U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank heeft 3 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf en 240 uur taakstraf opgelegd aan een man die zijn kennis heeft opgelicht. Hij heeft zijn kennis voorgehouden dat het geld gebruikt zou worden voor een op te starten gezamenlijke onderneming. In werkelijkheid is het geld gebruikt om schulden af te betalen en om te gokken. Ook heeft de verdachte uit geldgebrek een hennepkwekerij opgericht en in werking gehad. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding ad € 30.000,--.

Uitspraak



RECHTBANK ZUTPHEN

Sector Straf

Meervoudige kamer

Parketnummer: 06/802527-07

Uitspraak d.d.: 14 november 2008

Tegenspraak/ onip

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [plaats, 1967],

wonende te [adres].

Raadsvrouw: mr. C.G. Blok te Zwolle

1. Onderzoek van de zaak

De politierechter heeft deze zaak op 21 maart 2008 verwezen naar de meervoudige kamer.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 oktober 2008.

2. Ter terechtzitting gegeven voornemen ovj ontnemingsvordering

Ter terechtzitting heeft de officier van justitie conform artikel 311, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering het voornemen kenbaar gemaakt in een later stadium een afzonderlijke ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

3. De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari

2006 tot en met 31 maart 2006 te Nijbroek, gemeente Voorst, (telkens) met het

oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het

aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of

meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (in

totaal 74700 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met

vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk

en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid

- zich voorgedaan als een persoon die met deze [slachtoffer] een

(stratenmakers)bedrijf ging (op/door)starten en/of

- medegedeeld/verteld dat hij, verdachte, een of meerdere machine(s) (ten

behoeve van het (stratenmakers)bedrijf) (goedkoop) kon kopen in Friesland en/of

- zich voorgedaan als een persoon die een (grote) opdracht (voor stratenmaken)

(bij [naam]) had binnengehaald/kon binnenhalen en/of

- zich voorgedaan als koper van een of meerdere machine(s) (ten behoeve van

het (stratenmakers)bedrijf) en/of

- medegedeeld/verteld dat hij, verdachte, een of meerdere machine(s) (ten

behoeve van het (stratenmakers)bedrijf) contant had betaald en/of

- medegedeeld/verteld dat een of meerdere machine(s) (ten behoeve van het

(stratenmakers)bedrijf) nog bij de verkoper(s) stond(en) en/of dat hij (nog)

geen tijd had deze machine(s) op/af te halen,

waardoor deze [slachtoffer] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;

art 326 Wetboek van Strafrecht

2.

hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari

2006 tot en met 1 november 2007 te Nijbroek, gemeente Voorst, met het oogmerk

van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen

- een raapbord en/of

- een of meerdere stelprofiel(en) en/of

- een computermuis en/of

- een laptop en/of

- een (houten) bezem en/of

- een (houten) kist en/of

- een kettingzaag en/of

- een hoeveelheid olie en/of benzine en/of

- een (lange) waterpas en/of

- een bats en/of

- een handzaag en/of

- een (kabel)haspel en/of (met 50 meter) elektriciteitssnoer en/of

- een haakse slijper en/of

- een workmate,

in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer],

in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;

art 310 Wetboek van Strafrecht

ALTHANS, dat

hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari

2006 tot en met 1 november 2007

te Nijbroek, gemeente Voorst, opzettelijk

- een raapbord en/of

- een of meerdere stelprofiel(en) en/of

- een computermuis en/of

- een laptop en/of

- een (houten) bezem en/of

- een (houten) kist en/of

- een kettingzaag en/of

- een hoeveelheid olie en/of benzine en/of

- een (lange) waterpas en/of

- een bats en/of

- een handzaag en/of

- een (kabel)haspel en/of (met 50 meter) elektriciteitssnoer en/of

- een haakse slijper en/of

- een workmate,

in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer],

in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren)

verdachte anders dan door misdrijf, te weten met toestemming, onder zich had,

wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

art 321 Wetboek van Strafrecht

3.

