U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Vordering tot ontruiming huurwoning echtpaar wegens aantreffen hennepkwekerij. De man heeft de woning al verlaten en verschijnt niet in de procedure. De vrouw voert verweer. Verhuurder handhaaft wegens “zero-tolerance”-beleid de vordering tegen de vrouw. Verhuurder wil niet het risico lopen dat de man medehuurder wordt, wanneer hij weer bij de vrouw komt wonen voordat de echtscheiding is gerealiseerd. Dit argument wordt verworpen.

Weliswaar is de overtreding van het verbod om hennep te kweken toerekenbaar aan de vrouw, maar na afweging van alle belangen (r.o. 4.2.) is die overtreding onvoldoende om de ontbinding van de huurovereenkomst met haar te rechtvaardigen. De vorderingen tegen de vrouw worden afgewezen en die tegen de man toegewezen.

Uitspraak



RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton

[Zaaknummer] [Rolnummer]

Zittingsplaats: Middelburg

zaak/rolnr.: 244266 / 12-3948

vonnis van de kantonrechter d.d. 4 maart 2013

in de zaak van

de vereniging

Regionale Woningbouwvereniging Samenwerking,

gevestigd te Goes,

eisende partij,

verder te noemen: RSW,

gemachtigde: Agin Timmermans, Bergen op Zoom,

t e g e n :

1.

[de man] ,

wonende te[woonplaats],

gedaagde partij,

verder te noemen: de man,

niet verschenen,

2.

[de vrouw] ,

wonende te[woonplaats],

gedaagde partij,

verder te noemen: de vrouw,

gemachtigde: mr. J.A.M. de Kerf.

het verloop van de procedure

De procedure is als volgt verlopen:

dagvaarding van 13 september 2012,

conclusie van antwoord van de vrouw,

comparitievonnis,

akte met produkties van RWS,

verschijning van partijen op 21 januari 2013.

fax van RWS d.d. 30 januari 2013.

de beoordeling van de zaak

1.

De man is niet verschenen en de zaak tegen deze gedaagde is aangehouden. Gelet op artikel 140, lid 2, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt tussen alle partijen uitspraak gedaan bij dit vonnis, dat ook ten aanzien van de niet verschenen gedaagde als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.

2.1.

De man en de vrouw zijn beiden met RWS een huurcontract aangegaan voor de woning aan de[adres] te[woonplaats] (verder: de woning). De huur is ingegaan op 21 juli 2010. De toepasselijke huurvoorwaarden bevatten een verbod op het kweken van hennep, anders dan voor eigen gebruik.

2.2.

De politie Zeeland heeft op 4 maart 2012 een actieve hennepkwekerij aangetroffen in de bij de woning behorende schuur. Daar bevonden zich 25 oogstrijpe hennepplanten en zestien hennepstekjes. De kwekerij werd met professionele apparatuur in stand gehouden. De politie heeft de kwekerij ontmanteld en de hennep vernietigd.

2.3.

Vanwege de kwekerij heeft RWS de huur aan de man opgezegd bij brief van 6 maart 2012 met het verzoek om schriftelijk in te stemmen met de beëindiging van de huurovereenkomst. De man heeft dat niet gedaan.

3.1.

RWS heeft gesteld dat zij een “zero tolerance”-beleid voert ten aanzien van het kweken van hennep in haar huurwoningen en heeft de ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd, met ontruiming van de woning.

3.2.

De vrouw heeft verweer gevoerd en gesteld dat de tekortkoming haar niet kan worden aangerekend, althans dat een belangenafweging in haar voordeel zou moeten uitvallen. De vrouw heeft daarbij, samengevat, aangevoerd:

De vrouw heeft niets van de kwekerij geweten. Zij kwam nooit in de schuur. De man had en heeft grote psychische problemen en sliep vooral overdag. De vrouw sliep ’s nachts. Zij leefden langs elkaar heen en hebben inmiddels besloten tot echtscheiding over te gaan. De man woont inmiddels elders in[woonplaats].

De vrouw wil in de woning blijven wonen. Zij heeft hier groot belang bij. Zij spreekt slechts gebrekkig Nederlands en heeft nauwelijks familie en kennissen in Nederland. Zij heeft een dochter van zeven jaar. Een gedwongen verhuizing zou voor dit kind zware, niet te begrijpen gevolgen hebben, temeer nu het ook al met de echtscheiding van haar ouders geconfronteerd gaat worden. De vrouw is nauwelijks een week na de ontdekking van de kwekerij bevallen van een dochter. Bij de bevalling waren er complicaties waar de vrouw nog steeds last van heeft. De vrouw is onder behandeling bij het SMWO. Een gedwongen verhuizing nu zou de situatie van de vrouw bijna volledig uitzichtloos maken.

3.3.

Ter zitting heeft RWS een en ander bestreden. RWS heeft op zich wel begrip voor de situatie van de vrouw, maar wenst niet het risico te lopen dat bij een voortzetting van de huur van de woning door de vrouw, de man weer in de woning zou komen te wonen, waardoor hij, zolang de echtscheiding niet gerealiseerd is, van rechtswege opnieuw huurder zou worden. Dat laatste acht RWS onaanvaardbaar, gelet op haar strikte beleid en de volgens RWS reële kans dat de man opnieuw een hennepkwekerij zou opzetten.

4.1.

De man heeft blijkens het proces-verbaal van zijn verhoor door de politie een volledige bekentenis afgelegd. Hij heeft verklaard dat de vrouw op de hoogte was, maar het er niet mee eens was en hem heeft gewaarschuwd en het hem heeft afgeraden. De vrouw heeft dat niet weerlegd. Hetgeen zij heeft aangevoerd maakt het hooguit mogelijk dat zij niets van de kwekerij wist, maar niet aannemelijk. Bewijs heeft zij niet geleverd. Daarop strandt reeds haar primaire verweer. Overigens is het niet afweten van de hennepkwekerij niet voldoende. Eerst wanneer de vrouw redelijkerwijs niet op de hoogte behoefde te zijn, zou kunnen worden geoordeeld dat de tekortkoming haar niet toerekenbaar is.

4.2.

Een belangafweging echter valt in haar voordeel uit. Haar moeilijke omstandig-heden, als onder 3.2. vermeld, zijn door RWS niet bestreden, zodat daarvan uit wordt gegaan. Zij heeft in haar omstandigheden groot belang bij het voortzetten van de huurover-eenkomst. Voorts wordt aangenomen dat zij het niet eens was met het kweken van hennep, maar dat zij de man daar niet van kon weerhouden, omdat zij geen invloed op hem had. Het verwijt dat haar kan worden gemaakt is minimaal. Daartegenover beroept RWS zich op haar strikte beleid tegen hennep kweken in haar huurwoningen, maar dat belang is thans, één jaar na het aantreffen van de kwekerij, niet meer groot en dringend te noemen. Wat het risico betreft dat de man weer van rechtswege medehuurder zou worden, dat lijkt niet erg groot gelet op de echtscheidingsprocedure die wordt voorbereid, en gelet op de verzekering van de vrouw ter zitting dat zij de man niet meer bij haar wil laten wonen. Niet kan worden aangenomen dat de man zich tegen de wil van de vrouw, althans zonder haar toestemming, weer zijn hoofdverblijf (art. 7:266 BW) in de woning zou verschaffen. Tenslotte is het risico van recidive van de man niet voldoende aangetoond.

4.3.

Gelet op het voorgaande is de overtreding van het verbod om hennep te kweken, hoewel toerekenbaar aan de vrouw, niet voldoende om de ontbinding van de huurovereen-komst met haar te rechtvaardigen. Dat geldt echter niet ten aanzien van de man. Hem treft het volle verwijt voor het kweken van hennep in de woning. Gelet op een en ander zullen de vorderingen ten aanzien van hem worden toegewezen en ten aanzien van de vrouw worden afgewezen. Aangezien de man de woning reeds heeft verlaten, is slechts een bevel toewijs-baar dat de man de woning ontruimd dient te houden. Dat wordt in de vordering tot ontruiming begrepen geacht. Dit bevel kan worden geëffectueerd zolang de man niet opnieuw hoofdverblijf in de woning verkregen heeft.

5.

RWS wordt ten aanzien van de vrouw in het ongelijk gesteld en zal daarom worden verwezen in de proceskosten van de vrouw. De man wordt ten aanzien van RWS in het ongelijk gesteld en zal daarom worden verwezen in de proceskosten van RWS.

de beslissing

De kantonrechter:

wijst de vorderingen af, voor zover gericht tegen de vrouw;

ontbindt heden de huurovereenkomst voor een deel, namelijk uitsluitend tussen RWS en de man;

beveelt de man om de woning ontruimd te houden;

en voor het geval dit bevel wordt overtreden:

machtigt de deurwaarder die in opdracht van RWS dit vonnis uitvoert om de ontruiming van de woning door de man met al het zijne zonodig zelf te bewerkstelligen, mits dit vonnis aan hem is betekend als is voorgeschreven bij art. 430 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder te noemen Rv.) en mits die gedwongen ontruiming tijdig is aangezegd, zoals is voorgeschreven bij art. 555 Rv.;

en voor het geval tevens de deuren gesloten zijn of de opening wordt geweigerd:

machtigt de deurwaarder tevens om binnen te treden met behulp van de sterke arm van politie en justitie, doch uitsluitend op de wijze als geregeld in art. 444 Rv.;

en voorts onvoorwaardelijk:

veroordeelt de man in de kosten van het geding, welke aan de zijde van RWS tot op heden worden begroot op € 513,63, waaronder begrepen een bedrag van € 300,- wegens salaris van de gemachtigde van RWS;

veroordeelt RWS in de kosten van het geding, welke aan de zijde van de vrouw tot op heden worden begroot op € 300,- wegens salaris van de gemachtigde van de vrouw;

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Klarenbeek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 maart 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature