Herinvesteringsreserve. Artikel 3.54, eerste lid, van de Wet IB 2001
Niet aannemelijk is dat belanghebbende na vervreemding van de oude onroerende zaken nog een herinvesteringsvoornemen had. De door belanghebbende genoemde omstandigheden zijn te algemeen van aard om van een herinvesteringsvoornemen van de opbrengt van de oude onroerende zaken te kunnen spreken. Ook ontbrak het belanghebbende aan financiƫle middelen om tot feitelijke herinvestering over te gaan.
De rechtbank is van oordeel dat ook in een situatie als de onderhavige, waarin wordt vervreemd en vervangen in hetzelfde boekjaar, de hir zich wel op enig moment laat zien.
Niet voldoen aan de vereisten voor de toepassing van de hir is een navordering rechtvaardigend nieuw feit.