hij,

in of omstreeks de periode 1 augustus 2007 tm 27 september 2007 te Nijbroek,

gemeente Voorst, althans in Nederland,

tezameen en in verneiging met een of meer ander(en), althans alleen,

opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt in elk

geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een

hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1220, althans een groot aantal

hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan

30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als

bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens

het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

art 3 ahf/ond B Opiumwet

art 11 lid 2 Opiumwet

4.

hij,

in of omstreeks de periode 1 augustus 2007 tm 27 september 2007 te Nijbroek,

gemeente Voorst, althans in Nederland,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een schuur gelegen

aan de [adres] te Nijbroek, heeft weggenomen electra, in elk geval enig

goed, geheel of ten dele toebehorende aan NV Continuon Netbeheer, in elk geval

aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij

verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs

heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun

bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of

inklimming en/of (een) valse sleutel(s);

art 310 Wetboek van Strafrecht

art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht

art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

5.

hij,

op of omstreeks de periode 1 april 2007 tm 11 oktober 2007, te Twello,

gemeente Voorst, althans in Nederland,

opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk

geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 998, althans een

groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, en elk geval een hoeveelheid

van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een

middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen

krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;

art 3 ahf/ond B Opiumwet

4. Vrijspraak

4.1

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot vrijspraak van de onder 3 en 4 aan verdachte ten laste gelegde feiten.

4.2

De raadsvrouw heeft eveneens betoogd tot vrijspraak van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten. Verdachte beschikte niet over de sleutels van het gedeelte van de schuur waarin de hennepkwekerij gevestigd is geweest en heeft van het begin af aan iedere betrokkenheid ontkend. Alleen [slachtoffer] heeft een belastende verklaring afgelegd, enkel om het feit bij verdachte in de schoenen te schuiven.

4.3

Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Alleen [slachtoffer] heeft daarover een voor verdachte belastende verklaring afgelegd. Daar staat tegenover dat verdachte iedere betrokkenheid bij de hennepplantage en ook betrokkenheid bij het illegaal aftappen van stroom stellig heeft ontkend. De deuren van de schuur waarin de hennepkwekerij zich bevond, waren afgesloten. Over het al dan niet door verdachte kunnen beschikken over de sleutels van die deuren zijn echter uiteenlopende verklaringen afgelegd, zodat niet vast is komen te staan dat verdachte daadwerkelijk toegang heeft gehad tot die schuur.

De verdachte behoort van deze feiten te worden vrijgesproken.

5. Bewijsoverweging

5.1 De aanleiding

Tegen verdachte is aangifte gedaan van oplichting en diefstal danwel verduistering. Daarnaast is er naar aanleiding van een binnengekomen tip een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen in een pand dat door de verdachte werd gehuurd als bedrijfspand.

5.2 Standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 subsidiair en 5 ten laste gelegde feiten.

Zij baseert dit met de betrekking tot de feiten 1 en 2 op de aangifte door [slachtoffer] en de deels bekennende verklaring van de verdachte. Zij is van mening dat op basis van de aangifte en de verklaring van de verdachte die hij tegenover de verbalisanten heeft afgelegd, bewezen kan worden verklaard dat verdachte [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van € 74.700,--. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is zij van mening dat de primair ten laste gelegde diefstal niet bewezen kan worden verklaard, maar wel het subsidiair ten laste gelegde met betrekking tot de stelprofielen, een houten kist, een kettingzaag, een waterpas, een bats, een handzaag, een haakse slijper en een workmate. Ten aanzien van de overige goederen is naar haar mening te weinig bewijs. Ten aanzien van die goederen dient de verdachte vrijgesproken te worden.

Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde feit baseert zij de bewezenverklaring onder meer op het aantreffen van de in werking zijnde hennepkwekerij door de verbalisanten en de bekennende verklaring van de verdachte.

5.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte erkent zich schuldig te hebben gemaakt aan de ten laste gelegde oplichting tot een bedrag van ongeveer € 30.000,--. Het bedrag van

€ 74.700,-- is door de politie aan hem voorgehouden. Hij heeft daarmee ingestemd omdat hij op dat moment snel naar huis wilde om zijn nieuwe baan niet te verliezen. Ook heeft verdachte het bedrag naderhand terugberekend aan wat hij daarmee aan schulden heeft betaald.

Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft zij aangevoerd dat verdachte niet het oogmerk heeft gehad om goederen wederrechtelijk toe te eigenen. Bovendien heeft [slachtoffer] toestemming gegeven toestemming die goederen mee te nemen. Ook heeft verdachte een aantal goederen teruggebracht, nooit in zijn bezit gehad of betrof het zijn eigendom. In de visie van de raadsvrouw dient de verdachte voor de onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten vrijgesproken te worden.

Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte erkent dat hij een hennepkwekerij in werking heeft gehad.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

Bewijs

Feit 1 (eindnoot 1)1

De bewezenverklaring van feit 1 is gebaseerd op de aangifte (eindnoot 2)2 door [slachtoffer] en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij [slachtoffer] onder valse voorwendselen heeft bewogen tot afgifte van geldbedragen. Hij heeft voorgedaan alsof zij samen in de stratenmakerij zouden gaan en gezegd dat er geld nodig was om machines aan te schaffen. [slachtoffer] heeft hem vervolgens een aantal malen geld gegeven. In werkelijkheid heeft hij het geld gebruikt om schulden te betalen en een deel ervan heeft hij vergokt.

[slachtoffer] heeft in de aangifte vermeld dat het om een bedrag van in totaal € 74.700,-- ging. In het dossier zitten kopieën van bankafschriften van [slachtoffer] met daarop kasopnames tot dat bedrag. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het in totaal een bedrag van circa € 30.000,-- tot maximaal € 40.000,-- betrof. [slachtoffer] heeft verklaard(eindnoot 3)3 dat de bedragen op de bankafschriften niet helemaal kloppen met de bedragen die hij aan verdachte heeft gegeven omdat hij van die bedragen soms ook zelf een deel nodig had.

De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte [slachtoffer] heeft bewogen tot afgifte van enig geldbedrag, maar niet het in de ten laste legging genoemde bedrag van € 74.700,--.

Feit 2

[slachtoffer] heeft aangifte (eindnoot 4)4 gedaan tegen verdachte omdat deze een groot aantal voorwerpen van hem heeft meegenomen. Van sommige voorwerpen was hij, [slachtoffer], op de hoogte, maar andere voorwerpen werden door verdachte meegenomen zonder te vragen en zonder toestemming. De door aangever opgegeven goederen zijn in de tenlastelegging opgenomen.

Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wel goederen bij [slachtoffer] heeft meegenomen, dat hij ook goederen terugbracht, maar dat hij daar wel nalatig in was. Hij heeft ontkend dat hij een hoeveelheid olie en benzine, een laptop en een kabelhaspel met 50 meter elektriciteitssnoer heeft meegenomen.

Tegenover de politie heeft de verdachte verklaard (eindnoot 5)5 dat [slachtoffer] een aantal keren heeft gevraagd om die spullen aan hem terug te geven en dat verdachte daarop elke keer heeft gezegd dat hij ze de "volgende" keer wel zou meenemen. Tot op het moment van het verhoor, dat heeft plaatsgevonden op 17 december 2007, had hij de goederen nog steeds niet teruggegeven.

Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het vorenstaande niet bewezen worden verklaard dat de verdachte op het moment dat hij de goederen heeft meegenomen ook het oogmerk heeft gehad om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen. Verdachte heeft zich deze goederen pas op een later moment feitelijk toegeëigend, toen hij de feitelijke heerschappij heeft gehouden door ze niet terug te geven nadat hij - herhaaldelijk - was gesommeerd om de goederen terug te geven.

De verdachte dient te worden vrijsproken voor de onder 2 primair ten laste gelegde diefstal.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 subsidiair ten laste gelegde verduistering heeft begaan. Wel zal zij verdachte ten aanzien van een aantal goederen vrijspreken, namelijk ten aanzien van een hoeveelheid olie en benzine, een laptop en een kabelhaspel met 50 meter elektriciteitssnoer.

Feit 5 (eindnoot 6)6

De bewezen verklaring van het feit is gebaseerd op het stam proces-verbaal waaruit blijkt er op 11 oktober 2007 te Twello, gemeente Voorst, een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen op het adres [adres]. In totaal stonden er 998 planten.

De verdachte heeft ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat de op 11 oktober 2007 aangetroffen kwekerij van hem is en dat de planten ongeveer tien tot elf weken in de kwekerij stonden. Voor deze cyclus hebben er ook planten in de kwekerij gestaan, maar die oogst is geheel mislukt.

Dat er al eerder een kweekcyclus plaats heeft plaatsgevonden voordat de planten op 11 oktober 2007 zijn aangetroffen, blijkt ook uit het buurtonderzoek Verdachte heeft zich in maart 2007 in de buurt voorgesteld als nieuwe gebruiker van het pand [adres]. Vanaf het begin was er vaak een gebrom van ventilatoren vanuit het pand te horen. Verdachte is daarover door een buurtbewoner aangesproken, waarna de geluidsoverlast

Verminderde (eindnoot 7)7.

6. Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:

1.

hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 maart 2006 te Nijbroek, gemeente Voorst, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] telkens heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid

- zich voorgedaan als een persoon die met deze [slachtoffer] een (stratenmakers)bedrijf ging starten en

- medegedeeld/verteld dat hij, verdachte, machines ten behoeve van het stratenmakersbedrijf goedkoop kon kopen in Friesland en

- zich voorgedaan als een persoon die een grote opdracht voor stratenmaken bij [naam] kon binnenhalen en

- zich voorgedaan als koper van machines ten behoeve van het stratenmakersbedrijf en

- medegedeeld/verteld dat hij, verdachte, machines ten behoeve van het stratenmakersbedrijf contant had betaald en

- medegedeeld/verteld dat machines ten behoeve van het stratenmakersbedrijf nog bij de verkopers stonden en dat hij nog geen tijd had deze machines op/af te halen,

waardoor deze [slachtoffer] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;

2.

hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 november 2007

te Nijbroek, gemeente Voorst, opzettelijk

- een raapbord en

- stelprofielen en

- een computermuis en

- een (houten) bezem en

- een (houten) kist en

- een kettingzaag en

- een (lange) waterpas en

- een bats en

- een handzaag en

- een haakse slijper en

- een workmate,

toebehorende aan [slachtoffer], welke goederen verdachte anders dan door misdrijf, te weten met toestemming, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

5.

hij omstreeks de periode 1 april 2007 tot en met 11 oktober 2007, te Twello,

gemeente Voorst, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in een

pand aan de [adres], een hoeveelheid van in totaal ongeveer 998 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.

7. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.

8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Bewezen verklaarde feit(en):

1. oplichting, meermalen gepleegd;

2 subsidiair: verduistering, meermalen gepleegd;

5. opzettelijk handelen in strijd met artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

9. Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

10. Oplegging van straf en/of maatregel

10.1

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden.

Ter toelichting op haar strafeis heeft de officier van justitie aangevoerd, dat zij bij haar eis is uitgegaan van de richtlijnen, namelijk telkens 3 maanden gevangenisstraf voor het onder 1 en 5 ten laste gelegde en 1 maand gevangenisstraf voor het onder 2 subsidiair ten laste gelegde.

Ook heeft zij aangevoerd dat zij er rekening mee heeft gehouden dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake oplichting en een hennepkwekerij.

10.2

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte full-time moet werken om zijn gezin te kunnen onderhouden. In 2007 is er sprake geweest van een faillissement. Het is inmiddels één jaar verder en het gaat nu weer beter. Zij heeft verzocht een voorwaardelijke straf danwel een taakstraf op te leggen.

10.3

De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan. Verder is gelet op de persoon van de verdachte, zoals een en ander ter terechtzitting naar voren is gekomen.

De verdachte heeft op een geraffineerde manier geld en goederen van zijn slachtoffer [slachtoffer] afhandig gemaakt. [slachtoffer] ging er van uit dat er sprake was van een goede verstandhouding met elkaar. Hij heeft in goed vertrouwen geld en goederen aan verdachte geleend. Hij ging er van uit dat het geld zou worden gebruikt voor het opstarten van een gezamenlijke onderneming. Verdachte heeft het geld echter voor andere doeleinden gebruikt,

namelijk om schulden af te betalen en om te gokken.

Eveneens uit geldgebrek heeft verdachte een hennepkwekerij opgericht en in werking gehad waardoor hij heeft bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit.

Algemeen bekend is dat dergelijke activiteiten plegen te leiden tot nadelige maatschappelijke gevolgen als gezondheidsschade voor gebruikers en sociale overlast.

Ten voordele heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de vergelijkbare feiten waarvoor verdachte met politie en justitie in aanraking is geweest, van oudere datum zijn. Verdachte heeft inmiddels vast werk en inkomen. Hij heeft zich bereid verklaard om de schade die hij door het plegen van de feiten heeft veroorzaakt te vergoeden.

De rechtbank zal de positieve wending die het leven van verdachte lijkt te hebben genomen, niet doorbreken met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Wel zal een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd worden, teneinde verdachte ervan te weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast zal er een forse werkstraf opgelegd worden.

11. Vordering tot schadevergoeding

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 76.647,-- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.

De raadsvrouw mr. Van der Lem heeft ter toelichting aangevoerd dat voldoende aannemelijk is geworden dat haar cliënt [slachtoffer] door verdachte is opgelicht voor een bedrag van € 76.400,--, zijnde contante opnames. Daarnaast wordt materiële schade gevorderd tot een bedrag van € 247,--, zijnde de dagwaarde van de goederen die [slachtoffer] niet van verdachte terug heeft gekregen.

Door en namens de verdachte is verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. De hoogte van de vordering wordt betwist, omdat er geen rekening mee is gehouden dat [slachtoffer] van opgenomen geldbedragen ook zelf wel wat tot zich nam. Verder zou uit herberekening zijn gebleken dat verdachte niet meer dan circa € 30.000,-- van [slachtoffer] zou hebben gekregen. Voorts wordt er een beroep gedaan op het feit dat verdachte werkzaamheden zou hebben verricht ten behoeve van het agrarisch bedrijf van [slachtoffer].

Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat dit minimaal het door verdachte erkende bedrag ad € 30.000,-- betreft. Dit deel van de vordering is voor toewijzing vatbaar.

Voor zover namens verdachte is beoogd een beroep op verrekening te doen, wordt dit beroep gepasseerd, omdat een eventuele tegenvordering niet eenvoudig is vast te stellen.

De rechtbank zal de benadeelde partij voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren, nu de rechtbank van oordeel is dat dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve deze vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

12. Schadevergoedingsmaatregel

Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het

bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemd slachtoffer.

13. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen:

- 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d,24c, 36f, 57, 91, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht;

- 3 en 11 van de Opiumwet.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart niet bewezen dat verdachte de onder 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;

- verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 subsidiair en 5 ten laste gelegde heeft begaan;

- verklaart niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als

1. oplichting, meermalen gepleegd;

2 subsidiair: verduistering, meermalen gepleegd;

5. opzettelijk handelen in strijd met artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven

verbod.

- verklaart verdachte strafbaar;

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.

Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

- veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:

een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.

Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.

- veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres], [plaats], rekeningnummer [rekeningnummer] van een bedrag van € 30.000,-- (dertigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2006 tot de dag van algehele voldoening en vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.

Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 30.000,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 180 (éénhonderdtachtig) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.

Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, Hemrica en Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 november 2008.

Mr. Follender Grossfeld is buiten staat mede te ondertekenen.

Eindnoten

(1) Wanneer hierna wordt verwezen naar processen-verbaal, betreft dit het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0632/07-208870, gesloten en ondertekend op 2 januari 2008, of de daarbij gevoegde bijlagen.

(2) Proces-verbaal van aangifte, pag. 30-31

(3) Proces-verbaal van verhoor, pag. 35

(4) Proces-verbaal van aangifte, pag. 53-54

(5) Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 56-57

(6) Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0632/07-208532, gesloten en ondertekend op 1 november 2007, of de daarbij behorende bijlagen.

(7) Proces-verbaal van buurtonderzoek, pag. 15-16


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature