Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Niet komen vast te staan dat de UMTS-antennes een gevaar opleveren voor de gezondheid van omwonenden. Van een schending van de door eiser genoemde bepalingen uit de Grondwet en (het eerste protocol bij) het EVRM is derhalve niet gebleken.

Uitspraak



RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD

Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer

Registratienummer: Awb 08/357

Uitspraak

in het geding tussen:

A te B, eiser,

gemachtigde: J.P.E. Baakman

en

het college van burgemeester en wethouders van Raalte,

verweerder,

alsmede

Vodafone Libertel BV,

gevestigd te Maastricht,

belanghebbende.

1.Procesverloop

Bij besluit van 31 juli 2007 heeft verweerder de aanvraag van de derde partij om verlening van een bouwvergunning voor het uitbreiden van een telecominstallatie op het perceel aan de Korenstraat 25 te Raalte (hierna: het perceel) ingewilligd.

Op 20 augustus 2007 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen dit besluit.

Op 17 december 2007 heeft onder anderen eiser een zienswijze ingediend over het voorgenomen besluit van verweerder om krachtens artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) een vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen.

Bij besluit van 15 januari 2008 heeft verweerder het besluit van 31 juli 2007 herroepen, een vrijstelling krachtens artikel 19, derde lid, van de WRO verleend en tevens een bouwvergunning verleend.

Eiser heeft hiertegen op 22 februari 2008 beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De belanghebbende heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid een schriftelijke uiteenzetting over de zaak te geven.

Het beroep is op 13 augustus 2008 ter zitting behandeld. (…)is ter zitting verschenen, bijgestaan door J.P.E. Baakman, voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door P.B.M. Droste. Belanghebbende heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.H.J. Eussen.

Bij schrijven van 15 augustus 2008 heeft verweerder zijn beslissing van 14 augustus 2008 overgelegd, waarin het besluit van 15 januari 2008 wordt bekrachtigd.

Partijen en belanghebbende hebben desgevraagd te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen het afdoen van het beroep zonder een nadere zitting.

2.Overwegingen

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

De verleende bouwvergunning en de vrijstelling zien op de plaatsing van UMTS-antennes. Deze UMTS-antennes worden op een hoogte van 35,2 tot 39,7 meter bevestigd aan de buitenmuur van een voormalige watertoren, een gemeentelijk monument.

Voor de plaatsing van de antennes is op 1 mei 2007 een monumentenvergunning verleend. Het beroep inzake de verlening van deze vergunning is op 22 januari 2008 door deze rechtbank ongegrond verklaard.

In maart 2008 zijn de UMTS-antennes geplaatst. Op 10 april 2008 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening hangende dit beroep afgewezen.

De rechtbank overweegt als volgt.

Op het perceel is het bestemmingsplan ‘Raalte-Centrum e.o. 1997’ van toepassing. Ingevolge dit bestemmingsplan rust op het perceel de bestemming ‘maatschappelijke doeleinden’. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de voor ‘maatschappelijke doeleinden’ aangeduide gronden onder andere bestemd voor nutsvoorzieningen. Ingevolge het vierde lid, onder a van dit artikel mogen installaties ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen niet hoger zijn dan 25 meter.

Ingevolge artikel 19, derde lid, van de WRO, voor zover hier van belang, kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in bij algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen.

Ingevolge artikel 20, eerste lid, aanhef en onder f van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (hierna: BRO) komt voor de toepassing van artikel 19, derde lid, van de WRO in aanmerking een antenne-installatie als bedoeld in het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken, in de bebouwde kom, mits de hoogte van de antenne, of indien de antenne is geplaatst op een antennedrager als bedoeld in dat besluit, de hoogte van de antennedrager en de antenne tezamen, gemeten vanaf de voet van de antenne, respectievelijk de antennedrager, niet meer is dan 40 meter.

Eiser heeft – samengevat – aangevoerd dat de ambtenaar die het bestreden besluit namens verweerder heeft genomen daartoe niet bevoegd was. Voorts voert eiser aan dat verweerder de door eiser geuite twijfel over de veiligheid van de antennes voor de volksgezondheid onvoldoende gemotiveerd heeft weerlegd. Verweerder heeft de belangenverstrengeling tussen de Gezondheidsraad, EZ en het ICNIRP niet onderzocht. De adviezen van een aantal deskundigen zijn wegens belangenverstrengeling niet betrouwbaar. Voorts heeft verweerder verzuimd de door eiser aangedragen onderzoeken, waaronder het BioInitiative report, te bestuderen en mee te wegen in de besluitvorming. De ICNIRP (de international commission on non-ionizing radiation protection, rb) heeft alleen de thermische effecten in beeld gebracht. Eiser vreest niet de thermische maar de biologische effecten. Daarnaast heeft verweerder volgens eiser ten onrechte de door omwonende geuite vrees voor gezondheidsrisico’s niet in de belangenafweging betrokken. De handelwijze van verweerder is in strijd met diverse bepalingen uit de Grondwet, het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het eerste protocol bij het EVRM. Voorts is sprake van strijd met het bouwbesluit, nu de NEN-normen die worden gehanteerd niet behoorlijk bekend zijn gemaakt.

In een aanvulling op zijn beroepschrift heeft eiser een aantal rapporten en artikelen overgelegd die betrekking hebben op de gevaren van straling.

Verweerder voert aan dat de laatste jaren veel onderzoek is verricht naar de effecten van elektromagnetische velden op de gezondheid van mensen. Uit deze onderzoeken is gebleken dat een oorzakelijk verband tussen de blootstelling aan elektromagnetische velden via installaties voor mobiele telecommunicatie enerzijds en vermindering van welbevinden of schade aan de volksgezondheid anderzijds niet is vast te stellen. In het bestreden besluit is voldoende ingegaan op de gezondheidsaspecten; volgens vaste Afdelingsjurisprudentie mag het vergunning verlenende bestuursorgaan afgaan op adviezen van de Gezondheidsraad. De uit artikel 3:2 van de Awb voortvloeiende plicht van het bestuursorgaan voert niet zover dat het zelfstandig onderzoek dient te doen naar wetenschappelijke publicaties die de bevindingen van TNO en van de Gezondheidsraad ontkrachten. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de gestelde belangenverstrengelingen niet zijn onderbouwd. Voorts is verweerder niet het juiste orgaan om hier een onderzoek naar in te stellen. Volgens verweerder is het onmogelijk om het bestreden besluit te toetsen aan de grondwet.

De rechtbank stelt allereerst vast dat het besluit op bezwaar blijkens de ondertekening in mandaat is genomen door dezelfde functionaris, te weten planologisch medewerker bouwzaken ing . (…), die ook het besluit in primo in mandaat heeft genomen.

Artikel 10:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat in de weg aan het verlenen van mandaat tot het beslissen op een bezwaarschrift aan diegene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen. De rechtbank concludeert dan ook dat het besluit op bezwaar, voor zover daarmee het bestreden besluit is herroepen en een bouwvergunning is verleend, in strijd is met het bepaalde in artikel 10:3, derde lid, van de Awb , zodat dit in zoverre voor vernietiging in aanmerking komt.

Het beroep is in zoverre gegrond en het besluit op bezwaar dient, voor zover dit betrekking heeft op de herroeping van het primaire besluit en op de verlening van een bouwvergunning, te worden vernietigd.

De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb aanleiding bestaat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder het bestreden besluit bij beslissing van 14 augustus 2008 heeft bekrachtigd.

Vooropgesteld wordt dat een bekrachtiging achteraf een bevoegdheidsgebrek als het onderhavige niet ongedaan maakt. Dit neemt niet weg dat, gelet op de bekrachtigingsbeslissing, als vaststaand kan worden aangenomen dat verweerder inhoudelijk geen ander besluit zal nemen dan het wegens het bevoegdheidsgebrek vernietigde besluit.

De rechtbank neemt tevens in aanmerking dat partijen ter zitting te kennen hebben gegeven een inhoudelijke beoordeling van het geschil te wensen.

Voorts is de rechtbank op de hierna aangegeven gronden van oordeel dat de beslissing op bezwaar, hoewel onbevoegd genomen, wat de inhoud betreft de rechterlijke toets kan doorstaan.

Onder deze omstandigheden kunnen de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in het onderhavige geval in stand blijven.

De rechtbank stelt vast dat eiser zich vooral beroept op de gezondheidsrisico’s die volgens hem verbonden zijn aan de UMTS-antennes.

Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op de aanbevelingen in het advies van de Gezondheidsraad “TNO-onderzoek naar de effecten van GSM- en UMTS-signalen op welbevinden en cognitie” van 28 juni 2004, het jaarbericht 2005 “Elektromagnetische velden” van de Gezondheidsraad van 23 oktober 2005 en het jaarbericht 2006 “Elektromagnetische velden”van de Gezondheidsraad van 15 februari 2007. Volgens de Gezondheidsraad bestaan geen aanwijzingen dat de plaatsing van een UMTS-antenne-installatie, als die waarom het hier gaat, leidt tot verhoogde gezondheidsrisico's. Gesteld noch gebleken is dat het bouwplan niet voldoet aan door de Gezondheidsraad vastgestelde, op internationale blootstellingslimieten gebaseerde, strenge veiligheidsmarges.

In hetgeen eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat de Gezondheidsraad niet een ter zake deskundige en onafhankelijke instantie is. Dat enkele leden nevenfuncties bekleden geeft daartoe onvoldoende grond.

Ook overigens is niet gebleken dat de adviezen van de Gezondheidsraad op onzorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en/of inhoudelijk onjuist zijn. Dat in de door eiser overgelegde rapporten andere conclusies worden getrokken dan in deze adviezen geeft daartoe onvoldoende aanleiding. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser ter zitting niet concreet heeft kunnen aangeven op welk(e) punt(en) de rapporten van de Gezondheidsraad ondeugdelijk zijn.

Daar komt bij dat Het BioInitiative-rapport, zoals namens de belanghebbende ter zitting is opgemerkt, niet onomstreden is. Het door de minister van VROM, in samenwerking met andere ministeries opgerichte Kennisplatform elektromagnetische velden en gezondheid (hierna: het Kennisplatform), dat tot doel heeft om professionals beter te ondersteunen bij de interpretatie van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van elektromagnetische velden, heeft in zijn kennisbericht 08/01 kritiek geuit op het BioInitiative-rapport. Het Kennisplatform is van mening dat de conclusie van het BioInitiative-rapport niet wordt onderbouwd vanuit een evenwichtige beoordeling van de beschikbare wetenschappelijke kennis. In plaats daarvan zijn selectief wetenschappelijke informatie en argumenten gekozen om tot de conclusie te komen. Volgens het Kennisplatform miskent het BioInitiative-rapport dat biologische effecten van straling niet noodzakelijkerwijs tot negatieve gezondheidseffecten leiden.

De rechtbank ziet, gelet op het hiervoor overwogene, geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder zich niet op de adviezen van de Gezondheidsraad heeft mogen baseren.

Gelet op het vorengaande is niet komen vast te staan dat de UMTS-antennes een gevaar opleveren voor de gezondheid van omwonenden. Van een schending van de door eiser genoemde bepalingen uit de Grondwet en (het eerste protocol bij) het EVRM is derhalve niet gebleken.

Ten aanzien van hetgeen eiser heeft gesteld omtrent de NEN-normen merkt de rechtbank op dat veiligheidsnormen ten aanzien van elektromagnetische velden niet zien op constructieve veiligheid. Op grond van het bepaalde in artikel 44, derde lid, onder a van de Woningwet kan deze stelling dan ook niet leiden tot het oordeel dat de bouwvergunning niet mocht worden verleend.

Nu het beroep gegrond wordt verklaard en nu het besluit in primo, naar verweerder in de bezwaarfase heeft erkend, onrechtmatig was vanwege het ontbreken van een vrijstelling, acht de rechtbank voldoende termen aanwezig verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten te veroordelen, die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden begroot op € 1.288,-- (1 punt voor het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen bij de commissie bezwaarschriften, 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting van de rechtbank). Voorts bestaat aanleiding te bepalen dat het door eiser betaalde griffierecht ad € 143,-- wordt vergoed.

3.Beslissing

De rechtbank

-verklaart het beroep gegrond;

-vernietigt het bestreden besluit;

-bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;

-veroordeelt verweerder in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep heeft moeten maken, begroot op € 1.288,--, te betalen door de gemeente Raalte aan eiser;

-bepaalt dat de gemeente Raalte aan eiser het door hem betaalde griffierecht ad € 143,-- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. H.M. Schaak en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. A. van der Weij als griffier, op

Afschrift verzonden op:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature