Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Flessentrekkerij rond de bouw van een woning in Hattem in de periode januari 2005 t/m juli 2007 leidt tot een geheel voorwaardelijke straf

Uitspraak



RECHTBANK ZUTPHEN

Sector Straf

Meervoudige kamer

Parketnummer 06/802414-07

Uitspraak 1 december 2009

Tegenspraak ex art. 279 Sv. / dip

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [plaats, datum ],

[adres, postcode plaats], [adres],

feitelijk woonachtig te [postcode, plaats], [adres]

Raadsman mr. Kooijmans, advocaat te Zwolle.

Onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 november 2009.

Op 3 maart 2009 is de zaak door de politierechter verwezen naar de meervoudige kamer in verband met de complexiteit en de (mogelijke) straftoemeting.

De tenlastelegging

Nadat de tenlastelegging ter terechtzitting is gewijzigd, is aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari

2005 tot en met 05 juli 2007 in de gemeente(n) Hattem en/of Elburg en/of Nunspeet

en/of elders in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)

wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van

een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door

een samenweefsel van verdichtsels, de hierna te noemen personen

(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van de hierna te noemen goederen

- [slachto[slachtoffer 1] (Bouwbedrijf [slachtoffer 1]) tot afgifte van een vrijstaande woning,

althans een grote hoeveelheid bouwmaterialen en/of

- [slacht[slachtoffer 2] ([slachtoffer 2] tapijt) tot afgifte van vinyl en/of gordijnen en/of

een vloerkleed en/of

- [slachtoffer 3] en/of [sla[slachtoffer 3a] (Aannemersbedrijf [slachtoffer 3a] vof)

straatwerk/bestrating, althans straatstenen en/of tuinaarde en/of

- [slachtoffe[slachtoffer 4] ([slachtoffer 4] Installatietechniek) tot afgifte van installatiematerialen

en/of een (complete) technische installatie en/of

- [slachtoffer 5] (Schildersbedrijf [slachtoffer 5]) tot afgifte van glaswerk (ramen) en/of

schilderwerk, althans verf en/of

- [slachtoffer 6] (Stukadoorsbedrijf [slachtoffer 6]) tot afgifte van stukwerk en/of

spuitwerk en/of sierpleister en/of

- [slachtoffer 7] (Kachelspeciaalzaak [slachtoffer 7] BV) tot afgifte van

een kachel,

in elk geval (telkens) van enig goed, hebbende verdachte (telkens) met

vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk

en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid

- zich voorgedaan als een bonafide koper, althans een kredietwaardige

klant die de rekening van zijn aankopen zou kunnen en/of willen en/of gaan

betalen en/of een architect heeft ingeschakeld en/of contracten

en/of betalingsvoorwaarden en/of betalingsafspraken en/of prijsafspraken met

voornoemde perso(o)n(en) heeft afgesloten en/of ondertekend en/of

- aan voornoemde perso(o)n(en) medegedeeld:

- dat hij een een subisidie zou krijgen en/of

- dat de betalingsopdracht bij de bank lag en/of

- dat het geld al overgemaakt was en/of dat er een probleem bij de Postbank

was en/of

- dat hij, verdachte, nog geen factuur had ontvangen en/of

- dat er nog geen oplevering zou hebben plaatsgevonden en/of

- dat er nog opleveringspunten uitgevoerd moesten worden en/of

- dat de betaling van de resterende termijnen in week 5 van 2006 betaald

zouden worden en/of verdachte hiervoor een schriftelijke afspraak heeft

ondertekend en/of

- dat er nog meerwerk gedaan moest worden en/of

- dat hij, verdachte, niet verantwoordelijk was voor de rekening en/of

- dat hij, verdachte, zo snel mogelijk zou betalen en/of

- dat de levering niet was nagekomen zoals afgesproken,

waardoor [slachtoffer 1] (Bouwbedrijf [slachtoffer 1]) en/of [slachtoffer 2] ([slachtoffer 2]

tapijt), [slachtoffer 3]/[slachtoffer 3a] (Aannemersbedrijf [slachtoffer 3a] vof)

en/of [slachtoffer 4]r ([slachtoffer 4] Installatietechniek) en/of [slachtoffer 5] (Schildersbedrijf

[slachtoffer 5]) en/of [slachtoffer 6] (Stukadoorsbedrijf [slachtoffer 6]) en/of [slachtoffer 7]

(Kachelspeciaalzaak [slachtoffer 7]) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven

afgifte;

art 326 Wetboek van Strafrecht

ALTHANS, dat

hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 05 juli 2007 op

de hierna te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, een beroep of een

gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder

volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen

te verzekeren, hebbende verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende

goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:

- in de periode van 01 maart 2005 tot en met 2 juli 2007 een vrijstaande

woning, althans bouwmaterialen (waar het huis uit bestaat) bij [slachtoffer 1]

(Bouwbedrijf [slachtoffer 1]) te Doornspijk en/of Hattem (Incident 1) en/of

- in de periode van 19 november 2005 tot en met 1 december 2005 vinyl en/of

gordijnen en/of een vloerkleed bij [slachtoffer 2] ([slachtoffer 2] tapijt) te en/of Nunspeet en/of Hattem (Incident 2) en/of

- in de periode van 01 december 2005 tot en met 7 februari 2006

straatwerk/bestrating, althans straatstenen en/of tuinaarde bij [slachtof[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 3a] (Aannemersbedrijf [slachtoffer 3a] vof) te Hattem

(Incident 3) en/of

- in de periode van 01 januari 2005 tot en met 22 juni 2007 diverse

installatiematerialen en/of een complete technische installatie bij

[slachtoffer 4] ( [slachtoffer 4] Installatietechniek) te Elburg en/of Hattem (Incident 4) en/of

- in de periode van 15 september 2005 tot en met 5 juli 2007 glaswerk (ramen)

en/of schilderwerk, althans verf bij [slachtoffer 5] (Schildersbedrijf [slachtoffer 5]) te Hattem

(Incident 5) en/of

- in de periode van 01 september 2005 tot en met 1 februari 2006 stukwerk

en/of spuitwerk en/of sierpleister bij [slachtoffer 6] (Stukadoorsbedrijf [slachtoffer 6]

BV) te Hattem (Incident 6) en/of

- in de periode van 16 september 2005 tot en met 16 april 2007 een kachel bij

[slachtoffer 7] (Kachelspeciaalzaak [slachtoffer 7]) te Broekland (Ov);

art 326a Wetboek van Strafrecht.

Taal- en/of schrijffouten / omissies

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs [eindnoot 1]

A. Vaststaande feiten / aanleiding onderzoek.

Aanleiding voor het onderzoek [eindnoot 2]was dat de eigenaar van een tapijtzaak een surveillerende politieman om advies vroeg in verband met niet betaalde nota’s door een klant in Hattem, zijnde, zo bleek later, verdachte [naam [naam verdachte]] Deze klant had meerdere andere bedrijven eveneens niet betaald, terwijl er wel goederen waren geleverd.

Bij onderzoek bleek dat [naam verdachte] meerdere conflicten had met aannemers, leveranciers en bedrijven over onbetaalde rekeningen, zulks in verband met de bouw van een woning aan de [adres] te Hattem.

Naar aanleiding daarvan is de benadeelden gevraagd aangifte te doen, hetgeen heeft geleid tot verschillende aangiftes tegen verdachte [naam [naam verdachte]]

B. Standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte ten laste gelegde oplichtingen wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. De officier van justitie heeft zich daarbij gebaseerd op de verschillende verklaringen van de aangevers en de verklaringen die verdachte heeft afgelegd. Verdachte heeft zich in de visie van de officier voorgedaan als een bonafide koper, terwijl ieder weldenkend mens - gezien verdachtes financiële positie - zou begrijpen dat hij niet aan zijn betalingsverplichtingen zou hebben kunnen voldoen. Verdachte heeft volgens de officier van justitie gelogen over zijn financiële positie en hij heeft zich bediend van listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels, waardoor hij, misbruik makend van het in hem gestelde vertrouwen, aangevers heeft bewogen tot afgifte van goederen.

C. Standpunt van de verdachte / de verdediging

De raadsman heeft betoogd dat verdachte zowel van de primair ten laste gelegde oplichting als van de subsidiair ten laste gelegde flessentrekkerij dient te worden vrijgesproken. In de visie van de raadsman kan niet bewezen worden dat verdachte tijdens of voorafgaand aan de afgifte de wil heeft gehad om de aangevers onbetaald te laten (het oogmerk), terwijl evenmin kan worden bewezen dat verdachte zich heeft bediend van oplichtingsmiddelen.

Ten aanzien van de flessentrekkerij kan eveneens niet worden bewezen dat verdachte bij herhaling de bedoeling had om middels koop goederen te bemachtigen, wetende dat deze goederen niet of niet volledig betaald zouden worden.

D. Beoordeling door de rechtbank

Verdachte heeft verklaard [eindnoot 3] hij in 2004 het plan heeft opgevat om een nieuwe woning aan de [adres] te Hattem te (laten) bouwen. Hij heeft zijn bouwdepot op een gegeven ogenblik moeten aanwenden om aan alle hypotheekverplichtingen te kunnen voldoen. Op een gegeven moment was het bouwdepot dusdanig geslonken, dat hij de aannemer niet meer kon voldoen. In de zomer van 2006 heeft de bank het bouwdepot geblokkeerd, omdat een door verdachte ingediende subsidieaanvraag nog niet was gehonoreerd. In de zomer van 2005 wist hij overigens al dat hij die subsidie niet zou krijgen. Desondanks heeft hij de bouw van zijn woning door laten gaan.

Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard [eindnoot 4] dat zijn aannemersbedrijf te Doornspijk in november 2004 werd benaderd door architectenbureau [naam] in verband met een aanbesteding voor de bouw van een vrijstaande woning voor een particulier. Hij kende de architect en had er vertrouwen in dat hij de regie goed in handen had. De aanbesteding werd hem eind maart 2005 gegund. Daarbij werd een opdrachtbevestiging ondertekend, waarin stond dat bestek en tekeningen van toepassing zijn, onder meer ziende op de betalingsvoorwaarden. Toen de fundatie rond 15 mei 2005 gereed was, is de eerste betalingstermijn uitgegaan. Tijdens een bouwvergadering rond 1 juni 2005 heeft aangever de opdrachtgever (verdachte) gevraagd wat de stand van zaken was met betrekking tot de eerste betaling, waarop verdachte antwoordde dat dit in orde zou komen.

Op 16 juni 2005 zou worden begonnen met de bovengrondse bouw van de woning, maar voordien werd die opdracht afgezegd omdat de subsidie van de gemeente niet rond was.

Op 17 juni 2005 werd aangever gebeld door verdachte met de mededeling dat hij toestemming had gehad om verder te gaan met de bouw. Omdat op 19 juni 2005 de eerste betaling nog steeds niet was ontvangen, heeft aangever contact opgenomen met de architect. Diezelfde dag werd de eerste termijnbetaling telefonisch overgemaakt en daarna heeft aangever de werkzaamheden voortgezet, tot de oplevering van het huis rond 1 december 2005. In de tussentijd waren er verschillende betalingstermijnen geweest, die uiteindelijk werden betaald. De tweede en derde termijn verliepen normaal, maar de betaling van de vierde termijn liet opnieuw op zich wachten, waarop aangever contact opnam met de architect en berichtte dat de werkzaamheden zouden worden gestaakt als de betaling niet zou worden voldaan. Uiteindelijk werd er dan betaald.

Tijdens de werkzaamheden heeft aangever ook met verdachte gesproken. Verdachte vertelde dat hij in aanmerking zou komen voor bepaalde subsidies.

Tijdens de bouwvergadering begin november 2005 is door aangever en de eveneens aanwezige man van installatietechniek [slachtoffer 4] uit Elburg aan de architect aangegeven, dat de betalingen tijdig gedaan moesten worden. Er zou volgens de overeengekomen afspraak per omgaande betaald worden. Er werd echter niet betaald. Twee weken later is aangever naar verdachte gegaan, die hem zei dat de betaling van een bedrag van € 40.000,-- excl. BTW in orde zou komen.

Rond 23/24 december 2005 is de architect bij verdachte op bezoek geweest in verband met de afwikkeling van de bouw en om hem aan te spreken op zijn betalingsgedrag. Op 5 januari 2006 heeft aangever verdachte een betalingsherinnering gestuurd, met de mededeling dat bij niet betaling de vordering uit handen zou worden gegeven aan een incassobureau.

Aangever [slachtoffer 2] van ‘[slachtoffer 2] tapijt’ heeft verklaard [eindnoot 5 dat verdachte op 19 november 2005 bij hem in de winkel in Hattem kwam. Verdachte heeft een aantal goederen, onder andere vinyl en gordijnen, uitgezocht en naar aanleiding daarvan is een offerte uitgebracht van ongeveer € 6.200,--, waarmee verdachte mondeling akkoord ging. In december 2005 zijn de bestellingen aan verdachte geleverd en geplaatst. Later heeft verdachte nog andere goederen uitgezocht, zoals een vloerkleed, waardoor het totaal verschuldigde bedrag op ongeveer

€ 7.300,-- uitkwam.

In december 2005 is aan verdachte een factuur verstuurd van € 6.200,--. Na drie à vier weken heeft een medewerker van [slachtoffer 2] tapijt gebeld naar de familie [naam verdachte] omdat de factuur nog niet was betaald. De medewerker kreeg daarop te horen dat verdachte geen factuur had ontvangen. Aangever heeft daarop een kopie van de factuur bij verdachte bezorgd. Toen daarop nog niet werd betaald is weer contact met verdachte opgenomen, waarop deze te kennen gaf te wachten op de andere factuur die nog zou komen, zodat hij het bedrag in een keer zou kunnen overmaken. In januari 2006 heeft aangever de andere factuur van ongeveer

€ 1.200,-- bij verdachte bezorgd, weer vergezeld van een kopie van de factuur van € 6.200,--. In februari 2006 gaf verdachte aan een medewerker van [slachtoffer 2] tapijt te kennen dat het geld zou worden overgemaakt.

Op 16 maart 2006 belde verdachte met de mededeling dat het geld onderweg was.

Aangever heeft uiteindelijk geen geld ontvangen van verdachte.

Aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard [eindnoot 6] dat zij in december 2005 met verdachte een mondeling contract is aangegaan voor het leggen van straatwerk rond zijn huis aan de [adres] te Hattem. Ingevolge het contract diende betaling plaats te vinden binnen veertien dagen na levering. Door het bedrijf van aangever is bij de woning ook tuinaarde opgebracht en een schone grond verklaring geleverd. In maart 2006 is een tweede betalingsherinnering aan verdachte verzonden, waarop een brief van verdachte volgde met de mededeling dat er nog geen oplevering had plaatsgevonden. Die oplevering had echter al op 7 februari 2006 in bijzijn van de architect [naam] plaatsgevonden.

Het totaal verschuldigde bedrag van € 9.541,42 is niet door aangever ontvangen.

Verdachte heeft verklaard [eindnoot 7] dat hij [slachtoffer 3a] heeft aangenomen om de bestrating aan te leggen en voor de levering van zwarte tuingrond voor een bedrag van € 6000,--.

Op het moment dat hij met [slachtoffer 3a] in zee ging, wist hij dat hij dit bedrag niet zou kunnen betalen.

Aangever [slachtoffer 4] van [slachtoffer 4] Installatietechniek heeft verklaard [eindnoot 8] dat verdachte begin 2005 bij hem in de zaak in Elburg kwam. Verdachte wilde dat [slachtoffer 4] Installatietechniek de installatiewerkzaamheden voor zijn nieuwe woning in Hattem aan de [adres] zou verrichten.

In de weken daarop volgend kreeg aangever de bouwtekeningen en het bestek (omschrijving werkzaamheden) van de nieuw te bouwen woning. [slachtoffer 4] Installatietechniek heeft daarop een offerte uitgebracht. Op 8 maart 2005 heeft er overleg met verdachte plaatsgevonden, hetgeen uiteindelijk heeft geresulteerd in een prijsafspraak van € 34.999,99, waarvoor verdachte ook heeft getekend.

Medio 2005 is begonnen met de aanleg van de complete technische installatie van de woning.

Begin oktober heeft aangever gedreigd de werkzaamheden stop te zetten, omdat verdachte de termijnbedragen niet betaalde. Verdachte voldeed ten slotte de toen openstaande termijnen, waarop de werkzaamheden werden voortgezet.

Op 23 januari 2006 liep verdachte weer achter met het voldoen van de betalingstermijnen. Met verdachte is vervolgens afgesproken dat de betaling van de resterende termijnen in week 5 van het jaar 2006 betaald zouden worden.

Betaling bleef echter uit, ondanks herhaalde aanmaningen en het niet nakomen van afspraken door verdachte.

Verdachte heeft verklaard [eindnoot 9] dat hij contact heeft gehad met de installateur [slachtoffer 4] en dat zij in bijzijn van de architect een prijsafspraak hebben gemaakt.

Hij heeft de eerste termijn betaling voldaan. Er staat nog een bedrag van € 14.258,57 open bij [slachtoffer 4]. Dat bedrag zou betaald moeten zijn bij de tweede oplevering in 2006. Hij had het geld niet om [slachtoffer 4] te betalen. Hij heeft [slachtoffer 4] aan het werk laten gaan, terwijl hij wist dat het betalen van die rekening moeilijk zou worden, omdat hij de verwachte subsidie niet had ontvangen. In juni 2005 wist hij dat hij waarschijnlijk geen subsidie zou krijgen. In februari 2006 wist hij dat definitief. Hij heeft [slachtoffer 4] niet verteld dat hij de subsidie waarschijnlijk niet zou krijgen. Hij heeft [slachtoffer 4] door laten gaan met de werkzaamheden en aangegeven dat er betaald zou worden.

Aangever [slachtoffer 5] heeft verklaard [eindnoot 10] dat zijn schildersbedrijf in september 2005 via de architect [naam] een offerte heeft uitgebracht aan verdachte voor schilder- en glaswerk voor verdachtes nieuwe woning aan de [adres] te Hattem. Die offerte werd op 15 september 2005 voor akkoord bevonden en ondertekend door verdachte retour ontvangen. Ingevolge die offerte dienen betalingen binnen veertien dagen na factuurdatum te geschieden.

Na het verrichten van de werkzaamheden zijn op 5 oktober 2005 twee facturen aan verdachte verzonden voor geplaatst glas en schilderwerk. Die facturen werden niet binnen de gestelde termijn voldaan. Aangever heeft verdachte daarop enkele malen aangesproken. Verdachte gaf daarop aan dat er nog meerwerk moest worden gedaan.

Op 31 oktober 2005 is een aanmaning aan verdachte gezonden, waarop echter niet werd gereageerd. Daarop is de kantonrechter ingeschakeld.

Verdachte heeft verklaard [eindnoot 11] dat hij via zijn architect schilders- en glaszettersbedrijf [slachtoffer 5] in de arm heeft genomen.

[slachtoffer 5] heeft onder meer het schilderwerk verzorgd en het glaswerk geleverd. Op het moment dat hij [slachtoffer 5] in de arm nam kon hij hem wel betalen. Omdat het geleverde niet goed was heeft hij [slachtoffer 5] niet betaald. Ten aanzien van het glaswerk heeft een procedure gediend bij de kantonrechter en van die uitspraak is hij in beroep gegaan.

Aangever [slachtoffer 6] heeft verklaard [eindnoot 12] dat het stukadoorsbedrijf van haar en haar man in het najaar van 2004 is benaderd door architect [naam] uit Hattem in verband met het stukwerk voor een in opdracht van verdachte nieuw te bouwen woning aan de [adres] te Hattem.

De daarvoor opgemaakte offerte is ondertekend en in september 2005 zijn de werkzaamheden aangevangen, bestaande uit stukwerk, spuitwerk en sierpleister.

Op 19 september 2005 is een eerste rekening gestuurd naar verdachte van € 3.570,-- welke rekening binnen dertig dagen zou moeten worden voldaan.

Op 28 november 2005 is een volgende rekening gestuurd aan verdachte, betreffende herstelwerkzaamheden van de schouw in de woning. Deze laatste rekening werd retour gezonden door verdachte vergezeld van een brief dat hij niet verantwoordelijk was voor die rekening. Het stukadoorsbedrijf moest die rekening maar indienen bij de leverancier van de kachel en die leverancier heeft die rekening uiteindelijk ook betaald.

In januari 2006 is een totaalbedrag aan verdachte gefactureerd, waarvan een gedeelte door verdachte is voldaan. Verdachte is vervolgens meerdere malen gemaand tot het betalen van een nog openstaand bedrag van € 6.347,--. Op 19 april 2006 is aangever bij verdachte geweest en heeft verdachte verklaard het restbedrag zo snel mogelijk te zullen overmaken. Ondanks een laatste aanmaning op 28 oktober 2006 heeft verdachte het restbedrag niet voldaan.

Verdachte heeft verklaard [eindnoot 13] dat hij via zijn architect bij [slachtoffer 6] is terechtgekomen en dat de architect met [slachtoffer 6] heeft onderhandeld.

Hij heeft [slachtoffer 6] aangegeven dat hij betaald zou worden, in de hoop dat hij de door verdachte aangevraagde subsidie zou ontvangen.

[slachtoffer 6] heeft hem meerdere keren gemaand om te betalen. Hij heeft [slachtoffer 6] gezegd dat hij zijn geld zou krijgen, terwijl hij wist dat hij het niet kon betalen.

De administrateur van de Kachelspeciaalzaak [slachtoffer 7] B.V. te Broekland (Ov) heeft verklaard [eindnoot 14] dat verdachte op 16 september 2005 een kachel had gekocht, die op het adres [adres] te Hattem moest worden geplaatst. Deze kachel werd op 22 oktober 2005 geplaatst en vervolgens is de nota verstuurd aan verdachte. Daarop werd niet gereageerd, waarna op 7 maart 2006, 14 maart 2006, 23 juni 2006 en 24 augustus 2006 herinneringen aan verdachte zijn verzonden.

Verdachte heeft verklaard [eindnoot 15] een kachel te hebben gekocht bij [slachtoffer 7]. De levering en plaatsing van de kachel heeft niet naar tevredenheid plaatsgevonden en daarom heeft geen betaling plaatsgevonden.

Wel is het zo dat hij een volledige dagtaak heeft aan het aanschrijven van bedrijven, schuldeisers, incassobureaus en deurwaarders, om te proberen de zaak te rekken. Hij kwam zodoende in een vicieuze cirkel terecht en hij is niet opgehouden met het aankopen van goederen en diensten.

De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de primair tenlastegelegde oplichtingen niet bewezen kunnen worden verklaard, omdat de oplichtingsmiddelen (het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels) onvoldoende steun vinden in de verklaringen van de diverse aangevers, nu de feitelijkheden zoals vermeld in de dagvaarding veelal hebben plaatsgevonden nádat de levering van de goederen al had plaatsgevonden. Met andere woorden: het is derhalve niet zo dat de aangevers door die feitelijkheden werden bewogen tot afgifte van de respectievelijke goederen.

De gewoontematige flessentrekkerij acht de rechtbank echter wel bewezen. Verdachte heeft een nieuwe woning laten bouwen aan de [adres] te Hattem en heeft daar ook een financiering voor gekregen. In de daaraan ten grondslag liggende gedachtegang was onder meer rekening gehouden met een subsidieverlening door de gemeente en de voorgenomen verkoop van verdachtes woning aan de [adres] te Hattem en een eveneens aan verdachte toebehorend chalet. Met de verkoop van de woning en het chalet - en de daaruit verwachte meerwaarde – bleek het niet zo vlot te verlopen als aanvankelijk beoogd en in juni 2005 wist verdachte ook dat het beoogde subsidiebedrag niet zou worden verleend. Desondanks besliste verdachte om op dat moment opdracht te geven om de bouw van de woning voort te zetten, In diezelfde wetenschap heeft verdachte bij diverse andere opdrachtgevers in een korte periode orders geplaatst en goederen gekocht, telkens wetende welke contractuele verplichtingen dat met zich zou brengen.

De raadsman heeft - zakelijk weergegeven - betoogd, dat verdachte telkens (slechts) een civielrechtelijk verschil van mening had met de betreffende leveranciers en dat van flessentrekkerij geen sprake is geweest.

De rechtbank deelt dit oordeel niet. Uit het vorenstaande kan worden opgemaakt, dat verdachte meermalen bewust goederen heeft besteld en (deels) onbetaald heeft gelaten. Verdachte erkent dit ook goeddeels. Uit de erkenning van verdachte dat hij op de betreffende tijdstippen de betreffende goederen heeft gekocht en de omstandigheiddat hij telkens niet (volledig) heeft betaald (ook niet na herhaalde aanmaningen), leidt de rechtbank het oogmerk van verdachte op niet- of niet-volledige betaling af. Dat verdachte nádien ook (telkens) een civielrechtelijk verschil van mening kreeg met de betreffende leveranciers doet daar niet aan af.

Voor zover de raadsman heeft aangevoerd, dat vrijspraak dient te volgen omdat in een aantal gevallen de overeenkomst niet met een natuurlijk persoon zou zijn gesloten (maar met een rechtspersoon), faalt dat verweer. Uit onder meer de aangiften en de verklaringen van verdachte is namelijk zonder meer duidelijk op welke transacties en met welke partijen de tenlastelegging betrekking heeft. Dat (mogelijk) niet steeds de juiste vennootschapsrechtelijke duiding heeft plaatsgevonden, staat aan een bewezenverklaring niet in de weg.

Ook het betoog dat sommige overeenkomsten te kwalificeren zouden zijn als aanneming van werk, staat aan een bewezenverklaring niet in de weg, nu die overeenkomsten mede de koop van goederen omvatten, zoals (bouw-)materialen.

Vrijspraak

Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde (de oplichtingen) heeft begaan.

De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:

hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 5 juli 2007 op de hierna te noemen plaatsen, een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:

- in de periode van 1 maart 2005 tot en met 2 juli 2007 bouwmaterialen (waar het huis uit

bestaat) bij [slachtoffer 1] (Bouwbedrijf [slachtoffer 1]) te Doornspijk en Hattem en

- in de periode van 19 november 2005 tot en met 1 december 2005 vinyl en

gordijnen en een vloerkleed bij [slachtoffer 2] ([slachtoffer 2] Tapijt) te Nunspeet en

Hattem en

- in de periode van 1 december 2005 tot en met 7 februari 2006 straatwerk/bestrating,

althans straatstenen en tuinaarde bij [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 3a]

(Aannemersbedrijf [slachtoffer 3a] vof) te Hattem en

- in de periode van 1 januari 2005 tot en met 22 juni 2007 diverse installatiematerialen of

een complete technische installatie bij [slachtoffer 4]r ([slachtoffer 4] Installatietechniek) te Elburg en

Hattem en

- in de periode van 15 september 2005 tot en met 5 juli 2007 glaswerk (ramen) en

schilderwerk, althans verf bij [slachtoffer 5] (Schildersbedrijf [slachtoffer 5]) te Hattem en

- in de periode van 1 september 2005 tot en met 1 februari 2006 stukwerk en spuitwerk en

sierpleister bij [slachtoffer 6] (Stukadoorsbedrijf [slachtoffer 6] BV) te Hattem en

- in de periode van 16 september 2005 tot en met 16 april 2007 een kachel bij [slachtoffer 7] (Kachelspeciaalzaak [slachtoffer 7]) te Broekland (Ov).

Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezene levert op het misdrijf:

een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

Oplegging van straf en/of maatregel

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft daarbij betrokken de hoeveelheid oplichtingen en de impact die deze feiten op de aangevers hebben gehad. Daarnaast heeft de officier in haar eis betrokken de omstandigheid dat verdachte een blanco strafblad heeft en dat sedert het plegen van de onderhavige feiten geruime tijd is verstreken, alsmede de lichamelijke conditie van verdachte.

Door de raadsman is vrijspraak van verdachte bepleit.

De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft in een relatief kort tijdsbestek ondernemers weten te bewegen tot het leveren van goederen, zonder deze te betalen danwel volledig te betalen. Verdachte heeft zodoende misbruik gemaakt van het in hem door deze ondernemers gestelde vertrouwen, hetgeen in het economisch verkeer onbetamelijk is.

In het voordeel van verdachte weegt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest. Hij heeft een blanco strafblad [eindnoot 16].

De rechtbank neemt tevens in ogenschouw dat verdachte de gevolgen van zijn handelwijze al anderszins heeft moeten ervaren nu op hem de schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard.

Vorderingen tot schadevergoeding

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 99.199,51 (inclusief BTW en te vermeerderen met de wettelijke rente) gevoegd in het strafproces.

De benadeelde partij [slachtoffer 2] Tapijt B.V. heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 10.117,50 (inclusief BTW en te vermeerderen met de wettelijke rente) gevoegd in het strafproces.

De benadeelde partij [slachtoffer 3a] (Aannemersbedrijf [slachtoffer 3a].) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 9.541,42 (inclusief BTW en te vermeerderen met de wettelijke rente) gevoegd in het strafproces.

De benadeelde partij [slachtoffer 4] ([slachtoffer 4] Installatietechniek B.V.) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 11.949,01 (inclusief BTW en te vermeerderen met de wettelijke rente) gevoegd in het strafproces.

De benadeelde partij [slachtoffer 5] (Schildersbedrijf [slachtoffer 5]) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 6.071,90 (inclusief BTW en te vermeerderen met de wettelijke rente) gevoegd in het strafproces.

[slachtoffer 6] ([slachtoffer 6] Stukadoorsbedrijf B.V.) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 6.348,08 (inclusief BTW en te vermeerderen met de wettelijke rente) gevoegd in het strafproces.

De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partijen, met uitzondering van de benadeelde partij [slachtoffer 6], niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in hun vorderingen, nu de civiele rechter reeds op deze vorderingen heeft beslist.

Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering integraal zal worden toegewezen, met daarnaast toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.

Door de raadsman is aangevoerd dat alle benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen, aangezien verdachte van de vermeende strafbare feiten dient te worden vrijgesproken.

De rechtbank is van oordeel dat de benadeelden [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] Tapijt B.V., [slachtoffer 3a] (aannemersbedrijf [slachtoffer 3a].), [slachtoffer 4] Installatietechniek en [slachtoffer 5] (schildersbedrijf [slachtoffer 5]) niet ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen, aangezien uit de door de raadsman ter terechtzitting overgelegde bescheiden blijkt, dat deze benadeelde partijen hun vorderingen op verdachte reeds bij de civiele rechter hebben ingesteld. Niet aannemelijk is geworden dat er voor de strafrechter terzake nog een rol zou zijn weggelegd.

De benadeelde partij [slachtoffer 6] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu deze vordering naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor een afdoening in het strafproces.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c en 326a van het Wetboek van Strafrecht .

Beslissing

De rechtbank:

• verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;

• verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;

• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

• verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:

een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren;

• verklaart verdachte strafbaar;

• veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.

Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;

• beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

• verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] Tapijt B.V., [slachtoffer 3a] (aannemersbedrijf [slachtoffer 3a].), [slachtoffer 4] Installatietechniek, [slachtoffer 5] (schildersbedrijf [slachtoffer 5]) en [slachtoffer 6] ([slachtoffer 6] stukadoorsbedrijf B.V.) - ieder voor zich - niet-ontvankelijk in hun vordering;

• verwijst de de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] Tapijt B.V., [slachtoffer 3a] (aannemersbedrijf [slachtoffer 3a].), [slachtoffer 4] Installatietechniek, [slachtoffer 5] (schildersbedrijf [slachtoffer 5]) en [slachtoffer 6] ([slachtoffer 6] stukadoorsbedrijf B.V.) - ieder voor zich – in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Aldus gewezen door mrs. Ouweneel, voorzitter, Van der Mei en Vos, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van

1 december 2009.

Eindnoten:

1. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij stamproces-verbaal nr. PL0617/07-205727 van de politie Team Elburg/Oldebroek, gesloten en ondertekend op 19 oktober 2007 (voor zover niet anders is vermeld)

2. Stamproces-verbaal PL0627/07-205727, doorgenummerde dossierpag. 6

3. Verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpag. 40

4. Verklaring aangever [slachtoffer 1], dossierpag. 34, 35, 36, 37, 38

5. Verklaring aangever [slachtoffer 2], dossierpag. 44, 45

6. Verklaring [slachtoffer 3], mede namens [slachtoffer 3a], dossierpag. 52, 53

7. Verklaring verdachte, dossierpag. 56

8. Verklaring [slachtoffer 4]r, dossierpag. 59, 60

9. Verklaring verdachte, dossierpag. 64, 66

10. Verklaring [slachtoffer 5], dossierpag. 71, 72

11. Verklaring verdachte, dossierpag. 73

12. Verklaring [slachtoffer 6], dossierpag. 76, 77, 78

13. Verklaring verdachte, dossierpag. 80, 82

14. Verklaring [slachtoffer 7], dossierpag. 86, 87

15. Verklaring verdachte, dossierpag. 92, 93

16. Justitiële documentatie gedateerd 16 januari 20097 augustus 2009


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature