Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Rechtbank verklaart het beroep ongegrond tegen de bouwvergunning voor een domusvoorziening voor dak- en thuislozen in Huize Lamsweerde in Wehl (gemeente Doetinchem). Geen sprake van strijd met het Bouwbesluit. Gebruik is niet in strijd met de bestemming 'maatschappelijke voorzieningen'. Geen aanhoudingsplicht, omdat de domusvoorziening niet vergunningplichtig is als bedoeld in de Wet milieubeheer.

Uitspraak



RECHTBANK ZUTPHEN

Sector Bestuursrecht

Voorzieningenrechter

Reg.nrs.: 11/499 en 11/500 WOW44

Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening, tevens uitspraak in de hoofdzaak, in het geding tussen:

Stichting Wat een Heerlijk Land (Wehl)

te Doetinchem

en

twintig omwonenden

allen wonend te Wehl,

verzoekers/eisers, hierna tezamen: eisers,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem

verweerder.

CWZW Overijssel

derde-partij.

1. Procesverloop

Bij besluit van 1 oktober 2010 heeft verweerder aan de derde-partij een reguliere bouwvergunning verleend voor het intern verbouwen van het pand aan de Keppelseweg 29 te Wehl, plaatselijk bekend als Huize Lamsweerde.

Bij besluit van 6 april 2011 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Eisers hebben beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Het verzoek is behandeld ter zitting van 11 mei 2011, waar namens Stichting Wat een Heerlijk Land (hierna: de stichting) [naam afgevaardigde stichting] alsmede meerdere omwonenden zijn verschenen, allen bijgestaan door mr. C.F. van Helvoirt, advocaat te Nijmegen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M.G.P. Derks en M. van den Bovenkamp. Namens de derde-partij zijn [namen derde partij] verschenen, bijgestaan door mr. S.E. van Niftrik en mr. drs. C.F.J. Heemskerk, beiden advocaat te Amsterdam.

2. Overwegingen

2.1 Indien de voorzieningenrechter na de behandeling ter zitting van een verzoek om een voorlopige voorziening van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij, ingevolge artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), onmiddellijk uitspraak doen in de bij de rechtbank aanhangige hoofdzaak. Van deze bevoegdheid wordt in dit geval gebruik gemaakt.

2.2 Het bouwplan voorziet in het intern verbouwen van Huize Lamsweerde. De derde-partij is huurder van het pand en wil na de verbouw in het pand een zogenoemde domusvoorziening met 24 wooneenheden realiseren. De voorziening is bedoeld voor de opvang van personen die door de derde-partij worden aangeduid als 'dak- en thuislozen al dan niet met psychische problemen' (hierna: de doelgroep).

2.3 De voorzieningenrechter ziet zich allereerst geplaatst voor de vraag of eisers als belanghebbenden bij het bestreden besluit kunnen worden aangemerkt.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

2.3.1 De stichting stelt zich blijkens artikel 2, eerste lid, van de statuten ten doel:

a. het verbeteren en behouden van de leefbaarheid, veiligheid en een goed woon- en leefklimaat in de dorpskern van Wehl en de directe omgeving daarvan;

b. het verbeteren en behouden van de in de dorpskern van Wehl, en de directe omgeving daarvan, aanwezige cultuurhistorische en monumentale waarden, flora en fauna, kwaliteit van het milieu, waaronder de lucht, de bodem en het water, gezondheid van mensen en een goede ruimtelijke onderbouwing.

Ter zitting is toegelicht dat de feitelijke werkzaamheden van de stichting behelzen het organiseren van informatiebijeenkomsten voor de bewoners van Wehl, het verspreiden van informatiebulletins en nieuwsbrieven, het verzorgen van lezingen, het onderhouden van een website. Daarbij is ter zitting opgemerkt dat de werkzaamheden van de stichting niet zijn beperkt tot de domusvoorziening.

De voorzieningenrechter is gezien de doelstellingen en de feitelijke werkzaamheden van oordeel dat de stichting door het bestreden besluit rechtstreeks wordt getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt. Gelet hierop moet de stichting als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb worden aangemerkt.

2.3.2 Ter zitting is voorts vast komen te staan dat de afstand van Huize Lamsweerde tot de verst daarvandaan wonende omwonende, 120 meter bedraagt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is deze afstand, gelet op de ruimtelijke uitstraling van het plan, niet zodanig, dat dit eraan in de weg staat om de omwonenden aan te merken als belanghebbenden bij het bestreden besluit.

2.4 Ingevolge artikel 44, eerste lid, van de Woningwet – zoals dat luidde ten tijde van belang en voor zover thans van belang – moet de reguliere bouwvergunning worden geweigerd, indien:

a. het bouwen niet voldoet aan het Bouwbesluit 2003;

(…);

c. het bouwen in strijd is met het bestemmingsplan;

(…).

2.5 Eisers hebben betoogd dat het bouwplan in strijd is met artikel 2.157 van het Bouwbesluit 2003.

In artikel 2.157, eerste lid, van het Bouwbesluit 2003 is bepaald dat ter plaatse van een toegang van een subbrandcompartiment ten minste twee rookvrije vluchtroutes beginnen die behalve bij de toegang nergens samenvallen.

Uit artikel 1.5 van het Bouwbesluit 2003 volgt dat aan de eis gesteld in dit artikellid niet behoeft te worden voldaan, voor zover anders dan door toepassing van dat voorschrift het bouwwerk of het betrokken gedeelte daarvan ten minste dezelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt, als is beoogd met het betrokken voorschrift.

Tussen partijen is niet in geschil dat het bouwplan niet voldoet aan het voorschrift gesteld in voormeld artikel 2.157, eerste lid, in het subbrandcompartiment dat op de bouwtekening is aangeduid als A. De brandweer Doetinchem heeft zich in een memo van 17 maart 2011 evenwel op het standpunt gesteld dat in het bouwplan de juiste maatregelen en voorzieningen zijn genomen om dezelfde mate van brandveiligheid te bereiken als beoogd met dat artikel. In het memo staat vermeld dat in het domushuis meerdere subbrandcompartimenten in dezelfde woonfunctie liggen. Deze compartimenten hebben alle zelfsluitende deuren. Daarnaast heeft het domushuis een automatische brandmeldinstallatie met volledige bewaking, ontruimingsalarmering en rechtstreekse doormelding naar de brandweeralarmcentrale, zo staat in het memo vermeld.

De voorzieningenrechter ziet in hetgeen eisers hebben aangevoerd onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat sprake is van een gelijkwaardige oplossing als bedoeld in artikel 1.5 van het Bouwbesluit 2003. Met verweerder is de voorzieningenrechter van oordeel dat de doelgroep, ook indien moet worden aangenomen dat zij beperkt zijn in hun zelfredzaamheid, bij brand in staat moeten worden geacht gebruik te kunnen maken van aangegeven vluchtroutes.

Voorts volgt de voorzieningenrechter niet het betoog van eisers dat het aan de derde-partij is om middels onderzoek aan te tonen dat sprake is van een gelijkwaardige oplossing. De tekst van voormeld artikel 1.5 staat er niet aan de in de weg dat anderen dan de aanvrager van een bouwvergunning (in dit geval: de brandweer) een dergelijke onderzoek uitvoert. Dat in de Nota van Toelichting op het Bouwbesluit 2003 (Stb. 2001, 410, p. 195) slechts wordt ingegaan op het uitvoeren van een gelijkwaardigheidsonderzoek door de aanvrager, doet daaraan niet af.

2.6 Tussen partijen is in geschil of het gebruik van Huize Lamsweerde ten behoeve van de doelgroep in strijd is met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter overweegt daaromtrent als volgt.

Ingevolge het bestemmingsplan “Wehl 2008” rust op het perceel Keppelseweg 29 te Wehl de bestemming ‘maatschappelijk’. Op grond van artikel 10 van de planvoorschriften behorend bij dat bestemmingsplan zijn gronden met die bestemming – voor zover thans relevant - bestemd voor:

a. maatschappelijke voorzieningen en

(…)

f. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ en ondergeschikt aan de onder a genoemde bestemming.

Ingevolge artikel 1, onderdeel 1.44, van de planvoorschriften moet onder ‘maatschappelijke voorziening’ worden verstaan: educatieve, sociale, medische en levensbeschouwelijke voorzieningen evenals voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, of een combinatie daarvan.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat de derde-partij in Huize Lamsweerde een beschermde woonomgeving wil bieden aan de doelgroep. De doelgroep bestaat uit mannen en vrouwen, die allen beschikken over een AWBZ-indicatie voor zorg met verblijf. De doelgroep wordt door medewerkers van de derde-partij intensief begeleid naar een zelfstandige terugkeer in de maatschappij. In verband daarmee zijn 7 dagen per week, 24 uur per dag 13 tot 14 fte aan professionele begeleiders, werkzaam bij de derde-partij, aanwezig. Het bouwplan voorziet in persoonlijke verblijfsruimten en tevens in diverse gezamenlijke groeps-/woonruimten. De gemiddelde verblijfsduur zal volgens de derde-partij 9 tot 12 maanden bedragen.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is verblijf van de doelgroep op de wijze als hierboven beschreven in overeenstemming met de bestemming ‘maatschappelijke voorzieningen’. Er is geen sprake van een zodanige zelfstandige bewoning van Huize Lamsweerde dat deze wijze van huisvesting van de doelgroep moet worden aangemerkt als een met de bestemming strijdig gebruik voor woondoeleinden, als betoogd door eisers. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking de ruime omschrijving van het begrip 'maatschappelijke voorziening' in artikel 1, onderdeel 1.44.

Aan de omstandigheid dat ter plaatse van het perceel de aanduiding “w” op de plankaart ontbreekt, kan dan ook niet die betekenis worden gehecht die eisers daaraan hechten.

De voorzieningenrechter wijst voor een vergelijkbaar oordeel in een vergelijkbare zaak op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 april 2006, zaak nr. 200504933/1 (gepubliceerd op www.raadvanstate.nl).

Nu gelet op het voorgaande vaststaat dat zich geen weigeringsgrond als bedoeld in artikel 44 van de Woningwet voordoet, heeft verweerder de bouwvergunning moeten verlenen. Voor een afweging van de belangen van omwonenden in verband met – kort gezegd – de vrees voor overlast, is derhalve geen ruimte.

2.7 Tot slot hebben eisers betoogd dat verweerder de beslissing op de bouwaanvraag op de voet van artikel 52 van de Woningwet – zoals dat artikel luidde ten tijde van belang – had moeten aanhouden, omdat het bouwplan volgens hen tevens is aan te merken als het oprichten van een inrichting waarvoor een vergunning krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer is vereist.

Ingevolge artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer – zoals dat luidde ten tijde van belang – worden bij algemene maatregel van bestuur categorieën van inrichtingen aangewezen, die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken.

Deze algemene maatregel van bestuur is het – inmiddels vervallen – Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van dat besluit worden als categorie ën van inrichtingen aangewezen de categorieën van inrichtingen, die in bijlage I zijn genoemd.

In bijlage I is als categorie 23.1 opgenomen:

a. Algemene, academische of categoriale ziekenhuizen;

b. Inrichtingen voor het bieden van medische behandeling, verpleging of huisvesting tezamen met verzorging.

Het domushuis is aan te merken als een inrichting voor het bieden van huisvesting tezamen met verzorging en derhalve als een inrichting.

De voorzieningenrechter ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de inrichting vergunningplichtig is.

Bijlage 1 bij het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer – zoals dat luidde ten tijde van belang – behelst een lijst van vergunningplichtige inrichtingen. Als categorie gg is opgenomen:

“Academische ziekenhuizen als bedoeld in artikel 1.13 van de Wet op het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek en inrichtingen die krachtens de Wet toelating zorginstellingen (hierna: de WTZ) zijn aangewezen als instelling voor medisch-specialistische zorg.”

In artikel 5, eerste lid, van de WTZ is bepaald dat een organisatorisch verband dat behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie van instellingen die zorg verlenen waarop aanspraak bestaat ingevolge artikel 6 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of ingevolge een zorgverzekering als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet , voor het verlenen van die zorg een toelating moet hebben van Onze Minister.

In artikel 1.2, onder 1, van het Uitvoeringsbesluit WTZ zijn als instellingen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de WTZ aangewezen instellingen voor medisch-specialistische zorg.

In de toelichting op het Uitvoeringsbesluit WTZ staat daarover het volgende vermeld:

“Zo zijn instellingen voor medisch-specialistische zorg (artikel 1.2, onder 1 ) te onderscheiden in ziekenhuizen (algemene, academische en militaire), categorale instellingen en zelfstandige behandelcentra (ZBC’s). Onder de categorale instellingen vallen de volgende instellingen, die in het Besluit aanwijzing inrichtingen WZV nog afzonderlijk werden genoemd:

- categorale ziekenhuizen;

- inrichtingen waarin een enkelvoudige onderzoek- of behandelfunctie wordt uitgeoefend, waaronder dialyse-centra, radiotherapeurtische instituten, centrale laboratoria en centrale apotheken;

- klinische revalidatie-inrichtingen;

- centra voor epileptici;

- brandwondencentra;

- astmacentra.”

De voorzieningenrechter is van oordeel dat de domusvoorziening niet valt aan te merken als een categorale instelling in de zin van het Uitvoeringsbesluit WTZ en daarmee niet als instelling voor medisch-specialistische zorg. Dat brengt met zich dat het domushuis niet vergunningplichtig is als bedoeld in de Wet milieubeheer. Derhalve heeft verweerder terecht geen aanleiding gezien om de onderhavige aanvraag om bouwvergunning aan te houden.

2.8 Het beroep is ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening komt niet voor inwilliging in aanmerking.

Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

3. Beslissing

De voorzieningenrechter:

ten aanzien van de hoofdzaak:

- verklaart het beroep ongegrond;

ten aanzien van het verzoek om voorlopige voorziening:

- wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. van Breda. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature