Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Het besluit tot het overbrengen van taken naar het Zeeuws archief kan de rechterlijke toets doorstaan. Aan het besluit tot overdracht van taken liggen zakelijke en objectieve argumenten ten grondslag. Er zijn geen aanwijzingen om aan te nemen dat de gekozen oplossing is bepaald door de wens eiser van zijn stoel te krijgen. Dat er mogelijk andere oplossingen waren betekent niet dat gedeputeerde staten niet voor deze oplossing heeft mogen kiezen.

Er was een dienstbelang om eiser te ontslaan uit zijn functie als provinciearchivaris. Verweerder heeft vervolgens andere taken in redelijkheid aan eiser kunnen opdragen.

De aanpassing van de dienstverleningsovereenkomst is geen publiekrechtelijke rechtshandeling. In het benoemingsbesluit van een derde is geen impliciete weigering te lezen om eiser te benoemen.

Uitspraak



RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 16/1482 AW

uitspraak van 5 september 2016 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , [woonplaats eiser] , eiser,

gemachtigde: mr. J.A. Platteeuw,

en

de gedeputeerde staten van de provincie Zeeland, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 2 februari 2016 (bestreden besluit) van gedeputeerde staten inzake het principebesluit om de taken van provinciearchivaris over te dragen aan het Zeeuws Archief, de beslissing tot opheffing van de geheimhoudingsverplichting over die kwestie, eisers ontslag uit de functie van provinciearchivaris en de benoeming van mevrouw [naam provinciearchivaris] tot provinciearchivaris.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 20 juli 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De gedeputeerde staten heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger 'de gedeputeerde staten'] , [naam 2e vertegenwoordiger 'de gedeputeerde staten'] en mr. J. Zwennis.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.

Eiser is met ingang van 1 januari 2013 voor 0,6 fte belast met de functie provinciaal archivaris (schaal 10) en voor 0,4 fte als medewerker archief (schaal 9). Beide functies zijn ondergebracht in de afdeling informatie en automatisering (I&A).

Bij principebesluit van 9 juni 2015 is besloten om de wettelijke taken van de provinciearchivaris onder te brengen bij het Zeeuws archief. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.

Bij brief van 7 juli 2015 is aan eiser het voornemen kenbaar gemaakt hem te ontslaan van zijn taken als provinciearchivaris (0,3 fte) en als gevolg daarvan zijn takenpakket te wijzigen. Daarnaast wordt hij geplaatst voor 0,4 fte in de functie functioneel applicatiebeheerder.

Eiser heeft zijn schriftelijke zienswijze ingediend tegen het voornemen van 7 juli 2015.

Bij besluit van 1 september 2015 is aan eiser meegedeeld dat de zienswijze geen aanleiding geeft het voorgenomen besluit te wijzigen. Besloten wordt om eiser ontslag te verlenen voor zijn taken als provinciearchivaris. Eisers takenpakket wordt voor 0,3 fte gewijzigd in de taken van de functie adviseur services D, met functieniveau 10. Voor de overige 0,3 fte blijven zijn taken in de functie provinciaal archivaris ongewijzigd.

Inzake de functie medewerker archief die eiser voor 0,4 fte uitvoerde is opgemerkt dat deze functie per 1 januari 2015 is komen te vervallen. Eiser wordt in de functie van functioneel applicatiebeheerder geplaatst in functieniveau 9. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Tevens heeft eiser een verzoekschrift tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek is door de voorzieningenrechter bij uitspraak van 5 oktober 2015 afgewezen.

In de besluitenlijst van 1 september 2015 is opgenomen dat de wettelijke taken van de provinciearchivaris ondergebracht worden bij het Zeeuws archief. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

Bij brief van 7 september 2015 is besloten tot aanpassing van de dienstverlenings-overeenkomst met het Zeeuws archief. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

Bij besluit van 7 september 2015 is besloten mevrouw [naam provinciearchivaris] te benoemen als provinciearchivaris. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

Bij bestreden besluit is het bezwaar van eiser tegen het principebesluit van 9 juni 2015 en het bezwaar van eiser tegen het besluit van 1 september 2015 en zijn de bezwaren tegen de andere drie besluiten niet-ontvankelijk verklaard.

2. Eiser heeft, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.

Ten aanzien van het overbrengen van wettelijke taken naar het Zeeuws archief

Eiser is niet gehoord of in gelegenheid gesteld zijn zienswijze in te dienen. Niet gebleken is dat gedeputeerde staten zich aan de geldende voorschriften heeft gehouden. Artikel 29, lid 3 archiefwet staat niet toe een orgaan als archivaris te benoemen. Het besluit is meer genomen om eiser van zijn stoel te krijgen (omdat hij kritisch is) en niet zozeer met als reden reorganisatie. Verder heeft eiser aangevoerd dat de ontstane belangenverstrengeling op een andere (makkelijkere) manier zou kunnen worden opgelost en heeft hij argumenten aangevoerd waarom het onwenselijk is dat de taken worden ondergebracht bij het Zeeuws archief.

Ten aanzien van het ontslaan voor de taken van provinciearchivaris en het opdragen van andere taken.

Eiser heeft gesteld dat hij gedetacheerd zou kunnen worden bij het Zeeuws archief en dat belangenverstrengeling voorkomen kan worden. Hij was voor minimaal 3 jaar benoemd zodat hij niet voor 1 januari 2016 ontslagen mocht worden. Verder heeft eiser aangevoerd dat hem geen passende werkzaamheden zijn aangeboden. De werkzaamheden die hij voor 0,3 fte krijgt opgedragen ter vervanging van de hem ontnomen functie bieden geen carrièreperspectief.

De aangeboden werkzaamheden voor 0,4 fte zijn niet passend omdat zij niet aansluiten bij de andere werkzaamheden. Deze werkzaamheden heeft hij al eerder uitgevoerd en toen is geoordeeld dat deze niet passend waren. Eiser is ziek geworden van deze werkzaamheden.

Ten aanzien van de besluitenlijst van 1 september 2015

Eiser heeft gesteld dat met de besluitenlijst (opnieuw) is besloten tot het overdragen van taken en dat zijn bezwaar ontvankelijk verklaard moet worden.

Ten aanzien van de aanpassing van de dienstverleningsovereenkomst.

Eiser heeft aangevoerd dat feitelijk wordt besloten tot het benoemen van een medewerker van het Zeeuws archief als provinciearchivaris. Met het sluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst kan het publiekrecht niet worden omzeild.

Ten aanzien van de benoeming van mevrouw [naam provinciearchivaris] .

Eiser heeft gesteld dat met de benoeming van mevrouw [naam provinciearchivaris] impliciet is geweigerd hem aan te stellen, zodat hij ontvankelijk is in zijn bezwaar.

Bij brief van 7 juli 2016 heeft eiser nog aanvullend gereageerd op het verweerschrift.

3. In artikel 29, eerste lid, van de Archiefwet is bepaald dat de provinciale archiefbewaarplaats beheerd wordt door een provinciearchivaris, die in het bezit dient te zijn van een diploma archivistiek of, zo geen zodanige archivaris mocht zijn benoemd, door de secretaris.

In artikel 29, derde lid, van de Archiefwet is bepaald dat de provinciearchivaris door gedeputeerde staten wordt benoemd, geschorst en ontslagen.

In artikel A1, lid 1, aanhef en onder c, van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies (CAP) is bepaald dat in deze regeling en in haar uitvoeringsbesluiten onder passende functie wordt verstaan: een functie die de ambtenaar redelijkerwijs in verband met zijn persoonlijkheid, zijn omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten kan worden opgedragen.

In artikel A1, lid 1, aanhef en onder h, van de CAP is bepaald dat in deze regeling en in haar uitvoeringsbesluiten onder een reorganisatie wordt verstaan: elke wijziging van de organisatiestructuur, van de omvang van de provinciale organisatie of van de taakinhoud van de provincie of een onderdeel daarvan - daaronder begrepen de overdracht van taken van en naar de provincie - waaraan personele consequenties zijn verbonden.

In artikel B5 van de CAP is bepaald dat de ambtenaar steeds voor een periode van in de regel ten minste drie jaar en maximaal vijf jaar in een functie wordt benoemd, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

In artikel B6, eerste lid, van de CAP is bepaald dat de ambtenaar verplicht is na afloop van de periode van benoeming in een functie als bedoeld in artikel B.5, een hem aangeboden andere passende functie te aanvaarden. Bij het aanbieden van een andere passende functie wordt een aanzegtermijn van ten minste twee maanden in acht genomen. De ambtenaar kan na afloop van bedoelde periode ook opnieuw in dezelfde functie worden benoemd. Zolang er na afloop van de in de eerste volzin bedoelde periode geen passende functie beschikbaar is en de ambtenaar niet overeenkomstig het vierde lid tijdelijk is belast met andere werkzaamheden dan wel met de waarneming van een andere functie, blijft hij zijn functie vervullen.

In artikel B6, derde lid van de CAP is bepaald dat de ambtenaar verplicht is om in het belang van de dienst een andere passende functie te aanvaarden.

In artikel B6, zevende lid, van de CAP is bepaald dat gedeputeerde staten ter uitvoering van dit artikel en ter uitvoering van artikel B.5 nadere regels inzake de rechtspositie vaststellen nadat hierover overeenkomstig hoofdstuk I overleg met de vakorganisaties van overheidspersoneel heeft plaatsgevonden. Deze nadere regels zijn neergelegd in het Sociaal statuut Provincie Zeeland. (geldend tot 4-6-16)

In artikel 8 van de CAP is bepaald dat bij reorganisaties de procedures en de hoofdlijnen van het flankerend beleid in acht worden genomen die zijn vastgelegd in bijlage 1 van deze regeling, die er onderdeel van uitmaakt. Gedeputeerde staten kunnen nadere regels vaststellen omtrent de te volgen procedure bij reorganisaties en omtrent de personele gevolgen van reorganisaties.

In artikel 2, eerste lid, onder a, van het Sociaal statuut is bepaald dat in dit sociaal statuut onder reorganisatie wordt verstaan : een door de werkgever in gang gezet dan wel hem opgelegd veranderingsproces, dat de provinciale organisatie beïnvloedt en personele gevolgen heeft voor ten minste 10 werknemers van de gezamenlijk organisatie-eenheden als bedoeld in artikel 1 van de Regeling ambtelijke organisatie Zeeland.

In artikel 2, tweede lid, van het Sociaal statuut is bepaald dat indien bij een reorganisatie als bedoeld in het vorige lid ander a. personele gevolgen optreden voor minder dan 10 werknemers, gedeputeerde staten nadere afspraken maken met de ondernemingsraad over de te volgen procedure en het regelen van de personele gevolgen. Deze afspraken mogen niet in strijd zijn met dit sociaal statuut. De individuele rechtspositionele waarborgen als bedoeld in hoofdstuk B en de procedurele waarborgen als bedoeld in hoofdstuk D zijn onverkort van toepassing.

4 Overbrengen van wettelijke taken naar het Zeeuws archief

4.1

In het bestreden besluit zijn drie deelbeslissingen genomen; de ongegrondverklaring van het bezwaar voor zover dit zag op het overbrengen van taken en de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren voor zover deze zagen op het onderbrengen van de wettelijke taken van de provinciearchivaris bij het Zeeuws Archief, het ontslaan van verzoeker van zijn wettelijke taken conform de Archiefwet, en het uitwerken van de vervolgacties, waaronder de aanpassing van de dienstverleningsovereenkomsten het wijzigen van het takenpakket van de provinciaal archivaris. Eerst in het aanvullend beroepschrift van 7 juli 2016 heeft eiser gronden naar voren gebracht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaren. Ter zitting heeft eiser gesteld het ermee eens te zijn dat het besluit van 9 juni 2015 alleen gaat om takenoverdracht en dat de andere aspecten in latere besluiten zijn uitgewerkt. De gronden voor zover gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring hoeven daarom niet nader besproken te worden.

4.2

Naar vaste rechtspraak komt aan het bestuur een grote mate van beleidsvrijheid toe met betrekking tot het inrichten van zijn organisatie (zie bv ECLI:NL:CRVB:2014:58) Het is dan ook aan het bestuursorgaan om zijn organisatie in te delen. Dit geldt ook als de besluiten tot herinrichting van de organisatie slechts één persoon treffen. Hoewel het wellicht verstandig was geweest als eiser in een vroeg stadium betrokken was geweest bij de besluitvorming, is er geen verplichting voor het bestuursorgaan om belanghebbenden te horen of in de gelegenheid te stellen hun zienswijze naar voren te brengen tegen een voorgenomen wijziging van de inrichting van de organisatie.

De rechtbank is van oordeel dat aan het besluit tot overdracht van taken zakelijke en objectieve argumenten ten grondslag liggen. Het belangrijkste argument is de wens om belangenverstrengeling te voorkomen. Door eiser is ook erkend dat de invulling/uitvoering van taken zoals deze voorheen waren georganiseerd op problemen stuitte. Dat er een verandering in invulling/uitvoering van taken moest komen was dan ook voor eiser duidelijk.

Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat er geen aanwijzingen zijn om aan te nemen dat de gekozen oplossing is bepaald door de wens eiser van zijn stoel te krijgen.

De rechtbank stelt vast dat het merendeel van eisers argumenten zien op de mogelijkheden om de ontstane belangenverstrengeling op een andere manier op te lossen en de onwenselijkheid van de gekozen oplossing. Dat er mogelijk andere oplossingen waren om de ontstane belangenverstrengeling te voorkomen kan zo zijn, maar dat kan niet tot het oordeel leiden dat gedeputeerde staten niet voor de thans betwiste oplossing heeft mogen kiezen. Dat eiser het onwenselijk vindt dat een medewerker van het Zeeuws archief wordt benoemd, is onvoldoende om te kunnen oordelen dat de beleidsvrijheid van gedeputeerde staten moet worden ingeperkt. Eisers gronden, voor zover deze zien op de mogelijkheid van andere oplossingen en de onwenselijkheid van de gekozen oplossing, kunnen dan ook niet slagen.

4.3

Uit de stukken is gebleken dat overleg heeft plaatsgevonden met de ondernemingsraad. De voorzitter van de ondernemingsraad heeft in een mail laten weten dat de ondernemingsraad deze kwestie geen zaak van de ondernemingsraad vindt. Tevens heeft de adviescommissie bezwaarschriften gemotiveerd waarom er sprake is van een zeer lichte reorganisatie en dat daarom artikel 2, lid 1, onder a, van het Sociaal statuut Zeeland 2007 niet van toepassing is. De enkele, niet onderbouwde, stelling van eiser dat niet gebleken is dat de gedeputeerde staten zich aan de geldende voorschriften heeft gehouden, is onvoldoende om te oordelen dat niet voldaan is aan de voorschriften. Ook deze grond kan derhalve niet slagen.

4.4

Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat de functie van provinciearchivaris is opgedragen aan mevrouw [naam provinciearchivaris] en niet aan het Zeeuws archief. Dit blijkt ook wel uit het besluit om mevrouw [naam provinciearchivaris] te benoemen. Dat besloten is om de taken van de provinciearchivaris onder te brengen bij het Zeeuws archief betekent dus niet dat het Zeeuws archief zelf is benoemd als provinciearchivaris. Eisers argument dat een orgaan niet kan worden benoemd hoeft daarom niet nader besproken te worden.

4.5

Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het besluit tot het overbrengen van taken naar het Zeeuws archief de rechterlijke toets kan doorstaan.

5.1

Het ontslaan uit de functie van provinciearchivaris.

Zoals onder 4. is overwogen heeft gedeputeerde staten de taken van provinciearchivaris mogen onderbrengen bij het Zeeuws archief. Nu deze taken niet meer binnen de organisatie van de provincie worden verricht, zal beoordeeld moeten worden wat dit betekent voor eiser.

Verweerder heeft gemotiveerd gesteld en eiser heeft niet betwist dat de taken die behoren bij de functie van provinciearchivaris voor 0,3 fte vielen onder eisers taken als provinciaal archivaris, waarvoor hij voor 0,6 fte een aanstelling had. In het benoemingsbesluit tot provinciaalarchivaris is geen termijn genoemd en is opgenomen dat periodiek wordt bekeken of de functie nog aan de orde is. Anders dan eiser is de rechtbank dan ook van oordeel dat eiser niet voor een vaste periode van minimaal 3 jaar is benoemd. Dat ingevolge artikel B5 van de CAP een ambtenaar in beginsel voor tenminste drie jaar wordt benoemd, betekent niet dat onder omstandigheden niet besloten kan worden om eerder dan die 3 jaar andere taken op te dragen. Ingevolge artikel B6, derde lid van de CAP kan het dienstbelang immers vergen dat de werknemer een andere passende functie dient te aanvaarden. Nu artikel B5 van de CAP niet dwingend is geformuleerd, maar slechts een uitgangspunt noemt en er in het benoemingsbesluit ook een voorbehoud is gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat eiser aan deze bepaling niet het recht kan ontlenen om niet te worden ontslagen van zijn taken voor het einde van een periode van 3 jaar.

Eiser heeft terecht aangevoerd dat gedeputeerde staten als werkgever een zorgplicht heeft om te bekijken of eiser de taken die zijn overgedragen aan het Zeeuws archief kan volgen, en hem dus bij het Zeeuws Archief in dienst te laten treden als proviciearchivaris. Gedeputeerde staten heeft deze mogelijkheid echter afgewezen omdat, zoals ter zitting is onbetwist is gesteld, het Zeeuws archief eiser niet wilde overnemen voor 0,3 fte. Daarbij kwam dat gedeputeerde staten het ongewenst vond dat die taak dan bleef conflicteren met de taken in eisers resterende aanstelling bij de provincie.

Los van de vraag of het gewenst was dat eiser voor 0,3 fte over zou gaan naar het Zeeuws archief (al dan niet via detachering) stond deze optie dus niet open nu het Zeeuws archief hieraan niet wilde meewerken. Er was derhalve een dienstbelang om eiser te ontslaan uit zijn functie als provinciearchivaris en hem in plaats daarvan andere taken op te dragen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat gedeputeerde staten in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn ontslagbevoegdheid.

5.2

Het opdragen van andere taken voor 0,3 fte.

Ingevolge artikel A1, lid 1, aanhef en onder c van de CAP is een passende functie een functie die de ambtenaar redelijkerwijs kan worden opgedragen. De rechtbank stelt vast dat het schaalniveau van de functie adviseur services D gelijk is aan het niveau van de functie provinciaal archivaris. Gedeputeerde staten heeft in de beslissing op bezwaar uitgebreid gemotiveerd waarom de taken die vallen onder de functie adviseur services D passend zijn voor eiser. Buiten de stelling dat deze functie geen carrièreperspectief heeft, heeft eiser niet onderbouwd waarom deze functie voor hem niet passend zou zijn. Gedeputeerde staten heeft in het betreden besluit opgesomd naar welke functies eiser zou kunnen doorgroeien vanuit de functie adviseur D. Eiser heeft tegenover deze opsomming geen argumenten ingebracht, zodat de rechtbank geen aanleiding ziet om te oordelen dat er geen carrièreperspectief is. Nu geen andere gronden zijn aangevoerd waarom de functie niet passend zou zijn, is de rechtbank van oordeel dat deze functie redelijkerwijs aan eiser kan worden opgedragen.

5.3

Het opdragen van andere taken voor 0,4 fte.

Met betrekking tot eisers stelling dat de termijn waarvoor hij benoemd was, nog niet was verstreken, verwijst de rechtbank naar hetgeen daaromtrent is overwogen onder punt 5.2.

De rechtbank stelt vast dat het schaalniveau van de functie functioneel applicatiebeheerder gelijk is aan het schaalniveau van de functie medewerker archief.

Ter zitting heeft eiser gesteld dat de taken die hij in 2009 moest uitvoeren (instructie geven over systeemgebruik, autorisaties geven en het instaleren van pc’s) identiek zijn aan de taken die hij nu moet uitvoeren. Eiser heeft erkend dat hij de kennis en kunde bezit voor deze werkzaamheden, maar heeft daarbij gesteld dat deze werkzaamheden ver beneden zijn niveau lagen. Ter zitting heeft de gemachtigde van gedeputeerde staten opgesomd wat de taken binnen de functie van functioneel applicatiebeheerder zijn. Die opsomming komt overeen met de beschrijving zoals is opgenomen in het functieboek. Buiten de taken uit 2009 moet eiser nu onder andere ook meedenken in de ontwikkeling van werkinstructies en procedures en moet hij systemen beheren.

Nog daargelaten dat eiser zonder nadere onderbouwing heeft gesteld ziek te zijn geworden van de werkzaamheden in 2009 blijkt uit de opsomming van taken in onder andere het functieboek dat de opgedragen functie breder is dan de functie in 2009. De rechtbank is er dan ook niet van overtuigd dat de opgedragen werkzaamheden niet passend zijn voor eiser. Dat eiser thans ziek thuis is, betekent niet zondermeer dat de opgedragen werkzaamheden voor hem ziekmakend zijn. Uit het door eiser overgelegde deskundigenrapport blijkt niet dat eiser ten gevolge van het hem opgedragen werk ziek is geworden maar dat dat zijn oorzaak vindt in het ontstane arbeidsconflict.

Nu niet gebleken is dat de opgedragen werkzaamheden niet passen binnen de kennis en kunde van eiser, het schaalniveau hetzelfde is, de opgedragen werkzaamheden breder zijn dan in 2009 en mede gezien het tijdsverloop sinds 2009 is de rechtbank van oordeel dat de aangeboden werkzaamheden op zich passend zijn voor eiser. Dat hij deze werkzaamheden thans niet kan verrichten wegens een arbeidsconflict, staat los van de beoordeling of de functie op zich passend is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze werkzaamheden redelijkerwijs aan eiser kunnen worden opgedragen.

6 Besluitenlijst van 1 september 2015.

In de besluitenlijst van 1 september 2015 is vermeld dat de wettelijke taken van de provinciearchivaris ondergebracht worden bij het Zeeuws archief. De notulen van 1 september 2015 ten grondslag vermelden echter dat de geheimhouding van de overdracht van taken wordt opgeheven. Gelet op deze notulen kan niet worden geoordeeld dat de besluitenlijst van 1 september 2015, voor zover deze ziet op de overdracht van taken, iets anders bevat dan een besluit tot opheffing van geheimhouding. Tegen die opheffing van de geheimhouding heeft eiser geen bezwaren. Eisers bezwaren zijn gericht tegen de overheveling van taken. Voor zover al zou worden uitgegaan van de in de besluitenlijst opgenomen – onjuiste – omschrijving van het besluit, zou het gaan om een herhaald besluit. Dan heeft dat besluit geen rechtsgevolg.

Het bezwaar van eiser is terecht niet-ontvankelijk verklaard.

7 Aanpassing van de dienstverleningsovereenkomst.

Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat met de aanpassing van de dienstverleningsovereenkomst niet is besloten om iemand van het Zeeuws archief te benoemen als provinciaal archivaris. Ten eerste staat dit niet in de aanpassing genoemd en ten tweede is het besluit om taken over te dragen al genomen bij besluit van 9 juni 2015. De aanpassing van de dienstverleningsovereenkomst is een logisch gevolg van het besluit van 9 juni 2015, maar dit maakt de aanpassing geen publiekrechtelijke rechtshandeling. Het gaat hier om de aanpassing van een privaatrechtelijke overeenkomst ter uitvoering van het eerdere besluit. Eisers stelling dat hiermee het publiekrecht wordt omzeild volgt de rechtbank niet nu tegen de beslissing om de taken over te hevelen naar het Zeeuws archief bezwaar en beroep heeft open gestaan, welke rechtsgang ook door eiser is gevolgd. Het bezwaar van eiser is dan ook op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard.

8 De benoeming van mevrouw [naam provinciearchivaris] als provinciearchivaris.

Naar vaste rechtspraak kan een betrokkene alleen opkomen tegen een besluit een ander te benoemen als gesteld kan worden dat het besluit tevens kan worden aangemerkt als een weigering hem aan te stellen (onder andere ECLI:NL:CRVB:2013:2440). Hoewel de situaties in de hier bedoelde rechtspraak niet helemaal gelijk zijn aan de situatie in deze zaak, omdat het in de aangehaalde uitspraak niet gaat om een belanghebbende die eerder is ontslagen uit diezelfde functie, is de rechtbank van oordeel dat de rechtsregel die voortvloeit uit deze rechtspraak ook van toepassing is op eiser. Achterliggende gedachte bij deze rechtspraak is immers dat iemand niet twee maal tegen hetzelfde rechtsgevolg kan opkomen. Als al eerder is besloten dat iemand niet in aanmerking komt voor een bepaalde functie, kan hij niet meer opkomen tegen het besluit een ander op die functie te benoemen.

De rechtbank ziet zich dan ook voor de vraag gesteld of met het besluit van 7 september 2015 tot benoeming van mevrouw [naam provinciearchivaris] (impliciet) is besloten eiser niet te benoemen als provinciearchivaris bij het Zeeuws archief. Deze vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. Daartoe wordt het volgende overwogen.

Zoals uit hetgeen onder punt 5.1 is overwogen heeft gedeputeerde staten eiser kunnen ontslaan voor zijn taken als provinciearchivaris. Bij de afweging of gedeputeerde staten eiser mocht ontslaan heeft de gedeputeerde staten ook de vraag moeten betrekken of eiser de taken als provinciearchivaris zou kunnen uitvoeren bij het Zeeuws archief (al dan niet op basis van detachering). De afweging of eiser benoemd zou kunnen worden als provinciearchivaris bij het Zeeuws archief is derhalve al gemaakt bij het ontslagbesluit. Door eiser te ontslaan van zijn taken is daarmee (impliciet) ook besloten om eiser niet te benoemen als provinciearchivaris bij het Zeeuws archief. Als eiser ook nog bezwaar zou kunnen maken tegen het besluit waarbij iemand anders benoemd wordt, zou dit betekenen dat hij twee maal een rechtsingang zou hebben tegen een en hetzelfde rechtsgevolg (namelijk het niet benoemen van eiser als provinciearchivaris bij het Zeeuws archief). Dit zou in strijd komen met vaste rechtspraak waarbij geoordeeld wordt dat tegen herhaalde besluitvorming geen bezwaar openstaat (bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2014:3579). Hoewel de rechtbank onderkent dat eiser een belang heeft bij het niet benoemen van een ander op zijn oude functie (voor het geval dat het ontslagbesluit niet in stand zou blijven), zeker nu het hier gaat om één unieke functie die niet door twee personen kan worden uitgevoerd, is dat een aspect dat bij het ontslagbesluit aan de orde moet komen en niet in het besluit tot benoeming van een ander. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om in het benoemingsbesluit van mevrouw [naam provinciearchivaris] een impliciete weigering eiser te benoemen te lezen. Het bezwaar is dan ook op goede gronden niet ontvankelijk verklaard.

9. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen zal het beroep ongegrond worden verklaard.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P.J. Schoonen, voorzitter, en mr. D. van Kralingen en mr. mr. R.P. Broeders, leden, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 september 2016 en door de voorzitter ondertekend. De griffier is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.

voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature