U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Verblijfplaats afwijjkend van rechterlijke uitspraak. Op peildatum geen bestendig verblijf . Geen recht op kinderbijslag. Beroep ongegrond.

Uitspraak



RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD

Sector Bestuursrecht, Meervoudige Kamer

Registratienummer: Awb 09/1055

Uitspraak

in het geding tussen:

Eiser te woonplaats,

en

de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank,

gevestigd te Amstelveen, verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 12 maart 2009 heeft verweerder de aanvraag van eiser voor kinderbijslag over het eerste kwartaal 2009 afgewezen.

Tegen dit besluit heeft eiser op 12 maart 2009 bezwaar gemaakt.

Bij besluit van 8 mei 2009 is dit bezwaar ongegrond verklaard.

Bij brief van 25 mei 2009 is tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het beroep is op 27 oktober 2009 ter zitting behandeld.

Eiser is verschenen.

Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door A. Bos.

2. Overwegingen

In geschil is of (kind 1) op de peildatum van het eerste kwartaal van 2009 tot het huishouden van eiser behoorde.

Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (bijvoorbeeld LJN: AD7089) is voor het antwoord op die vraag de feitelijke situatie bepalend, tenzij sprake is van een situatie die een tijdelijk karakter heeft. In een dergelijk geval kan er grond bestaan om een uitzondering aan te nemen op de regel dat de feitelijke situatie bepalend is, zoals verweerder ook in zijn beleidsregels heeft weergegeven.

Eiser is gehuwd geweest met (..). Uit dit huwelijk zijn 2 kinderen geboren, (kind 1) en (kind 2). Bij beschikking van de rechtbank d.d. 12 juli 2007 zijn de kinderen na ontbinding van het huwelijk aan mevrouw (..) toegewezen. Zij ontvangt voor beiden kinderbijslag. Sinds 16 november 2008 verblijft (kind 1) bij eiser. Bij vonnis in kort geding van 19 december 2008 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank bepaald dat (kind 1) in overeenstemming met de beschikking van 12 juli 2007 bij zijn moeder diende te verblijven. (Kind 1) is bij eiser blijven wonen.

Bij brief van 1 januari 2009 heeft eiser verweerder verzocht de kinderbijslag ten behoeve van (kind 1) met ingang van 1 januari 2009 aan hem uit te keren omdat (kind 1) vanaf 16 november 2008 bij hem woont.

Vervolgens heeft besluitvorming plaatsgevonden zoals weergegeven onder het procesverloop. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat (kind 1) volgens de uitspraak van de rechter van 19 december 2008 bij zijn moeder behoorde te verblijven. Daarbij heeft verweerder erop gewezen dat in het geval dat wordt afgeweken van een rechterlijke uitspraak zonder dat daarover afspraken zijn gemaakt, de eerste zes maanden bepalend is tot welk huishouden het kind volgens de rechter behoort. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat in het geval de verblijfplaats afwijkt van de rechterlijke uitspraak, ervan uit wordt gegaan dat dit tijdelijk is. Verweerder heeft gewezen op de beleidsregels ter zake. Verweerder heeft aangegeven dat met ingang van het derde kwartaal 2009 kinderbijslag aan eiser is toegekend.

De rechtbank overweegt als volgt.

De rechtbank stelt vast, dat (kind 1) vanaf 16 november 2008 bij zijn vader woonde, in afwijking van de rechterlijke uitspraak van 12 juli 2007 en eveneens in afwijking van het vonnis in kort geding van 19 december 2008. Hieruit vloeit voort, dat op de peildatum

1 januari 2009 de bestendigheid aan het verblijf van (kind 1) bij zijn vader nog volledig ontbrak. Om die reden kan niet gezegd worden dat (kind 1) op de peildatum tot het huishouden van eiser behoorde. Dit wordt niet anders door het feit dat inmiddels is gebleken, dat het verblijf van (kind 1) bij eiser geen tijdelijk karakter had. Verweerder heeft dan ook op goede gronden besloten over het eerste kwartaal van 2009 ten behoeve van (kind 1) geen kinderbijslag aan eiser toe te kennen.

Het beroep wordt ongegrond verklaard.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.G. Wijma, voorzitter, mr. J.H.M. Hesseling en mr. G.M.J. Vijftigschild, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F. Ernens als griffier.

In het openbaar uitgesproken op 4 december 2009.

Afschrift verzonden op:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



∧ naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature