De eis van de officier van justitie is disproportioneel gelet op de strafoplegging in vergelijkbare zaken en het blanco strafblad van verdachte. Er is geen sprake geweest van verrijking voor verdachte, terwijl hij wel door het opsporingsonderzoek alles is kwijtgeraakt en de bedrijven failliet zijn gegaan. Daarbij is niet aangetoond dat aan het milieu schade is toegebracht en voorts is er ook geen economisch voordeel geweest voor verdachte: het gelijke speelveld is nimmer in geding geweest. Deze omstandigheden zouden ertoe moeten leiden dat wordt afgezien van strafoplegging.

6.3

Het oordeel van de rechtbank

[bedrijf 1] , [bedrijf 14] en [bedrijf 4] hebben zich (meermalen) schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van illegale overbrenging van afvalstoffen. Daarmee hebben deze rechtspersonen bewust gehandeld in strijd met de bepalingen van de EVOA. Deze bepalingen in de EVOA beogen internationale transporten van afvalstoffen te reguleren teneinde ongewenste gevolgen dan wel risico’s voor het milieu te vermijden.

Het oogmerk van de EVOA is namelijk dat voorkomen moet worden dat verontreinigde partijen afval ongecontroleerd, zonder voorafgaande kennisgeving en toestemming, de grens passeren en dus zonder dat de bevoegde autoriteiten zich goed op de hoogte kunnen stellen en alle nodige maatregelen kunnen treffen ter bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu en zonder dat deze autoriteiten de mogelijkheid krijgen op goede gronden bezwaar te maken tegen de overbrenging.

Verdachte heeft, als feitelijk leidinggevende van deze rechtspersonen en professional op het gebied van de handel in oud papier, leiding gegeven aan deze illegale overbrengingen. Van verdachte had mogen worden verwacht dat hij alles in het werk zou stellen om de illegale overbrengingen te voorkomen; hij wist immers van de verboden handelwijze van deze vennootschappen waaraan hij feitelijk leiding gaf.

Verdachte heeft met zijn handelen de integriteit van het controlesysteem van de EVOA geschonden en de bij de milieuvoorschriften betrokken belangen van bescherming van het milieu ondermijnd. Het handelen van verdachte werkt bovendien concurrentievervalsend ten opzichte van ondernemers die zich wel aan de voorschriften houden.

Daarnaast heeft verdachte opzettelijk minder gewicht in containers geladen dan hij op de facturen en paklijsten had vermeld waardoor hij meermalen valsheid in geschrifte heeft gepleegd.

De rechtbank rekent verdachte het gedurende langere periode structureel plegen van strafbare feiten zwaar aan. Ook de ongewenste gevolgen en mogelijke risico’s voor het milieu en de stelselmatigheid in de misleiding van de Nederlandse autoriteit door de rechtspersonen waar verdachte feitelijk leiding aan heeft gegeven, weegt de rechtbank mee. De rechtbank benadrukt in dit verband nog dat deze specifieke vorm van criminaliteit, net als de meer gebruikelijke vormen van criminaliteit, evengoed schade toebrengt aan de maatschappij en dat deze verdachte als pleger van deze milieufeiten daarin geen bijzondere positie inneemt.

Bij het bepalen van een passende straf heeft de rechtbank ten voordele van verdachte rekening gehouden met het feit dat hij niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is geweest. Tevens heeft de rechtbank geconstateerd dat de rechtspersonen waar verdachte feitelijk leiding aan heeft gegeven inmiddels allemaal zijn geliquideerd.

De rechtbank heeft hiervoor reeds vastgesteld dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Ook dit zal de rechtbank in het voordeel van verdachte mee laten meewegen.

Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat de ernst, de aard en de omvang van de gepleegde feiten maken dat op deze feiten dient te worden gereageerd met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

De rechtbank legt aan verdachte, voor alle feiten tezamen, een gevangenisstraf op voor de duur van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank acht een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op zijn plaats nu verdachte ter zitting heeft aangegeven opnieuw een bedrijf in de handel van oud papier te zijn begonnen en deze voorwaardelijke straf hem er – hopelijk – van weerhoudt om in de toekomst opnieuw dergelijke strafbare feiten te plegen.

De rechtbank is van oordeel dat met oplegging van deze straf aan de verplichting van lidstaten wordt voldaan dat op de schendingen van het gemeenschapsrecht een doeltreffende, evenredige en afschrikkende sanctie dient te volgen, welke vergelijkbaar is met de sancties voor even ernstige schendingen van gelijkwaardige nationale normen.

7 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14 a, 14b, 14c, 27, 47, 51, 57, 91 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2, 6 en 87 van de Wet op de economische delicten , de artikelen 1.1 en 10.60 van de Wet Milieubeheer en de artikelen 2 en 3 van de EVOA, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8 De beslissing

De rechtbank:

Voorvragen

- verklaart de dagvaarding geldig;

- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;

Bewezenverklaring

- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1: Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.60 tweede lid van de Wet milieubeheer , tezamen en in vereniging gepleegd en opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;

feit 2: Opzettelijk tezamen en in vereniging gebruik maken van het valse of vervalste geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd en gepleegd door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;

feit 3: Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.60 tweede lid van de Wet milieubeheer , tezamen en in vereniging gepleegd en opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;

feit 4: Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.60 tweede lid van de Wet milieubeheer , tezamen en in vereniging met anderen gepleegd en opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk

leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;

feit 5 primair: Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.60 tweede lid van de

Wet milieubeheer, tezamen en in vereniging gepleegd met een ander

gepleegd en opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;

feit 6 primair: Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.60 tweede lid van de

Wet milieubeheer, tezamen en in vereniging met een ander gepleegd en opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van twaalf maanden;

- bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf groot drie maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd van twee jaren na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;

- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.

Dit vonnis is gewezen door mr. Peters, voorzitter, mr. Hertsig en mr. De Weert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Althuis, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 januari 2017.

Mr. Peters en mr. Van Althuis zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met onderzoeksnummer 20100508 van Inlichtingen Opsporingsdienst Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 318, 20001 tot en met 21477, 3001 tot en met 30099, 40001 tot en met 40077, 50001 tot en met 50057, 60001 tot en met 60043, 70001 tot en met 70505, 80001 tot en met 80172 en 100001 tot en met 106645.

Geschriften, te weten uittreksels van de Kamer van Koophandel, DOC.004, DOC.006, DOC.007 en DOC.009 en DOC010, p. 100011-100013, p. 100017-100022 en p. 100027-100033.

Een proces-verbaal van bevindingen, AMB.144, p. 20783.

Een geschrift, te weten een contract, DOC.127, p. 100941.

Een geschrift, te weten een orderconformation, DOC.127, p. 100935.

Een geschrift, te weten een faxbericht, DOC.201, p. 101311.

Een geschrift, te weten een Bijlage-VII, DOC.201, p. 101314.

Een geschrift, te weten een boekingsbevestiging, DOC.201, p. 101312.

Een proces-verbaal van bevindingen, AMB.137, p. 20745.

Een geschrift, te weten een weegbon, DOC.115, p. 100809.

Een geschrift, te weten een weegbon, DOC.115, p. 100810.

Een geschrift, te weten een paklijst, DOC.214, p. 101457.

Een proces-verbaal van bevindingen, AMB.094, p. 20622 en 20623.

Een proces-verbaal van bevindingen, AMB.099, p. 20646.

Een proces-verbaal van bevindingen, AMB.096, p. 20635.

Een proces-verbaal van bevindingen, AMB.96, p. 20636.

Een geschrift, te weten een rapport, DOC.123, p. 100835-100914.

Een geschrift, te weten een rapport, DOC.123, p. 100843-100844.

Proces-verbaal van bevindingen. AMB.143, p. 20780.

Proces-verbaal van bevindingen. AMB.143, p. 20780.

Een geschrift, te weten een rapport, DOC.235, p. 101503-101533.

Een geschrift, te weten een rapport, DOC.235, p. 101511-101512.

Proces-verbaal van de zitting van 10 december 2015.

Een proces-verbaal van bevindingen, AMB.122, p. 20695-20696.

Een geschrift, te weten een weegoverzicht, DOC.227, p. 101491.

Een geschrift, te weten een paklijst, DOC.229, p. 101493.

Een geschrift, te weten een digitaal overzicht, DOC.234, p. 101502.

Een geschrift, te weten een boekingsbevestiging, DOC.127, p. 100932.

Een proces-verbaal van bevindingen, AMB.099, p. 20646.

Een proces-verbaal van bevindingen, AMB.105, p. 20662-20663.

Een proces-verbaal van bevindingen, AMB.105, p. 20663.

Proces-verbaal van bevindingen. AMB.143, p. 20779.

Proces-verbaal van bevindingen. AMB.143, p. 20779.

Een geschrift, te weten een rapport, DOC.235, p. 101503-101533.

Een geschrift, te weten een rapport, DOC.235, p. 101511-101512.

Proces-verbaal van de zitting van 10 december 2015.

Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , V01.004, p. 80013.

Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , V01.004, p. 80016.

Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , V01.004, p. 80017.

Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , V01.002, p. 80006.

Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , V02.002, p. 80052

Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , V.02.004, p. 80062

Proces-verbaal van verhoor verdachte [voornaam VV] - [getuige 4] , V04.001, p. 80119.

Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, DZK.005, p. 60030-60031.

Een proces-verbaal van bevindingen, AMB.199, p. 21041.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC.557, p. 102702.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC.555, p. 102699.

Een geschrift, te weten een paklijst, DOC.556, p. 102700-102701.

Geschriften, te weten weegbriefjes, DOC.558-597, p. 102703-102782.

Proces-verbaal van bevindingen, AMB.199, p. 21043.

Proces-verbaal van bevindingen, AMB.199, p. 21044.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC. 804, p. 103182.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC.762, p. 103098.

Een geschrift, te weten een paklijst, DOC.762, p. 103099-103100.

Geschriften, te weten weegbriefjes, DOC.763-802, p. 103101-103180.

Proces-verbaal van bevindingen, AMB.204, p. 21077-21078.

Proces-verbaal van bevindingen, AMB.204, p. 21079.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC. 505, p. 102550.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC.502, p. 102547.

Een geschrift, te weten een paklijst, DOC.459, p.102463-102464.

Geschriften, te weten weegbriefjes, DOC.460-499, p. 102465-102544.

Proces-verbaal van bevindingen, AMB.210, p. 21108.

Proces-verbaal van bevindingen, AMB.210, p. 21.109-21110.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC. 958, p. 104465.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC.946, p. 104443.

Een geschrift, te weten een paklijst, DOC.947, p.104444.

Geschriften, te weten weegbriefjes, DOC.948-957, p. 104445-104464.

Proces-verbaal van bevindingen, AMB.211, p. 21112.

Proces-verbaal van bevindingen, AMB.211, p. 21113.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC. 987, p. 104524.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC.985, p. 104521.

Een geschrift, te weten een paklijst, DOC.986, p.104522-104523.

Geschriften, te weten weegbriefjes, DOC.988-1020 en DOC.111-118, p.104525-104588 en p. 100801-100816.

Proces-verbaal van bevindingen, AMB.214, p. 21143.

Proces-verbaal van bevindingen, AMB.214, p. 21144.

Proces-verbaal bevindingen onderzoek omvang voordeel uit overfacturatie, FIN.014, p. 2.

Proces-verbaal bevindingen onderzoek omvang voordeel uit overfacturatie, FIN.014, p. 8.

Proces-verbaal bevindingen onderzoek omvang voordeel uit overfacturatie, FIN.014, p. 11-12.

Proces-verbaal bevindingen onderzoek omvang voordeel uit overfacturatie, FIN.014, p. 13

Proces-verbaal bevindingen onderzoek omvang voordeel uit overfacturatie, FIN.014, p. 12.

Proces-verbaal bevindingen onderzoek omvang voordeel uit overfacturatie, FIN.014, p. 13.

Een geschrift, te weten een beschikking, DOC.042.14.

Een geschrift, te weten een notifcatiedocument, DOC. 042.01.

Een geschrift, te weten een movementdocument, DOC.042.02.

Een geschrift, te weten een e-mailbericht, DOC.042.13.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC.1134, p. 104884.

Een geschrift, te weten een Weightbridge Ticket List, DOC.1135, p. 104885-104886.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC.1136, p. 104887.

Een geschrift, te weten een Weightbridge Ticket List, DOC.1137, p. 104888.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC.1138, p. 104889.

Een geschrift, te weten een Weightbridge Ticket List, DOC.1139, p. 104890.

Een proces-verbaal van bevindingen, AMB.218, p. 21155.

Een proces-verbaal bewegingen gordijnwagens A2B.online, AMB.061, p. 20397.

Proces-verbaal zaaksdossier [bedrijf 8] , AMB.252, p. 21396.

Een proces-verbaal van bevindingen, DZK.008, p. 60037.

Een proces-verbaal van getuigenverhoor, G19.001, p. 70179-70180.

Proces-verbaal van verhoor verdachte [voornaam VV] - [getuige 4] , V04.001, p. 80119-801120.

Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , V02.003, p. 80059.

Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , V02.004, p. 80075-80076.

Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , V02.004, p. 80080.

Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] , V02.004, p. 80081.

Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] , V02.004, p. 80105.

Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , V01.006, p.80024.

Een geschrift, te weten een movementdocument, DOC.042.30.

Een geschrift, te weten een e-mailbericht, DOC.252, p. 101583.

Een proces-verbaal van bevindingen, AMB. 243, p. 21324-21325.

Een geschrift, te weten een e-mailbericht, DOC.501, p. 102546.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC.1312, p. 105184.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC.1313, p. 105185.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC.1314, p. 105186.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC.1315, p. 105188.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC.1316, p. 105189.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC.1317, p. 105190.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC.1318, p. 105191.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC.1319, p. 105192.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC.1304, p. 105176.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC.1305, p. 105177.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC.1306, p. 105178.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC.1307, p. 105179.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC.1308, p. 105180.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC.1309, p. 105181.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC.1310, p. 105182.

Een geschrift, te weten een factuur, DOC.1311, p. 105183.

Een geschrift, te weten een excelbestand, DOC.135, p. 101038.

Een proces-verbaal van bevindingen, AMB.116, p. 20685.

Een geschrift, te weten een laadopdracht, DOC.136, p. 101039.

Proces-verbaal van bevindingen, AMB.116, p. 20686.

Een geschrift, te weten een paklijst, DOC.137, p. 101040.

Een geschrift, te weten een e-mailbericht, DOC.138, p. 101041.

Een geschrift, te weten een printscreen, DOC.139, p. 101042.

Proces-verbaal van bevindingen, AMB.116, p. 20687.

Een geschrift, te weten een excelbestand, DOC.140, p. 101043.

Een geschrift, te weten een Bill of Lading met bijlagen, DOC.140, p. 101044-101046.

Een geschrift, te weten een paklijst, DOC.144, p. 101051.

Een geschrift, te weten een rapport, DOC.1384, p. 105352.

Een geschrift, te weten een print screen, DOC.537, p. 102670.

Een geschrift, te weten een klachtenregistratie, DOC.1254, p. 105033-105034.

Proces-verbaal van bevindingen, AMB.225, p. 21193.

Een geschrift, te weten een overzicht van ladingen afkomstig van [bedrijf 22] DOC.1255, p. 105036.

Foto’s, DOC.1269, p. 105055, 105057-105059.

En geschrift, te weten e-mailcorrespondentie, DOC.417, p. 102292.

Een geschrift, te weten een e-mailbericht, DOC.471, p. 102303.

Een geschrift, te weten een e-mailbericht DOC.417, p. 102297.

Proces-verbaal van getuigenverhoor, G.10.001, p. 70056.

Proces-verbaal van getuigenverhoor, G. 12.001, p. 70119.

Proces-verbaal van bevindingen, AMB.225, p. 21194.

Een geschrift, te weten een klachtenregistratie, DOC.1254, p. 105033-105034.

Een geschrift, te weten een overzicht van ladingen afkomstig van [bedrijf 11] , DOC.815, p. 103224.

Proces-verbaal van bevindingen, AMB.207, p. 21083.

Een geschrift, te weten een overzicht van ladingen afkomstig van [bedrijf 11] , DOC.816, p. 103225.

Een geschrift, te weten een vrachtbrief, DOC.876, p. 104358.

Een geschrift, te weten een weegbon, DOC.875, p. 103357.

Een geschrift, te weten een Annex VII- formulier, DOC.877, p. 104359.

Foto’s, DOC.878, p. 104361.

Een geschrift, te weten een vrachtbrief, DOC.818, p. 103227.

Een geschrift, te weten een weegbon, DOC.817, p. 103226.

Een geschrift, te weten een Annex VII- formulier, DOC.820, p. 103228.

Een geschrift, te weten een e-mailbericht, DOC.821, p. 103230.

Foto’s, DOC.873, p. 103350-103355.

Proces-verbaal van bevindingen, DOC.207, p. 21088 en 21091.

Proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 9] , G.21.001, p. 70187-70188.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature