Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Bezwaarschrift art 32 en 182 lid 6 Sv. Samenloop SFO met strafrechtelijk onderzoek inzake witwassen en telen hennep.

Termijn aan OM om verdachten kennis te latennemen van processtukken betrekking hebbend op telen hennep.”

Uitspraak



RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht, locatie Breda

Parketnummer: 02/820776-13

Beslissing op de bezwaarschriften ex artikel 32 en 182 lid 6 van het wetboek van strafvordering van:

[bezwaarde],

geboren op [geboortedag] 1963 te [geboorteplaats],

wonende te [adres],

1 De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:

- de bezwaarschriften;

- de beslissing van de rechter-commissaris d.d. 20 november 2014;

- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister van verdachte;

- het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer d.d. 14 januari 2015,

waaruit blijkt dat de officier van justitie is gehoord.

Tevens zijn verdachte en zijn raadsvrouwe gehoord. De raadsvrouwe heeft een

pleitnota overgelegd dat aan het proces-verbaal is gehecht.

2 De beoordeling

Bij brief van 24 november 2014 heeft de advocaat van verdachte, Mr Weski, een bezwaarschrift ex art 182 lid 6 Sv ingediend tegen de beslissing van de rechter-commissaris van 20 november 2014 tot afwijzing van de gevraagde getuigenverhoren. Gelet op het geen in het bezwaarschrift is vermeld, richt dit bezwaarschrift zich ook tegen de weigering van de rechter-commissaris om de Officier van Justitie een termijn te stellen als bedoeld in art 30 lid 2 Sv.

Op basis van hetgeen in de aan de rechtbank ter beschikking staande stukken is neergelegd, kan worden geoordeeld dat op 28 november 2013 met machtiging van de rechter-commissaris een SFO is geopend tegen verdachte en dat op 20 mei 2014 in het kader van dat SFO doorzoekingen hebben plaats gevonden waarbij onder meer administratie in beslag is genomen. Tevens staat vast, mede op basis van de uitlatingen van de Officier van Justitie tijdens de behandeling in raadkamer, dat het in dit geval niet gaat om een SFO gebaseerd op en volgend op een tegen verdachte uitgesproken veroordeling of een reeds eerder tegen hen ingesteld strafrechtelijk onderzoek, maar dat er naast het SFO sprake is van een tegen verdachte lopend strafrechtelijk onderzoek. Verdachte wordt verdacht van betrokkenheid bij de bereiding, handel en dergelijke van verdovende middelen vermeld op lijst II van de OW (kort gezegd telen van hennep) en van witwassen. De verdenking ter zake is uitgeschreven

in een eerder door de Officier van Justitie ingediend verweerschrift dd 30-07-2014, in het kader van de behandeling van een ander bezwaarschrift van verdachte.

Art 126 f lid 3 Sv, welk artikel door de rechter-commissaris bij zijn beslissing is betrokken, bepaalt dat na sluiting van het SFO mededeling wordt gedaan van het recht tot kennisneming van stukken. De sluiting van het SFO bepaalt derhalve het moment waarop de onderzochte persoon in de gelegenheid moet zijn kennis te nemen van de processtukken. Alhoewel uitgangspunt is dat een onderzocht persoon geen recht heeft om te weten dat tegen hem een SFO loopt, valt een algeheel verbod op kennisneming van stukken voorafgaand aan de sluiting van het SFO, niet in voornoemd artikel te lezen. De wetgever heeft echter wel, in tegenstelling tot de gang van zaken bij een strafrechtelijk onderzoek, kennisneming van processtukken in beginsel willen laten geschieden bij sluiting. De vraag naar kennisneming van processtukken dient, in het geval verdachte kennis heeft gekregen van een tegen hem lopend SFO en om kennisneming van processtukken vraagt, te worden beoordeeld met

inachtneming van art 30 Sv en volgende, naar welke artikelen de rechter-commissaris eveneens heeft verwezen, maar ook met inachtneming van voornoemd uitgangspunt van de wetgever.

Waar een SFO in zijn algemeenheid een onderzoek van administraties en geldstromen tot uitgangspunt heeft, welk onderzoek complex kan zijn en aanleiding kan zijn tot onderzoek van nog niet aan de Officier van Justitie ter beschikking staande gegevens, en waar dergelijke gegevens op eenvoudige wijze aan het onderzoek zouden kunnen worden onttrokken wanneer kennis wordt genomen van de reikwijdte van het SFO, dient met honorering van een verzoek

tot kennisneming van stukken betrekking hebbend op het SFO terughoudend te worden omgegaan.

De rechtbank heeft in hetgeen in de stukken en ter zitting is aangevoerd, geen argumenten kunnen lezen op grond waarvan thans aan verdachte alle processtukken uit het SFO aan hem ter kennis zouden moeten worden gebracht. Hetgeen naar voren wordt gebracht, betreffen feiten en omstandigheden die betrekking hebben op het strafrechtelijk onderzoek dat tegelijk met het SFO loopt en hetgeen in dat kader wordt verzocht (getuigen horen en processtukken

ontvangen) geschiedt omdat zonder die stukken of verhoren, gedane beschuldigingen niet kunnen worden weersproken. Gelet hierop zal het bezwaarschrift voor zover het zich richt tegen de weigering om het Openbaar Ministerie een termijn te stellen ter kennisneming van de processtukken in zijn algemeenheid, ongegrond worden verklaard.

Hiervoor heeft de rechtbank overwogen dat er naast het SFO sprake is van een tegen verdachte lopend strafrechtelijk onderzoek. Beoordeeld dient thans te worden of verdachte kennisneming van de in dat kader opgemaakte processtukken kan worden onthouden.

Bij een vermenging van SFO en strafrechtelijk onderzoek als waarvan hier sprake is, moet er voor worden gewaakt dat belangen in het kader van het SFO, argumenten gaan vormen om verdachte processtukken te onthouden in het strafrechtelijk onderzoek waarover zij, wanneer er alleen een strafrechtelijk onderzoek tegen hem zou zijn ingesteld, wellicht al lang de beschikking zou hebben gehad.

Ten aanzien van de verdenking van witwassen kan naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid worden geoordeeld dat witwassen uit haar aard nauw verweven is met administraties en met financiële transacties en derhalve met het SFO. Dat geldt echter in zijn algemeenheid niet voor de verdenking van het telen van hennep. De rechtbank heeft op basis van hetgeen ter zitting naar voren is gebracht geen grond om te oordelen dat een dergelijke

verwevenheid er nu wel is.

De door het Openbaar Ministerie naar voren gebrachte argumenten dat de in beslag genomen administratie niet helemaal compleet is en dat de financiële constructies soms complex zijn, zijn naar het oordeel van de rechtbank alleen argumenten die raken aan het ingestelde SFO en het witwassen, maar niet aan het gehele strafrechtelijk onderzoek. Dat geldt ook voor het standpunt dat het belang van verdachten gering is omdat zij inmiddels beschikken over de

administratie.

Het argument dat door kennisneming van processtukken de gelegenheid wordt geboden om van de identiteit van getuigen kennis te nemen en dat daardoor de mogelijkheid ontstaat deze getuigen te beïnvloeden, is een mogelijkheid die zich in elke strafzaak voordoet, maar is, nu elke concrete aanwijzing ontbreekt dat die mogelijkheid verwezenlijkt kan of zal worden, geen grond voor onthouden van processtukken.

Op grond van vorenstaande zal het Openbaar Ministerie van processtukken die betrekking hebben op het telen van hennep, de kennisneming niet aan verdachten mogen onthouden en zal het Openbaar Ministerie een termijn worden gesteld van twee weken om verdachte van deze stukken kennis te laten nemen.

Het bezwaarschrift zal in die zin gegrond worden verklaard. De rechtbank merkt daarbij op dat in geval in stukken betrekking hebben op het telen van hennep feiten en/ of omstandigheden aan de orde komen die betrekking hebben op het SFO of op witwassen, het aan het OM is om daarin een zodanige scheiding aan te brengen dat kennisneming door verdachte van het deel betrekking hebben op het telen van hennep, mogelijk is.

Het bezwaar tegen de weigering om getuigen te horen zal ongegrond worden verklaard. Wegens het ontbreken van procestukken is de rechtbank niet in staat om te beoordelen of in deze fase van de onderzoeken er noodzaak of verdedigingsbelang bestaat om getuigen te horen.

3 De beslissing

Verklaart het bezwaarschrift:

-Gegrond voor zover het betreft het onthouden van processtukken die betrekking

hebben op het telen van hennep;

-Ongegrond voor zover het betreft het onthouden van processtukken betrekking

hebbend op het tegen verdachten ingestelde SFO en het strafrechtelijk

onderzoek betrekking hebbend op het witwassen;

-Ongegrond voor zover het betreft de weigering getuigen te horen;

Bepaalt dat het Openbaar Ministerie binnen twee weken verdachten van

eerstgenoemde procestukken kennis dient te laten nemen.

Deze beslissing is gegeven op 28 januari 2015 door mr Kooijman, voorzitter,

en mrs Toekoen en Van Breugel, rechters in tegenwoordigheid van Jacet,

griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature