Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Aansprakelijkstelling koper executoriaal verkochte woning. Profiteren onrechtmatige daad bank. Verzoek veroordeling in daadwerkelijke proceskosten bij rechtsbijstandverzekering .

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht

Breda

zaaknummer / rolnummer: C/02/305546 / HA ZA 15-639

Vonnis van 6 juli 2016

in de zaak van

1 [eiser sub 1] , ERFGENAAM VAN [naam erflaatster] ,

wonende te [plaatsnaam A] ,

2. [eiser sub 2] , ERFGENAAM VAN [naam erflaatster],

wonende te [plaatsnaam B] ,

3. [eiser sub 3] , ERFGENAAM VAN [naam erflaatster],

wonende te [plaatsnaam B] ,

4. [eiser sub 4] , ERFGENAAM VAN [naam erflaatster],

wonende te [plaatsnaam B] ,

eisers in conventie,

verweerders in reconventie,

advocaat mr. M. Raaijmakers te Hoofddorp,

tegen

1 [gedaagde sub 1] ,

wonende te [plaatsnaam B] ,

2. [gedaagde sub 2],

wonende te [plaatsnaam B] ,

gedaagden in conventie,

eisers in reconventie,

advocaat mr. M.J. de Groot te Rotterdam.

Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] (mannelijk enkelvoud) genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het tussenvonnis van 11 november 2015 en de daarin genoemde stukken,

het proces-verbaal van comparitie van 20 januari 2016.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 Het geschil

in conventie 2.1.

[eisers] vordert samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 762.195,83, vermeerderd met rente en kosten.

2.2.

[gedaagden] voert verweer.

in reconventie

2.3.

[gedaagden] vordert samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad [eisers] hoofdelijk veroordeelt in de werkelijke juridische kosten, vermeerderd met kosten.

2.4.

[eisers] voert verweer.

3 De beoordeling

in conventie 3.1.

Tussen partijen kan in dit geding van de navolgende vaststaande feiten worden

uitgegaan.

3.1.1.

Wijlen [naam erflaatster] was de moeder van [eisers] Zij is overleden op 15 juni 2010. [eisers] is haar erfgenaam.

3.1.2.

De moeder van [eisers] was woonachtig in het huis gelegen aan [Adresgegevens] (hierna: de woning). Zij heeft door de jaren heen meerdere overeenkomsten van geldlening met Obvion gesloten en tot zekerheid van deze geldleningen zijn drie hypotheken op de woning gevestigd met een totale waarde van

€ 721.622,00. De laatste hypotheek is gevestigd bij notariële akte van 19 mei 2006 voor een bedrag van € 61.662,00.

3.1.3.

In het kader van een executietraject heeft Obvion de woning bij koopovereenkomst van 31 maart 2014 onderhands aan [gedaagden] verkocht voor een bedrag van

€ 480.000,00. In de koopovereenkomst is onder meer opgenomen:

“De koop geschiedt onder de opschortende voorwaarde dat de voorzieningenrechter zijn toestemming als bedoeld in artikel 3:268 lid 2 BW aan deze koop verleent (…)

Terzake van deze openbare executie speelt een executiegeschil, waarin door de Eigenaar de bevoegdheid van Verkoper om te veilen betwist wordt. Op 8 april aanstaande zal de rechter daarover uitspraak doen. Indien Verkoper veroordeelt wordt om de veiling stop te zetten, is deze koopovereenkomst ontbonden.”

3.1.4.

Op 8 april 2014 heeft de voorzieningenrechter de vordering van [eisers] tot stopzetting van de executie/verkoop afgewezen. [eisers] had aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat Obvion niet bevoegd is tot parate executie dan wel van haar bevoegdheid misbruik maakt.

3.1.5.

Bij beschikking van 21 juli 2014 heeft de voorzieningenrechter toestemming gegeven tot de onderhandse verkoop van de woning door Obvion aan [gedaagden]

3.1.6.

Op grond van de voornoemde koopovereenkomst diende [gedaagden] na verkrijging van toestemming door de voorzieningenrechter het pand uiterlijk 1 september 2014 af te nemen.

3.1.7.

Bij brief gedateerd 31 augustus 2014 heeft een Amerikaanse advocaat namens [eiser sub 1] [gedaagden] onder meer het volgende meegedeeld:

“My client has informed you en all other bidders of possible mortgage fraud committed by Obvion before you accepted the purchase and sale of the estate of [adres] , [plaatsnaam B] , The Netherlands. Based on this notice, all bidders for the tender have withdrawn their bids except you.

(…)

My client has a lawsuit in the court of Maastricht, The Netherlands, highlighting the mortgage fraud committed by Obvion and establishing my client is not in breach default of mortgage payments. We assume neither the bank nor the notary has informed you of the legal issues and the risk of liability.

The loss of my client is €1.5 million (expropriation of property), plus punitive damages, which may amount up to €10 million.”

3.1.8

Middels een schrijven gedateerd 1 september 2014 heeft mr. Raaijmakers namens [eisers] aan [gedaagden] het volgende medegedeeld:

“Cliënten hebben u meerdere malen aangegeven dat de executie niet rechtmatig is daar de bank, in casu Obvion, geen vordering heeft. Cliënten hebben juist een vordering op Obvion wegens jarenlang teveel betaalde hypotheekrente als nader uiteengezet in bijgaand verzoekschrift aan de rechtbank. Het registergoed, het ouderlijk huis van cliënten, wordt dinsdag 2 september 2014 AAN U geleverd na veiling.

Nu de grondslag van de executie en daarmee de verkoop en levering wegvalt, zal de overdracht niet mogelijk zijn. Via deze weg sommeer ik u dan ook niet verder mee te werken aan de overdracht van dit registergoed. Mocht u aan deze sommatie geen gehoor geven, stel ik u via onderhavig schrijven aansprakelijk voor de schade die cliënten daardoor lijden en zullen lijden in de toekomst. Bijgaand verzoekschrift tot het leggen van conservatoire beslagen is reeds ingediend bij de rechtbank.”

3.1.9.

Er zijn geen conservatoire belagen gelegd ten laste van [gedaagden]

3.1.10.

De levering van de woning begin september 2014 is niet doorgegaan, omdat [eisers] ook de notaris had aangesproken en deze niet wilde meewerken aan de levering van de woning. Obvion wilde echter niet van de tussen Obvion en [gedaagden] gesloten koopovereenkomst afzien.

3.1.11.

Bij vonnis van 5 november 2014 heeft de rechtbank Limburg te Maastricht de vorderingen van [eisers] afgewezen. Deze rechtbank heeft onder meer geoordeeld dat [eisers] , als rechtsopvolger van erflaatster, gebonden is aan hetgeen tussen Obvion en erflaatster is overeengekomen en dat hij de verweren tegen zich moeten laten gelden die Obvion kan ontlenen aan de rechtshandelingen van erflaatster jegens haar.

Voorts heeft de rechtbank vastgesteld dat in een offerte die is voorafgegaan aan de hypotheekakte van 19 mei 2006, waarbij naar aanleiding van een aanvraag via de tussenpersoon van erflaatster de hypothecaire leningen zijn verhoogd tot een bedrag van

€ 721.622,00, voor het eerst vaste rentes zijn opgenomen ter zake de leningsdelen van de bestaande hypotheken en nieuw te vestigen hypotheek. Bij de eerdere hypotheken was sprake van maandvariabele rentes. Uit de hypotheekakte van 19 mei 2006 blijkt dat erflaatster akkoord is gegaan met de offerte van Obvion, welke aan de hypotheekakte is gehecht, evenals de door Obvion gehanteerde algemene voorwaarden bij hypotheekverlening.

In het licht van de verklaring van erflaatster in de hypotheekakte, welke verklaring volgens artikel 157 lid 2 Rv tussen partijen dwingende bewijskracht heeft, hebben de erven hun stelling dat Obvion voor bepaalde leningsdelen foutief in de offerte van 15 mei 2006 rentevaste periodes voor telkens zes jaren heeft opgenomen, onvoldoende onderbouwd en de rechtbank heeft hen niet toegelaten tot het bewijs van die door Obvion betwiste stelling.

Tevens is overwogen dat erflaatster vanaf juli 2006 maandelijks een leningoverzicht is verstrekt onder meer met betrekking tot de leningsdelen waarvoor na de laatste hypotheekakte een rentevaste periode van telkens 6 jaar was opgenomen. Erflaatster heeft geen opmerkingen gemaakt met betrekking tot de inhoud van de leningsoverzichten en in de periode tot haar overlijden op 15 juni 2010 steeds aan haar betalingsverplichtingen jegens Obvion voldaan. Ook heeft zij op 21 november 2008 verzocht om aanpassing van de rentevaste periodes van alle leningsgedeelten naar een periode van 5 jaar en vervolgens door middel van een handgeschreven verklaring op een schrijven van 2 december 2008 van Obvion aan haar heeft aangegeven dat zij wilde dat er geen wijzigingen werden doorgevoerd. Klaarblijkelijk was erflaatster het dus eens met de in de leningsoverzichten verstrekte rentes ten aanzien van alle leningsdelen. Daarnaast is de termijn voor het instellen van een vordering op grond van dwaling, toerekenbare tekortkoming of onrechtmatige daad verjaard. Gesteld noch gebleken is dat de verjaring is gestuit.

3.1.12.

[eisers] is van voornoemd vonnis in appel gegaan.

3.1.13.

Bij vonnis van de voorzieningenrechter van 6 januari 2015 is de vordering van [eisers] tot schorsing van de executie door Obvion totdat op het door hen ingestelde hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank van 5 november 2014 is beslist afgewezen.

De voorzieningenrechter heeft onder meer overwogen dat hij zich in beginsel dient te richten naar het in de bodemprocedure op 5 november 2014 gewezen vonnis tussen partijen. Dat dat vonnis een kennelijke misslag bevat, is gesteld noch gebleken. Uitgangspunt in het kort geding is dan ook dat de in de hypotheekaktes opgenomen bepalingen over de rente bindend zijn tussen partijen. Dat brengt mee, zoals ook reeds is geoordeeld in de beschikking van 21 juli 2014 van de voorzieningenrechter en kort gedingvonnis van 8 april 2014, dat [eisers] jegens Obvion in verzuim waren en dat Obvion in beginsel bevoegd is tot uitwinning van haar hypotheekrecht. Van nieuwe omstandigheden op grond waarvan anders kan worden geoordeeld is niet gebleken. De vraag is vervolgens of Obvion misbruik van bevoegdheid maakt in de zin van 3:13 BW door de executie voort te zetten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dat niet het geval.

3.1.14.

Op 6 januari 2015 heeft Obvion de woning ontruimd.

3.1.15.

Bij notariële akte van 8 januari 2015 is de woning aan [gedaagden] geleverd.

3.1.16.

Middels de dagvaarding van 12 maart 2015 heeft [eisers] [gedaagden] in het onderhavige geding betrokken.

3.1.17.

Op 10 juni 2015 is vonnis gewezen in de procedure die [eisers] tegen de notaris die betrokken was bij de executoriale verkoop had aangespannen. Alle vorderingen van [eisers] zijn afgewezen.

3.2.

[eisers] legt aan zijn vordering in de dagvaarding het volgende ten grondslag:

“9.- Gedaagden [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn herhaaldelijk door [eisers] reeds vóór het verkrijgen van economische titel volledig op de hoogte gesteld over de onrechtmatige executieprocedure opgestart door Obvion. Gedaagden hebben alle pogingen voor inzage en consequenties genegeerd. Productie 4 (opmerking rechtbank: dit betreft de brief van 31 augustus 2014 van de Amerikaanse advocaat aan [gedaagden] )

10.- Gedaagden [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben bewust gekozen voor te schuilen achter de met frauduleuze leningsvoorwaarden verkregen vonnis en beschikkingen om ondanks het reeds gedagvaarde hoger beroep, juridische titel ver na de overdrachtsdatum van 2 september 2014, alsnog op 8 januari 2015 te verkrijgen.

11.- Gedaagden [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben op dezelfde dag van overschrijving een hypotheek op dezelfde woning verkregen van Van Lanschot Bankiers voor een totaalbedrag van € 750.000. Voor [eisers] is wrang dat gedaagden met Obvion bewust hebben samengewerkt aan de onderhandse verkoop van de woning voor € 480.000, terwijl taxatiewaarde € 605.000 was. Het heeft er alle schijn van dat gedaagden en Obvion bewust op ramkoers zijn geweest met het doel om [eisers] te beletten om het recht in onderhavige bodemprocedure te halen. Van een transactie tussen derden lijkt geen enkele sprake. Productie 5 (opmerking rechtbank: dit betreft de notariële akte waarbij een hypotheek door [gedaagden] wordt gevestigd op de woning ten gunste van F. van Lanschot Bankiers NV en de bijbehorende akten van geldlening)

(…)

14.- [eisers] stelt voorop dat Obvion geen recht had de executieprocedure op te starten vóór het eindvonnis; Obvion heeft vóór eindvonnis zelfs de onderhandse verkoop afgedwongen en heeft tot instellen van hoger beroep afgewacht om de onrechtmatige onteigening te voltooien. Gedaagden [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben hier bewust aan meegewerkt.(..)

Beslag op tegoeden van gedaagden [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] is benodigd en zal worden aangevraagd om de geleden schade van het verlies van het huis (ter hoogte van € 750.000,-) te verhalen en/of zeker te stellen. Er moet ook voorkomen worden dat het huis door gedaagden vervreemd zal worden tot na uitspraak in hoger beroep. (…)

15.- Voorts is [eisers] door de deurwaarder aangesproken voor de kosten van de onrechtmatige ontruiming van hun woning ad € 12.195,83-. Welke kosten hij wenst te verhalen op gedaagden in deze.”

3.3.

Ter comparitie is hieraan het volgende toegevoegd.

“In de kern komt het onrechtmatig handelen door Obvion er op neer dat de executoriale verkoop van de woning heeft plaatsgevonden, terwijl er geen rechtsgeldige hypotheekakte was die deze verkoop rechtvaardigde. Obvion had naast de eerste en tweede hypotheek slechts een derde hypotheek voor een bedrag van € 61.662,00 en heeft een offerte als pseudohypotheekakte gebruikt. Door de offerte aan de hypotheekakte te koppelen lijkt het net of er een totale hypotheek van € 721.662,00 tegen vaste rente is gevestigd op 19 mei 2006. Dat is niet zo, zo blijkt ook uit het vonnis van de rechtbank Limburg van 10 juni 2015 in de zaak tegen de notaris. Om een rechtsgeldige hypotheek te vestigen, moeten de in de offerte overeengekomen voorwaarden, zoals het bedrag en de rente in de notariële akte staan. Dat is hier niet het geval. Obvion heeft iedereen misleid. Mijn vorige advocaat heeft de zaak verkeerd gepresenteerd. De rechters zijn steeds van onjuiste uitgangspunten uitgegaan, want er was geen recht van parate executie op grond van een hypotheekakte. De kort gedingrechter is in het vonnis van 8 april 2014 niet goed voorgelicht en is ook buiten de eis tot schorsing van de executie getreden door te overwegen dat [eisers] geld verschuldigd was aan Obvion. Voor Obvion was reeds in 2006 te voorzien dat Euribor zou dalen, gelet op de Euriborfraude die in Londen werd gepleegd. (…)

[eisers] meent dat [gedaagden] willens en wetens de woning hebben afgenomen, terwijl zij al voor de beschikking van de rechtbank van 21 juli 2014 op de hoogte waren van het geschil tussen [eisers] en Obvion. Er is sprake geweest van een mailwisseling op 31 maart 2014 tussen [eiser sub 2] en [gedaagden] en [gedaagden] zijn aan de deur van de woning aan de [adres] geweest met een bloemetje en hebben toen gesproken met [eiser sub 2] .

Ik bied bewijs aan van de mailwisseling op 31 maart 2014.

In de brief van de Amerikaanse advocaat van 31 augustus 2014 staat genoemd dat alle bieders op de woning reeds eerder zijn gewezen op de mogelijke hypotheekfraude door Obvion. Hieruit volgt dat [gedaagden] daar wel van op de hoogte was voor het tekenen van de koopovereenkomst.”

3.4.

[gedaagden] betwist dat hij gehouden is de gevorderde schade te vergoeden. Er is geen sprake van enig onrechtmatig handelen aan zijn zijde.

Hij stelt daartoe dat partijen het eens zijn over het uitgangspunt dat de vermeende onrechtmatigheid van het handelen van [gedaagden] direct is gekoppeld diens wetenschap over het vermeende onrechtmatige handelen van Obvion. Tussen partijen is in confesso dat [gedaagden] in ieder geval tot en met 31 augustus (dus na het tekenen van de koopovereenkomst) niet op de hoogte was van de stellingen van [eisers] waarmee betoogd is dat Obvion onrechtmatig zou hebben gehandeld. [gedaagden] is niet in het executiegeschil betrokken. Enkel is hem voorafgaand aan het tekenen van de koopovereenkomst door de notaris medegedeeld dat er geen aanwijzingen waren dat er een groot risico was dat de vordering van [eisers] tot stopzetting van de executie/ verkoop zou slagen. Voor zover [gedaagden] bekend is tegen het vonnis door [eisers] geen hoger beroep aangetekend. Van een bodemprocedure wist [gedaagden] niets.

Voordat [gedaagde sub 1] de koopovereenkomst met Obvion tekende op 31 maart 2014, had hij dus geen kennis van de stellingen van [eisers] en na het intreden van de opschortende voorwaarde was hij gehouden de woning af te nemen, bij gebreke waarvan hij boetes zou verbeuren en rente verschuldigd zou worden.

Voorts heeft [gedaagden] niets van [eisers] vernomen na genoemde brieven van 31 augustus 2014 en 1 september 2014 tot meer dan twee maanden na levering van de woning, toen [gedaagden] de verbouwing was aangevangen. [gedaagden] wijst er terzijde op dat de hogere verstrekte hypotheek door F. van Lanschot Bankiers NV samenhangt met het verstrekte bouwdepot . De staat van onderhoud van het pand was erbarmelijk.

[gedaagden] kon de executie niet stopzetten en beschikte niet over de noodzakelijke informatie om daarin een standpunt in te nemen. Na het vonnis van 5 november 2014 waarin de vorderingen van [eisers] zijn afgewezen op inhoudelijke gronden, maar ook omdat de vorderingen van [eisers] allemaal zijn verjaard, diende [gedaagden] de woning af te nemen, hetgeen, na nog een kort geding waarin [eisers] tevergeefs trachtte om de executie te schorsen, is geschied.

[gedaagden] meent dat [eisers] , gelet op de rechterlijke uitspraken, geen claim heeft richting Obvion die hij te gelde kan maken.

3.5.

Ingevolge vaste rechtspraak van de Hoge Raad is het handelen met iemand terwijl men weet dat deze laatste door dat handelen een door hem met een derde gesloten overeenkomst schendt, op zichzelf jegens die derde niet onrechtmatig. Hetzelfde geldt voor profiteren van onrechtmatig handelen. Van onrechtmatigheid is pas sprake indien die aangesproken partij weet of behoort te weten dat zijn wederpartij, kort gezegd, wanprestatie dan wel een onrechtmatige daad pleegt jegens een derde, en bovendien sprake is van bijkomende omstandigheden (zie o.a. HR 26 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ1084 en HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:740).

3.6.

De rechtbank overweegt dat tot op heden de door [eisers] gestelde onrechtmatige daad/ fraude door Obvion niet in rechte is vastgesteld. De door [eisers] gestarte procedures, waarin de vorderingen (mede) waren gegrond op het gestelde onrechtmatige handelen door Obvion hebben steeds geleid tot afwijzing van zijn vorderingen.

Ook de stellingen van [eisers] zoals ingenomen in de onderhavige procedure kunnen niet leiden tot de conclusie dat Obvion onrechtmatig jegens [eisers] heeft gehandeld. In de dagvaarding stelt [eisers] enkel dat Obvion in mei 2006 sinds de afsluiting van de derde hypotheek de eerder overeengekomen variabele rente op frauduleuze wijze heeft omgezet naar vaste rente, waardoor er tot heden een overbetaling van meer dan € 100.000,00 aan rente bestaat. Ook heeft Obvion volgens [eisers] hierna de onderhandse executieverkoop afgedwongen en voltooid zonder vonnis van deze procedure af te wachten op grond van een fictieve achterstand van betalingen gecreëerd met de onrechtmatige omzetting naar vaste rente. Hiervoor heeft Obvion gefraudeerde leningsvoorwaarden gehecht aan de hypotheekakte om de rechter zowel als de beschikkingenrechter te misleiden, zo stelt [eisers]

Deze stellingen vereisen een nadere onderbouwing met feiten en omstandigheden, welke niet is gegeven. Een verwijzing naar het vonnis van 5 november 2014 van de rechtbank Limburg en de memorie van grieven in het hoger beroep tegen dit vonnis

is daartoe onvoldoende.

Het had temeer op de weg van [eisers] gelegen om in de onderhavige procedure dit standpunt te verduidelijken indien hij een andersluidend oordeel van de rechtbank wenst, nu in eerdere procedures het zijn standpunt dat Obvion onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld telkens niet is gevolgd.

Ter comparitie is namens [eisers] weliswaar een aanvullende uitleg op het gestelde onrechtmatige handelen door Obvion gegeven, maar ook deze is niet onderbouwd met relevante stukken.

Gelet op de onvoldoende onderbouwing van de stellingen, komt de rechtbank ook niet toe aan het bewijsaanbod.

3.7.

Nu niet vast is komen staan dat Obvion onrechtmatig heeft gehandeld, kan niet worden geoordeeld dat [gedaagden] van het onrechtmatig handelen van Obvion heeft geprofiteerd.

Daarbij merkt de rechtbank op dat, zelfs in het geval in het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg van 5 november 2014 de vorderingen van [eisers] alsnog worden toegewezen en/of het verzoek tot herroeping van de beschikking van de voorzieningenrechter van 21 juli 2014 wordt toegewezen, dit niet zonder meer tot de conclusie leidt dat [gedaagden] onrechtmatig jegens [eisers] heeft gehandeld. De rechtbank verwijst in dat verband naar de volgende rechtsoverweging.

3.8.

Uit de stellingen van [eisers] kan niet worden geconcludeerd dat [gedaagden] voorafgaand aan het tekenen van de koopovereenkomst op 31 maart 2014 op de hoogte was van de inhoud van de bezwaren die [eisers] had tegen de voorgenomen gedwongen verkoop, zodat [gedaagden] daar geen rekening mee heeft kunnen of behoeven te houden. Enkel lijkt, kijkend naar de ingenomen stellingen door partijen, jegens [gedaagden] te zijn aangegeven dat Obvion frauduleus zou hebben gehandeld. [eisers] stelt niet expliciet dat aan [gedaagden] meer feiten en/of omstandigheden zijn meegedeeld en heeft geen onderbouwende stukken in het geding gebracht. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om [eisers] alsnog in de gelegenheid te stellen de mailwisseling van 31 maart 2014 in het geding te laten brengen, nu gesteld noch gebleken is dat hierin andere stellingen zijn opgenomen dan dat Obvion frauduleus zou hebben gehandeld bij het opstarten van de executieprocedure.

Gelet op de in de koopovereenkomst opgenomen opschortende en ontbindende voorwaarde, lijkt [gedaagden] met dat standpunt voldoende zorgvuldig te zijn omgegaan.

Door [eisers] zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die kunnen leiden tot het oordeel dat [gedaagden] na het tekenen van de koopovereenkomst jegens [eisers] gehouden was om niet mee te werken aan de levering van de woning.

3.9.

Voor zover [eisers] beoogt te stellen dat [gedaagden] anderszins onrechtmatig jegens [eisers] heeft gehandeld, is ook deze stelling onvoldoende onderbouwd.

3.10.

Het moet er in de onderhavige procedure voor worden gehouden dat [gedaagden] de eigendom van de woning heeft verkregen na levering van de woning bij notariële akte, op grond van een rechtsgeldige koopovereenkomst van een beschikkingsbevoegde partij, te weten Obvion. Het gegeven dat [eisers] als voormalig eigenaar het niet eens is met de gedwongen verkoop van de woning, maakt dit niet anders.

De rechtbank wijst de vorderingen van [eisers] dan ook af.

in conventie en reconventie

3.11.

[gedaagden] meent dat, gezien het feit dat er al twee rechterlijke bodemuitspraken, twee kort gedingvonnissen en één beschikking zijn rond steeds hetzelfde kerngeschil, het ongehoord is dat [eisers] een procedure is gestart tegen [gedaagden] als particulier die geen invloed op de situatie heeft kunnen hebben. Zulks temeer, nu [eisers] ook in hoger beroep feitelijk niet met nieuwe stellingen komt en het belangrijke formele punt van de verjaring alleen maar (ongemotiveerd) wegwuift met de stelling dat het anders zit omdat het om fraude zou gaan. Het heeft er dus bovendien de schijn van dat [eisers] het instrument van de juridische procedure gebruikt om bij zoveel mogelijk partijen op zoveel mogelijk pijnpunten te drukken in de hoop dat er ergens wel een resultaat zal ontstaan. [gedaagden] is hierdoor niet alleen steeds in onzekerheid gebracht en met ellende geconfronteerd, maar hij is ook op gerede kosten gejaagd.

Primair is [gedaagden] van mening dat dit misbruik van procesrecht oplevert. Subsidiair dat de gang van zaken dermate onredelijk is en nu enig positieve uitslag als direct resultaat van de procedures voor [eisers] dermate onwaarschijnlijk is hetgeen [eisers] voorafgaand aan de procedure had kunnen begrijpen, dat dit Van [eisers] dermate aan te rekenen is, dat hij de kosten van [gedaagden] volledig moet dragen.

[eisers] heeft [gedaagden] op hoge kosten gejaagd. De rechtsbijstandverzekering van [gedaagden] kent een zeer beperkte dekking en ook de rechtsbijstandsverzekeraar verlangt van [gedaagden] dat hij vergoeding van de kosten vraagt. Daarom verzoekt [gedaagden] de rechtbank om [eisers] te veroordelen in de werkelijke kosten voor juridische rechtsbijstand van [gedaagden] Desgevraagd heeft [gedaagden] aangegeven dat de rechtsbijstandsverzekeraar een grens hanteert van

€ 50.000,00. Indien de kosten van rechtsbijstand meer bedragen, moet [gedaagden] deze zelf dragen.

3.12.

[eisers] heeft ten aanzien van de reconventionele vordering aangevoerd dat [gedaagden] een rechtsbijstandverzekering heeft en uit de stukken niet blijkt dat hij daadwerkelijk moet betalen. [eisers] meent dan ook dat [gedaagden] niets hoeft te betalen. Ook wordt geconstateerd dat sprake is van buitensporige facturen.

3.13.

Een vordering tot vergoeding van de volledige proceskosten is volgens De Hoge Raad alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Van misbruik van procesrecht is sprake als de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid, achterwege had moeten blijven, namelijk als eiser op voorhand had moeten begrijpen dat de vordering geen kans van slagen had (zie HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3516).

3.14.

Hoewel in de onderhavige zaak aanknopingspunten zijn om tot een veroordeling in de daadwerkelijke proceskosten te kunnen komen, is de vordering van [gedaagden] in dit verband onvoldoende onderbouwd, nu weliswaar een bedrag van € 27.600,35 aan advocaatkosten wordt genoemd, maar tevens sprake is van een rechtsbijstandverzekering van [gedaagde sub 1] c.s die gelet op het door [gedaagden] genoemde grensbedrag deze kosten voor rekening neemt. [gedaagden] lijkt zelf de kosten voor rechtsbijstand niet te dragen. Gesteld noch gebleken is waarom de kosten van de rechtsbijstandsverzekeraar voor rekening van [eisers] moeten komen.

Onder deze omstandigheden zal de rechtbank de proceskosten in conventie op de gebruikelijke wijze begroten.

[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] in conventie worden begroot op: € 6.693,00 (€ 1.533,00 griffierecht en € 5.160,00 salaris advocaat (2 punten x tarief

€ 2.580,00).

De rechtbank ziet aanleiding om de proceskosten in reconventie tussen partijen te compenseren.

3.15.

De gevorderde veroordeling in de nakosten in conventie is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

4 De beslissing

De rechtbank

in conventie

4.1.

wijst de vorderingen af,

4.2.

veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 6.693,00,

4.3.

veroordeelt [eisers] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,

4.4.

verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,

in reconventie

4.5.

wijst de vordering af,

4.6.

compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. Combee en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2016.

type: Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.

coll:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature