Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Ontbinding van huurovereenkomst met betrekking tot verdedigingswerk en rijksmonument Fort de Hel te Willemstad. Huurder heeft met behulp van subsidie van verhuurder (gemeente) ruim 20 jaar geleden het Fort opgeknapt en in oude glorie hersteld. Het Fort is dagelijks geopend voor publiek en er kunnen allerlei activiteiten worden geboekt. Sommige omwonenden ondervinden overlast van de activiteiten die op het Fort plaatsvinden. Andere omwonenden dragen het Fort een warm hart toe. Huurder en verhuurder zijn al jaren in allerlei civielrechtelijke en bestuursrechtelijke geschillen verwikkeld. In 2011 sluiten huurder en verhuurder een vaststellingsovereenkomst met gedetailleerde afspraken over de aard en omvang van de toegestane activiteiten op en rondom het Fort. De klachten van omwonenden houden ook na 2011 aan en controleurs stellen diverse overtredingen van de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst vast. Ook al zou het in een aantal gevallen gaan om een kleine overtreding van de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst, dan nog leiden alle overtredingen gezamenlijk tot de slotsom dat de huurder tekort geschoten is in zijn verplichtingen om zich als goed huurder te gedragen. De huurovereenkomst wordt ontbonden, waarbij de ontruimingstermijn wordt bepaald op 3 maanden.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton

Bergen op Zoom

zaak/rolnr.: 4439904 CV EXPL 15-4879

vonnis d.d. 2 december 2015

inzake

de stichting [Stichting],

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

opposant, hierna te noemen ‘de stichting’,

procesgemachtigde: [procesgemachtigde] , advocaat te Rotterdam,

gemachtigde: [gemachtigde 1] , advocaat te Rotterdam,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon Gemeente Moerdijk,

zetelend te (4761 BJ) Zevenbergen aan de Pastoor Kessellaan 15,

geopposeerde, hierna te noemen ‘de gemeente’,

gemachtigde: [gemachtigde gedaagde 1] , advocaat te Den Haag.

1 Het verdere verloop van het geding

1.1

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:

het tussenvonnis d.d. 30 september 2015 en de daarin genoemde stukken;

de ten behoeve van de comparitie door [gemachtigde eiseres] toegezonden producties;

de ten behoeve van de comparitie door mw. [gemachtigde gedaagde 2] toegezonden producties;

e aantekeningen met betrekking tot de comparitie van partijen, gehouden op 2 november 2015, met bijbehorend audiëntieblad.

1.2

De inhoud van deze stukken, alsmede van de pleitaantekeningen van [gemachtigde eiseres] en mw. [gemachtigde gedaagde 2] , gelden als hier herhaald en ingelast.

2 Het geschil

in oppositie:

2.1

Bij de op 12 juni 2015 uitgebrachte dagvaarding heeft de gemeente, als eiseres in de verstekzaak, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, -samengevat- het volgende gevorderd:

Primair

De tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot [het rijksmonument] staande en gelegen aan de [adres monument] te [vestigingsplaats] , te ontbinden en ontbonden te verklaren met ingang van 1 januari 2016.

Subsidiair

De huurovereenkomst tussen partijen, met betrekking tot [het rijksmonument] staande en gelegen aan de [adres monument] te [vestigingsplaats] , met ingang van 1 januari 2016 te beëindigen en beëindigd te verklaren.

Primair en subsidiair

De stichting te veroordelen [het rijksmonument] en het bijbehorende terrein, met het hare en al de haren, te ontruimen en ontruimd te houden, met machtiging aan de gemeente de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm.

De stichting te veroordelen tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 115,00 per jaar een en ander gerelateerd aan de duur van het feitelijk gebruik, te vermeerderen met de wettelijke rente.

De stichting te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

De stichting te veroordelen in de nakosten.

2.2

Bij verstekvonnis van 15 juli 2015 heeft de kantonrechter de primaire vorderingen van de gemeente toegewezen, met uitzondering van de gevorderde machtiging om de ontruiming zelf te doen uitvoeren en met uitzondering van de gevorderde nakosten. De stichting is veroordeeld in de kosten van de procedure, begroot op een bedrag van € 360,19.

2.3

De stichting komt in verzet van voornoemd vonnis. Zij vordert van de bij het verstekvonnis tegen haar uitgesproken veroordelingen te worden ontheven en om de gemeente in haar vorderingen niet ontvankelijk te verklaren, althans deze vorderingen alsnog af te wijzen, met veroordeling van de gemeente in de proceskosten en in de nakosten.

2.4

De gemeente voert verweer en concludeert tot bekrachtiging van voormeld verstekvonnis, met veroordeling van de stichting in de kosten van het verzet.

3 De verdere beoordeling

in oppositie

3.1

Niet gebleken is dat de stichting te laat in verzet is gekomen, zodat de kantonrechter de stichting ontvankelijk acht in het verzet.

3.2

Tussen partijen staan -voor zover thans van belang- de volgende feiten in rechte vast:

de gemeente is eigenaar van het verdedigingswerk en rijksmonument [het rijksmonument] te [vestigingsplaats] (aangeduid als ‘ [het rijksmonument] ’);

op enig moment is de stichting opgericht. Zij heeft het initiatief genomen om [het rijksmonument] in oude glorie te herstellen. De gemeente heeft daartoe subsidies ter beschikking gesteld;

na de voltooiing van de restauratie huurt de stichting sinds 1 maart 1994 [het rijksmonument] tegen een huurprijs van € 115,00 per jaar. Er is geen schriftelijke huurovereenkomst;

met instemming van de gemeente is [naam onderhuurder] (hierna te noemen ‘ [initialen onderhuurder] ’) onderhuurder van de stichting. [initialen onderhuurder] vervaardigt, verkoopt en verhuurt ter plaatse kunstwerken;

de heer [voorzitter 1] (hierna te noemen ‘ [voorzitter 2] ’) is voorzitter en bestuurder van de stichting en is eigenaar van de eenmanszaak [initialen onderhuurder] . Hij treedt naar buiten toe op als beheerder van [het rijksmonument] ;

op [het rijksmonument] vinden allerlei activiteiten plaats, zoals bedrijfsuitjes en feestjes. Ook is [het rijksmonument] dagelijks geopend voor dagjesmensen;

[het rijksmonument] ligt in een buitengebied met in de (naaste) omgeving ongeveer tien woningen. Een aantal omwonenden klaagt al jaren over overlast van de activiteiten op en rondom [het rijksmonument] en maakt daarvan melding bij de gemeente;

de gemeente enerzijds en de stichting en de onderhuurder anderzijds, zijn al jaren verwikkeld in gerechtelijke procedures tegen elkaar;

na één van die procedures hebben partijen in 2011 een vaststellingsovereenkomst gesloten. Hierin zijn gedetailleerde afspraken vastgelegd tussen de gemeente, de stichting en [voorzitter 2] omtrent de aard en de omvang van de toegestane activiteiten op en rondom [het rijksmonument] ;

in deze vaststellingsovereenkomst is -onder meer- bepaald, dat er op [het rijksmonument] maximaal 75 groepsarrangementen (10 tot 70 personen) per jaar mogen plaatsvinden, dat er geen grootschalige evenementen (>70 personen) mogen plaatsvinden en ook geen kinderactiviteiten. Voorts is bepaald dat ‘ [initialen onderhuurder] en/of de stichting wekelijks (op vrijdag voor de daarop volgende week) een lijst van de arrangementen en het te verwachten aantal gasten per e-mail , fax of brief aan de gemeente (zal) zenden. Activiteiten met bezoekers worden uiterlijk om 23:00 uur beëindigd; bezoekers zullen uiterlijk 23:30 uur het terrein van [het rijksmonument] hebben verlaten. De schoonmaakploeg mag tot 01:00 uur aanwezig zijn, waarbij na 23:00 uur geen geluid van een binnen de gebouwen van [het rijksmonument] aanwezige geluidsinstallatie buiten het terrein van [het rijksmonument] waarneembaar mag zijn (…)’;

de gemeente heeft bij brief van 24 januari 2013 de huurovereenkomst primair ontbonden, subsidiair opgezegd tegen 1 maart 2014, waarbij de gemeente ervan uitging dat er sprake is van bedrijfsruimte ex artikel 7:230a BW. Bij beschikking van 31 juli 2014 heeft de kantonrechter -samengevat- geoordeeld dat er sprake is van bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW , met als gevolg dat de opzeggingsbrief d.d. 24 januari 2013 geen rechtsgevolgen heeft waardoor de huurovereenkomst van kracht is gebleven;

de gemeente heeft per aangetekende brief d.d. 19 december 2014 de huurovereenkomst met de stichting opgezegd tegen 1 januari 2016 op grond van slechte bedrijfsvoering (ex artikel 7:296 lid 1 sub a BW) en op grond van de algemene belangenafweging (ex artikel 7:296 lid 3 BW);

de stichting heeft niet ingestemd met de opzegging.

3.3

De gemeente heeft aan de bij dagvaarding d.d. 12 juni 2015 ingestelde vorderingen ten grondslag gelegd dat de stichting (en/of haar onderhuurder) structureel en op ernstige wijze tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen als huurder. Dit ondanks herhaaldelijke waarschuwingen/sommaties, eerdere huuropzeggingen, gerechtelijke procedures en mediationtrajecten. De stichting blijft volgens de gemeente de grenzen opzoeken van de gemaakte afspraken en heeft deze grenzen herhaaldelijk overschreden. Er is volgens de gemeente sprake van niet goed huurderschap, slechte bedrijfsvoering en een structureel verstoorde verstandhouding tussen de gemeente en de stichting als gevolg van gedragingen en nalaten van de stichting en/of haar onderhuurder. Nu de stichting niet heeft ingestemd met de opzegging van de huurovereenkomst heeft de gemeente een procedure opgestart om tot ontbinding c.q. beëindiging van de huurovereenkomst te komen, met nevenvorderingen.

3.4

De stichting betwist dat zij zou tekortschieten in de nakoming van haar verplichtingen als huurder, zodat er geen grond is voor de gevorderde ontbinding. De stichting stelt dat zij zich houdt aan de gemaakte afspraken uit de vaststellingsovereenkomst uit 2011. Voor zover er al van overtredingen van die afspraken sprake is (geweest), zijn die volgens de stichting niet van zo’n ernstige aard dat dit de ontbinding of de beëindiging van de onderhavige huurrelatie van meer dan 21 jaar kan rechtvaardigen. Het gaat vooral om klachten van één van de omwonenden, te weten het echtpaar [naam omwonende] , welke klachten onjuist zijn. De stichting wijst er op dat een aantal andere omwonenden haar een warm hart toedraagt. Van slechte bedrijfsvoering is geen sprake zodat deze grond niet tot beëindiging van de huurovereenkomst kan leiden. Een belangenafweging valt volgens de stichting in haar voordeel uit zodat ook dit geen grond is om tot huurbeëindiging te komen. Van een structureel verstoorde verstandhouding tussen haar en de gemeente is volgens de stichting geen sprake. Voorts valt niet te verwachten dat de ‘problemen’ met het echtpaar [naam omwonende] zullen zijn opgelost indien de stichting [het rijksmonument] zou moeten verlaten. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat ook een nieuwe huurder geconfronteerd zal worden met klachten van het echtpaar [naam omwonende] . Nu de gemeente nog geen nieuwe exploitant voor [het rijksmonument] op het oog heeft, ligt na het vertrek van de stichting sluiting en verpaupering van [het rijksmonument] in het verschiet, net als dat ruim 21 jaar geleden het geval was.

Indien en voor zover de vorderingen van de gemeente worden toegewezen, dient de uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad te worden verklaard. Voorts dient bij toewijzing aan de stichting en aan de onderhuurder een redelijke vergoeding voor de kosten van verhuizing en herinrichting te worden toegekend.

3.5

Gelet op de primaire vordering van de gemeente, ligt allereerst de vraag voor of de stichting dan wel [voorzitter 2] te kort geschoten is in zijn verplichtingen als (onder)huurder. Hiervoor wordt met name gekeken naar de situatie vanaf de vaststellingsovereenkomst in 2011 omdat partijen toen hun afspraken opnieuw hebben vastgelegd.

Volgens de gemeente heeft de stichting in 2011 7 keer de afspraken uit de vaststellings-overeenkomst geschonden. In 2012 39 keer, in 2013 ook 39 keer, in 2014 25 keer en in 2015 (tot mei) 7 keer. De schendingen hebben betrekking op de volgende zaken:

het laten plaatsvinden van activiteiten, terwijl deze (ondanks verzoeken daartoe) niet of niet tijdig zijn gemeld bij de gemeente;

geluidsoverlast overdag en ‘s nachts;

activiteiten na 23.00 uur;

slapen op [het rijksmonument] ;

het laten plaatsvinden van kinderactiviteiten;

klachten met betrekking tot het omverrijden van paaltjes, spullen die in het water liggen, het onvoldoende uitvoering geven aan de inspanningsverplichting om te (laten) parkeren op [het rijksmonument] .

Volgens de stichting heeft zij de activiteiten (op een incident na) wel aangemeld, maar is er niet afgesproken dat zij ook een melding bij de gemeente moet doen als er geen activiteiten plaatsvinden. Er wordt volgens de stichting geen geluidsoverlast veroorzaakt en er zijn geen gasten meer aanwezig na 23.30 uur. De stichting betwist dat er op [het rijksmonument] zou worden geslapen en/of dat er kinderfeestjes zouden worden gegeven. Ook betwist zij dat [voorzitter 2] paaltjes omver zou rijden. Er heeft wel eens een waterfiets in de gracht gelegen, maar dit heeft volgens de stichting weinig om het lijf.

3.6

Bij de stukken die de gemeente heeft overgelegd zit een omvangrijk pakket aan klacht-meldingen van een aantal omwonenden en constateringen door controleurs, dat de stichting de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst d.d. 2011 niet nakomt. Anders dan de stichting aanvoert blijkt niet dat de gemeente de klachten van de omwonenden zonder meer voor waar aanneemt. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de gemeente, door inschakeling van derden, wel degelijk onderzoek heeft gedaan naar de klachten van [naam omwonende] c.s. Zo heeft de gemeente na klachtmeldingen, bij herhaling bijzondere opsporingsambtenaren (boa’s) van de Afdeling Vergunningen en Handhaving van de gemeente naar [het rijksmonument] gestuurd om waarnemingen te doen. Ook ambtenaren van de Omgevingsdienst, zijnde een gemeenschappelijke ambtelijke dienst van 27 gemeenten en de provincie, zijn diverse malen naar [het rijksmonument] gegaan om -naar aanleiding van klachtmeldingen- controles uit te voeren. Daarnaast blijkt uit de overgelegde e-mailcorrespondentie dat de gemeente ten aanzien van nagenoeg alle klachtmeldingen de stichting om een reactie heeft gevraagd.

Tijdens de comparitiezitting heeft de kantonrechter een aantal van deze klachten en constateringen met partijen besproken. Uit de stukken en hetgeen partijen naar voren hebben gebracht komt het volgende naar voren.

niet (tijdig) doorgegeven

3.6.1

Een aantal malen heeft de stichting -tegen de afspraken in- activiteiten niet (tijdig) doorgegeven aan de gemeente.

Bij de producties zitten e-mails met betrekking tot de constateringen omstreeks 17 februari 2015. Boa de heer [naam Boa] gaat, naar aanleiding van een klachtmelding, ter plaatse kijken en constateert dat er een activiteit plaatsvindt van meer dan 10 personen. [naam Boa] spreekt ook met [voorzitter 2] ter plekke, die erkent dat het gaat om een groepsactiviteit waarvan hij zei dat hij deze activiteit aan de gemeente had doorgegeven. Uit de stukken blijkt dat de gemeente de stichting er op zaterdagochtend op heeft gewezen dat er geen overzicht van de activiteiten is gestuurd. De stichting meldt op zondagavond om 22.15 uur alsnog dat er op 17 februari 2015 een groepsactiviteit staat gepland. In de vaststellingsovereenkomst staat in artikel 12 dat [initialen onderhuurder] en/of de stichting wekelijks (op vrijdag voor de daarop volgende week) een lijst van de groepsarrangementen per e-mail, fax of brief aan de gemeente zal zenden. Nu de activiteit niet tijdig is gemeld, namelijk op zondag in plaats van op vrijdag, staat hiermee de overtreding van de afspraken zoals gemaakt in de vaststellingsovereenkomst vast.

Met betrekking tot een andere gebeurtenis is de e-mail d.d. 29 maart 2015 van de gemeente aan de stichting van belang. De e-mail is overgelegd als productie en daarin staat: ‘Ik begrijp zojuist dat er vandaag op [het rijksmonument] een muziekevenement gepland staat. Jij hebt deze activiteit niet aangemeld. Klopt dat?’ Hierop reageert [voorzitter 2] met de mededeling ‘Het bericht is onjuist’. Bij de stukken zit een bijlage uit ‘De Ster’ waarin het muziekevenement wordt aangekondigd. Daarin staat: ‘Live muziek op [het rijksmonument] . A.s. zondag, 29 maart vanaf drie uur spelen [muzikanten] op [het rijksmonument] .’ Gelet op hetgeen is overeen-gekomen in de vaststellingsovereenkomst ten aanzien van de melding van activiteiten aan de gemeente, de e-mail van de gemeente d.d. 29 maart 2015 en de inhoud van voornoemd artikel, kan de stichting niet volstaan met de enkele mededeling ‘Het bericht is onjuist’. Het moet er -gelet op het voorgaande- voor gehouden worden dat het muziekevenement heeft plaatsgevonden, dat het te verwachten aantal gasten meer dan 10 personen bedraagt, maar dat deze activiteit niet aan de gemeente is gemeld, hetgeen een schending van de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst met zich brengt.

Ook na het uitbrengen van de dagvaarding meldt de stichting activiteiten te laat aan. De Stichting erkent dat zij de activiteiten voor donderdag 3 en zaterdag 5 september 2015 op maandag 31 augustus 2015 heeft gemeld. Ook hiermee staat een schending ten aanzien van het tijdig melden (dat wil zeggen op de vrijdag voor de daarop volgende week) vast.

geluidsoverlast en/of gasten aanwezig na 23.30 uur

3.6.2

Een aantal malen is er sprake geweest van geluidsoverlast vanuit en/of rondom [het rijksmonument] en/of een aantal malen zijn er gasten aanwezig geweest na 23.30 uur. Om dit vast te stellen zijn de volgende gebeurtenissen van belang.

Blijkens de producties heeft de heer [naam medewerker] van de Omgevingsdienst op 6 juni 2014 een geluidsmeting verricht rondom [het rijksmonument] . De inhoud van de meting en de wijze van totstandkoming wordt door de stichting betwist, zodat hier verder niet op in wordt gegaan. Wel constateert [naam medewerker] uit eigen waarneming: ‘Tijdens de geluidmetingen was de mechanische versterkte muziek en waren voornamelijk de bastonen goed te horen. Bij vertrek vanaf de meetlocatie [zijnde de woning aan de Helsedijk 10 - toevoeging kantonrechter], omstreeks 23.52 uur was de mechanische versterkte muziek vanuit de inrichting nog steeds goed hoorbaar.’

Uit de producties blijkt voorts dat het echtpaar [naam omwonende] op 3 juli 2014 na 23.00 uur een klacht bij de gemeente meldt. Vervolgens is [naam medewerker] , als controlerend ambtenaar, naar [het rijksmonument] gegaan. Uit zijn verslaglegging blijkt dat hij op 4 juli 2014 om 0.05 uur ter plaatse was. Hij vervolgt: ‘Ik zag dat op het binnenterrein verlichting brandde. Ook waren er nog ongeveer 10 personen aanwezig in feestelijke kleding. Ik zag ook op dat moment ook 2 auto’s wegrijden vanaf [het rijksmonument] . Het stemgeluid van de mensen was bij de woning van de melder duidelijk te horen. Ik hoorde de mensen afscheid nemen van elkaar. Er moest nog even een foto gemaakt worden. Het was heel gezellig aldus een luidkeels pratende mevrouw op [het rijksmonument] .’ Ter zitting heeft de stichting hieromtrent verklaard dat de 10 mensen gewoon mensen zijn die op [het rijksmonument] werken. De stichting zegt niet te weten of [naam medewerker] op [het rijksmonument] is geweest die nacht.

Ook komt uit de producties naar voren dat [naam medewerker] , als controlerend ambtenaar, op 5 juli 2014 weer ter plaatse van [het rijksmonument] geweest. Ditmaal naar aanleiding van een klacht van mevrouw [klager 3] . Hij was omstreeks 0.55 uur ter plaatse en constateert: ‘Op [het rijksmonument] stonden nog enkele auto’s. De verlichting op het binnenterrein brandde nog en in de partytenten stonden nog naar schatting meer dan 20 mensen. Het stemgeluid was hoorbaar in de ruime omgeving.’

Het bovenstaande kan tot geen andere conclusie leiden dan dat er herhaaldelijk sprake is geweest van geluidsoverlast na 23.00 uur en/of de aanwezigheid van gasten na 23.30 uur, hetgeen in strijd is met de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst van 2011.

kinderactiviteit

3.6.3

Er heeft een kinderactiviteit plaatsgevonden op [het rijksmonument] op 28 september 2012. Uit de stukken blijkt dat er die dag op [het rijksmonument] foto’s zijn gemaakt van 38 basisschoolkinderen. [voorzitter 2] heeft ter zitting aangegeven dat er toen geen activiteit heeft plaatsgevonden. Volgens Van Dale is de betekenis van activiteit onder meer ‘verrichting’. Het maken van foto’s van basisschoolkinderen is derhalve aan te merken als een activiteit die op grond van de vaststellingsovereenkomst van 2011 niet op [het rijksmonument] mocht plaatsvinden.

Op 25 september 2013 maken zowel mevrouw [klager 2] als [klager 3] bij de gemeente melding van een kinderfeestje op [het rijksmonument] . Het is dus niet zo dat alleen het echtpaar [naam omwonende] klachten aan de gemeente stuurt. [klager 2] en [klager 3] constateren op dezelfde dag dezelfde kinderactiviteit op [het rijksmonument] . [klager 3] geeft in haar klacht aan: ‘Op dit moment (woensdag 25 september 2013 14.15 uur) worden er kinderen afgezet op [het rijksmonument] en ontvangen door personeel gekleed in soldatenpak en een mevrouw gekleed in feeënkleding. Er hangen vlaggen op het binnenplein. De kinderen worden op dit moment bezig gehouden. Kinderfeest !!!!!!!!!!’. [klager 2] meldt: ‘Momenteel is er ook een activiteit gaande op [het rijksmonument] en nog wel een kinderfeestje.’ Op de zitting is deze klachtmelding uit de producties aan de stichting voorgelegd. De stichting gaf daarop aan het niet meer zo specifiek te weten. Volgens de stichting loopt het personeel dagelijks in soldatenkleding rond en vinden er al jaren geen kinderactiviteiten meer plaats. Dat er na het sluiten van de vaststellingsovereen-komst in 2011 geen kinderactiviteiten op [het rijksmonument] meer plaatsvinden wordt -gelet op het voorgaande- niet geloofwaardig geacht. Het gaat er daarbij niet om om in een woordspeling verzeild te raken over het woord ‘activiteit’. In artikel 13 van de vaststellingsovereenkomst is uitdrukkelijk bepaald dat de stichting en [initialen onderhuurder] afzien van het organiseren en/of toestaan van kinderactiviteiten in [het rijksmonument] . Het voorgaande rechtvaardigt de conclusie dat er desondanks kinderactiviteiten hebben plaatsgevonden.

overnachting

3.6.4

Medio mei 2012 richten zowel [naam omwonende] , [klager 2] als [klager 3] zich met een klacht tot de gemeente ten aanzien van een paintball-activiteit op [het rijksmonument] op 12 mei 2012, die niet zou zijn gemeld en waarbij ook een overnachting zou hebben plaatsgevonden. Volgens de gemeente is de activiteit niet bij haar gemeld door de stichting. De drie klagers maken melding van een groep van meer dan 15 personen, die de volgende dag ‘s ochtends druk waren met het inpakken van hun spullen in de auto’s en van auto’s die de hele nacht zijn blijven staan. De stichting reageert daarop met de -enkele- mededeling dat er niet wordt overnacht op [het rijksmonument] .

3.6.5

Uit al het voorgaande blijkt dat de omwonenden [naam omwonende] , [klager 3] en [klager 2] klachten bij de gemeente indienen. Controlerende ambtenaren, die naar aanleiding van de klachten ter plaatse bij [het rijksmonument] gaan kijken, constateren in een aantal gevallen overtredingen van de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst. Al deze meldingen zijn in lijn met elkaar en leiden naar het oordeel van de kantonrechter tot de conclusie, dat de stichting zich inderdaad niet consequent houdt aan de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst van 2011. Al zou het zo zijn dat een aantal van bovenstaande zaken op zich een kleine overtreding van de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst vormt, dan nog leiden voornoemde overtredingen gezamenlijk tot de slotsom dat de huurder tekort geschoten is in zijn verplichtingen om zich als goed huurder te gedragen. Dat een aantal omwonenden de stichting een warm hart toedraagt, maakt niet dat voornoemde tekortkomingen ongedaan worden gemaakt. Dat de stichting tevens heel veel goede dingen in het belang van [het rijksmonument] heeft gedaan en nog steeds doet, komt uit de stukken zeker naar voren, maar doet aan voornoemde tekortkomingen niet af. Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van één van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Gelet op al het vooroverwogene wordt geoordeeld dat de tekortkomingen niet bijzonder van aard of gering van betekenis zijn, zodat de uitzonderingssituatie zich niet voordoet.

3.7

Het vooroverwogene brengt met zich dat in het verstekvonnis de primaire vordering van de gemeente tot ontbinding van de huurovereenkomst per 1 januari 2016, op goede gronden is toegewezen. Ook de gevorderde ontruiming is toewijsbaar. Nu de stichting heeft gevraagd om er rekening mee te houden dat de eerste boekingen voor groepsactiviteiten in 2016 reeds nu worden afgestemd, wordt daaruit afgeleid dat zij om een verlenging van de ontruimings-termijn verzoekt. Gelet op de omstandigheden van het geval, zal de kantonrechter de ontruimingstermijn bepalen op 31 maart 2016 teneinde de huurder in de gelegenheid te stellen tot volledige ontruiming en tot het ( mogelijk ) zoeken naar een alternatieve locatie. In zoverre wordt het gewezen verstekvonnis vernietigd. De gevorderde machtiging van de gemeente om de ontruiming zelf uit te (doen) voeren desnoods met inroeping van de sterke arm alsmede de gevorderde nakosten, zijn op goede gronden in het verstekvonnis afgewezen.

3.8

Voor de door de stichting gevorderde tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten is geen grond. Er is immers geen sprake van een beëindiging van de huurovereenkomst ex artikel 7:295 BW, maar van een ontbinding van de huurovereenkomst op grond van een tekortkoming van de stichting in haar verplichtingen als goed huurder.

3.9

De gemeente heeft verzocht om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren; de stichting heeft hiertegen verweer gevoerd. Nu de primaire vordering van de gemeente tot ontbinding van de huurovereenkomst wordt toegewezen, is artikel 7:295 BW (waarin staat dat de rechter het vonnis in beginsel niet uitvoerbaar bij voorraad mag verklaren) niet van toepassing. De kantonrechter oordeelt dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard, nu -gelet op al het vooroverwogene- het belang van de gemeente daarbij zwaarder weegt dan het belang van de stichting bij behoud van de bestaande toestand totdat de uitspraak kracht van gewijsde heeft of op een eventueel rechtsmiddel is beslist.

3.10

De overige geschilpunten tussen partijen behoeven geen nadere bespreking.

4 De kosten

in oppositie

De stichting is op goede gronden veroordeeld in de proceskosten van de verstekzaak. Tevens zal zij worden veroordeeld in de proceskosten van de verzetzaak, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. De totale proceskosten (van verstek en verzet) worden aan de zijde van de gemeente begroot op een bedrag van € 510,19, waaronder een bedrag van € 300,00 als salaris gemachtigde.

5 De beslissing

De kantonrechter:

in oppositie

vernietigt het tussen partijen gewezen verstekvonnis van 15 juli 2015 van de kantonrechter te Bergen op Zoom, gewezen onder zaaknummer 4263552 CV EXPL 15-3486 en opnieuw rechtdoende:

ontbindt de huurovereenkomst tussen de gemeente en de stichting met betrekking tot [het rijksmonument] staande en gelegen aan de [adres monument] te [vestigingsplaats] , met ingang van 1 januari 2016;

veroordeelt de stichting [het rijksmonument] en het bijbehorende terrein, staande en gelegen aan de [adres monument] te [vestigingsplaats] (gemeente Moerdijk), kadastraal bekend als gemeente [vestigingsplaats] , [kadastrale gegevens] , uiterlijk 31 maart 2016 te ontruimen en ontruimd te houden, met het hare en al de haren en al diegenen die zich met haar toestemming in en/of op voornoemd [rijksmonument] en het bijbehorende terrein bevinden, daaronder begrepen de ontruiming van [voorzitter 2] / [initialen onderhuurder] als onderhuurder van de stichting, en voornoemd [rijksmonument] en bijbehorende terrein leeg, ontruimd en bezemschoon aan de gemeente ter beschikking te stellen;

veroordeelt de stichting tot betaling aan de gemeente van een gebruiksvergoeding van € 115,00 per jaar, bij vooruitbetaling te voldoen over de periode gelegen tussen de datum van ontbinding van de huurovereenkomst en de feitelijke ontruiming van [het rijksmonument] en het bijbehorende terrein, een en ander gerelateerd aan de duur van het feitelijk gebruik, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;

veroordeelt de stichting in de proceskosten tot op heden aan de zijde van de gemeente begroot op een bedrag van € 510,19 waaronder een bedrag van € 300,00 als salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis;

verklaart de hiervoor uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. Goossens, en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2015.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature