Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

IB │bewijslastverdeling│

De werkgever van belanghebbende heeft voor de financiering van de koopsom van een kantoor/woonpand een werkgeversverklaring afgegeven aan de bank. In deze werkgeversverklaring is onder andere verklaard dat belanghebbende een vaste vergoeding Curaçao van € 35.000 ontvangt. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur met de enkele verwijzing naar de werkgeversverklaring - tegenover de gemotiveerde betwisting van belanghebbende - onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende daadwerkelijk deze vergoeding heeft genoten. De inspecteur heeft naar het oordeel van de rechtbank de aftrekbare kosten eigen woning terecht gecorrigeerd.

Uitspraak



RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 14/7431 en BRE 14/7432

uitspraak van 17 december 2015

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraken van de inspecteur van 5 november 2014 op de bezwaren van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde: (1) aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over 2008 berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 80.029 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.855 (aanslagnummer: [aanslagnummer].H.86) en de bij die aanslag in rekening gebrachte heffingsrente, en(2) aanslag IB/PVV over 2009 berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 88.855 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.071 (aanslagnummer: [aanslagnummer].H.96) en de bij die aanslag in rekening gebrachte heffingsrente.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2015 te Eindhoven. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van haar gemachtigde,

[gemachtigde], en namens de inspecteur, [verweerder].

1 Beslissing

De rechtbank:

verklaart de beroepen gegrond;

vernietigt de uitspraken op bezwaar;

vermindert de aanslag IB/PVV 2008 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.029 met handhaving van de overige elementen;

vermindert de aanslag IB/PVV 2009 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 53.855 met handhaving van de overige elementen;

vermindert de beschikkingen heffingsrente dienovereenkomstig;

- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 490;

- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 aan deze vergoedt.

2 Gronden

2.1.

Belanghebbende is sinds [datum] 2008 woonachtig aan de [adres] te [woonplaats] (het object). Het object is een kantoor/woonpand en wordt voor beide doeleinden gebruikt. Belanghebbende woont in het object en verhuurt het kantoor aan derden. Belanghebbende heeft bij overeenkomst van 26 november 2007 het object gekocht voor een bedrag van € 760.000.

2.2.

Voor de financiering van de koopsom van het object is met dagtekening 15 november 2007 een werkgeversverklaring afgegeven. In deze verklaring staat dat belanghebbende voor haar werkzaamheden als directeur een salaris van € 65.000 en een vaste vergoeding Curaçao van € 35.000 ontvangt. De werkgeversverklaring is afgegeven door de aandeelhouder en CEO van [A], [gemachtigde] (tevens gemachtigde van belanghebbende in de onderhavige procedure). In een schriftelijke verklaring van 12 januari 2015 heeft [gemachtigde] verklaard dat belanghebbende de vaste vergoeding Curaçao van € 35.000 in verband met de financiële positie van de desbetreffende bedrijven nimmer heeft ontvangen.

2.3.

De koopsom van het object is door belanghebbende in eerste instantie gefinancierd door middel van een particuliere rekening-courantlening van € 818.918,56 bij de ABN AMRO. In verband met de herfinanciering van de koopsom heeft belanghebbende gesprekken gevoerd met de ABN AMRO, die hebben geresulteerd in een tweetal offertes voor een hypothecaire geldlening van in totaal € 1.000.000. Eén van die offertes behoort tot de gedingstukken. In die offerte van 16 januari 2008 staat dat het gaat om een “offerte voor een ABN AMRO Woninghypotheek” en een bedrag van € 600.000. In opdracht van belanghebbende is het object getaxeerd. Het taxatierapport vermeldt dat belanghebbende voornemens is het object te verbouwen voor een bedrag van € 343.642, waarvan € 227.691 voor het kantoor en € 115.951 voor de woning. Na verbouwing wordt in het taxatierapport de waarde van het woongedeelte geschat op € 555.000 en de waarde van het kantoorgedeelte op € 616.000.

2.4.

Belanghebbende heeft voor de jaren 2008 en 2009 aangiften IB/PVV ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39.307 respectievelijk € 42.852 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.959 respectievelijk € 5.051, waarbij ze in 2008 heeft geopteerd voor binnenlandse belastingplicht. Daarnaast heeft belanghebbende de geldlening van het object tot een bedrag van € 600.000 toegerekend aan de eigen woning en daarvan de aftrekbare kosten van de eigen woning in haar aangiften in aanmerking genomen.

2.5.

De inspecteur is bij het opleggen van de aanslagen IB/PVV over 2008 en 2009 afgeweken van de aangiften en heeft het belastbaar inkomen uit werk en woning over beide jaren gecorrigeerd. De inspecteur heeft voor beide jaren de vaste vergoeding Curaçao van € 35.000 aangemerkt als belastbaar loon. Daarnaast heeft de inspecteur de aftrekbare kosten eigen woning in 2008 verlaagd naar € 21.179 en in 2009 naar € 14.461. Het belastbaar inkomen uit werk en woning over 2008 is vastgesteld op € 80.029 en over 2009 op € 88.855.

2.6.

De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende tegen de aanslagen ongegrond verklaard.

2.7.

In geschil is of de aanslagen IB/PVV 2008 en 2009 tot de juiste bedragen zijn vastgesteld. Meer specifiek is in geschil (1) of de vaste vergoeding Curaçao terecht als belastbaar loon in aanmerking is genomen en (2) de hoogte van de aftrekbare kosten eigen woning.

Vaste vergoeding Curaçao

2.8.1.

De rechtbank stelt voorop dat aan de hand van de normale bewijslastverdeling op de inspecteur de last rust aannemelijk te maken dat belanghebbende de vaste vergoeding Curaçao van € 35.000 over de jaren 2008 en 2009 heeft genoten. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur hierin niet is geslaagd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.

2.8.2.

De rechtbank acht de verwijzing van de inspecteur naar de werkgeversverklaring van 15 november 2007 tegenover de gemotiveerde betwisting van belanghebbende onvoldoende. De werkgeversverklaring is afgegeven voorafgaand aan het belastingjaar 2008. Het enkele feit dat een bedrag staat vermeld in de werkgeversverklaring rechtvaardigt – tegenover de gemotiveerde betwisting door belanghebbende – nog niet de conclusie dat dat bedrag daadwerkelijk is genoten in 2008 en 2009. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat de ondertekenaar van de werkgeversverklaring bij verklaring van 12 januari 2015 heeft verklaard dat belanghebbende nimmer de in de werkgeversverklaring genoemde vergoeding Curaçao heeft ontvangen. Belanghebbende heeft ter zitting ontkend dat zij ter zake van die vergoeding enige werkzaamheden heeft verricht, waarvoor zij een vergoeding heeft ontvangen. De inspecteur heeft tot slot gesteld dat het geheel van feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien aannemelijk maakt dat belanghebbende de vergoeding heeft genoten. Daarbij voert de inspecteur onder meer aan dat de bank de hypothecaire lening niet had verstrekt bij een salaris van € 65.000 en dat het zeer onaannemelijk voorkomt dat het bedrijf waarvoor belanghebbende werkte in november 2007 enorme potenties had en een aantal maanden later ineens niet meer in staat zou zijn de overeengekomen vergoeding Curaçao te betalen. De rechtbank is, met de inspecteur van oordeel, dat die omstandigheden wel vragen oproepen maar dat die omstandigheden nog niet maken dat er dus vanuit moet worden gegaan dat belanghebbende in de onderhavige jaren ook daadwerkelijk de in de werkgeversverklaring genoemde vaste vergoeding Curaçao heeft genoten.

2.8.3.

Gelet hierop heeft de inspecteur ten onrechte de vaste vergoeding Curaçao ten bedrage van € 35.000 in beide jaren in aanmerking genomen als belastbaar loon.

Aftrekbare kosten eigen woning

2.9.1

Op belanghebbende rust de last de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken, in geval van betwisting door de inspecteur zoals hier het geval is, die de conclusie rechtvaardigen dat zij recht heeft op de geclaimde aftrekbare kosten voor de eigen woning. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij voor de door haar in de aangiften genoemde bedragen recht heeft op aftrek voor de eigen woning. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.

2.9.2.

De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat zij voor de aankoop van het object een bedrag in rekening-courant heeft geleend van € 818.919. Belanghebbende heeft later deze financiering omgezet in een hypothecaire geldlening ten bedrage van € 1.000.000. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat het meerdere boven € 823.919 is aangewend voor de verbouwing van het object. Belanghebbende heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat het object daadwerkelijk is verbouwd voor dat bedrag. De enkele stelling van belanghebbende acht de rechtbank onvoldoende.

2.9.3.

De rechtbank is voorts van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat van de totale geldlening een bedrag van € 600.000 toegerekend dient te worden aan de eigen woning. De enkele verwijzing van belanghebbende naar de offerte van de ABN AMRO en het taxatierapport acht de rechtbank onvoldoende. Uit de offerte blijkt niet op welke gronden een bedrag van € 600.000 is toegerekend aan de eigen woning. In het door belanghebbende overgelegde taxatierapport van 22 november 2007 wordt de waarde van de woning ná verbouwing geschat op € 555.000 tegenover een waarde voor het bedrijfsgedeelte van € 616.000. Gelet hierop komt toerekening van een bedrag van € 600.000 aan de eigen woning de rechtbank onjuist voor.

2.9.4.

De inspecteur heeft naar het oordeel van de rechtbank de aftrekbare kosten eigen woning terecht gecorrigeerd. Hierbij heeft de inspecteur aan de hand van de akte van splitsing het eigenwoningdeel van het object op 275/665-deel vastgesteld. Nu belanghebbende niet aan haar bewijslast heeft voldaan en niet is komen vast te staan welke waarde aan het woongedeelte van het object kon worden toegekend op het moment van verkrijging, zal de rechtbank de door de inspecteur gehanteerde toerekening volgen.

2.9.5.

Gelet hierop heeft de inspecteur het bedrag aan aftrekbare kosten eigen woning terecht en tot de juiste bedragen gecorrigeerd.

2.10.

Gelet op het vorenstaande (zie 2.8.3) is het beroep gegrond verklaard. Het belastbaar inkomen uit werk en woning dient in beide jaren te worden verlaagd met € 35.000.

2.11.

De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 490 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 490 en een wegingsfactor 1). Belanghebbende heeft in de bezwaarfase niet verzocht om vergoeding van de kosten in bezwaar, derhalve komen deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking. Voor de bijstand door de heer Jansen ter zitting, heeft de rechtbank geen vergoeding toegekend, nu niet is gesteld dat sprake is van een professionele gemachtigde in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Deze uitspraak is gedaan op 17 december 2015 door mr . drs. M.H. van Schaik, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. B. Knezevic, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR ).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature