E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBUTR:2012:BY4906
LJN BY4906, Rechtbank Utrecht, SBR 12/267 T, SBR 12/268 T, SBR 12/881 T en SBR 12/882 T

Inhoudsindicatie:

Last onder dwangsom inzake overtreding van de wet vervoer gevaarlijke stiffen.

Trefwoorden: last onder dwangsom, invordering, bijkomende beschikking, vage norm, begunstigingstermijn, emplacement, inrichting, kortsluiten en bestuurlijke lus in een voorlopige voorziening.

Wetsartikelen: artikel 5:39 en artikel 5:32a van de Awb , 8:86 van de Awb, Wvgs, Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen, Wet Milieubeheer

Tussenuitspraak in voorlopige voorziening. Betreft een last onder dwangsom. De last houdt in dat eiseres te allen tijde moet voldoen aan de voor haar onderneming geldende bepalingen op het gebied van informatieverstrekking en beschikbaarheid van informatie bij het vervoer van gevaarlijke goederen, te weten randnummer 1.4.3.6 uit bijlage 1 bij de VSG. Verweerder heeft een verbeurde dwangsom ingevorderd, waartegen eiseres bezwaar heeft gemaakt. Op grond van artikel 5:39, eerste lid, van de Awb richt het beroep zich ook tegen de invordering van de verbeurde dwangsom. Omdat verweerder de bezwaren op een zelfde hoorzitting aan de orde heeft gesteld en op dezelfde datum heeft beslist op die bezwaren, heeft verweerder materieel niet in strijd gehandeld met artikel 5:39, eerste lid, van de Awb . Over het spoedeisend belang heeft eiseres gesteld dat het wegnemen van de overtreding zoals deze in de visie van verweerder nu wordt begaan met de huidige werkwijze van eiseres, van eiseres grote inspanningen vergt. Niet kan worden gezegd dat elk spoedeisend belang bij schorsing van de last onder dwangsom ontbreekt. De voorzieningenrechter ziet aanleiding voor kortsluiting. De reden is dat bijna alle punten naar de huidige stand van zaken voldoende helder liggen. Op één punt wordt een bestuurlijke lus toegepast. Eiseres heeft gesteld dat emplacementen inrichtingen zijn als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer . Op vervoer dat uitsluitend plaatsvindt binnen een inrichting is de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs) niet van toepassing. De overtredingen die hebben geleid tot de last hebben plaatsgevonden op emplacementen en verweerder had daarom volgens eiseres nader moeten toelichten dat de Wvgs hierop van toepassing is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat bij het uitvoeren van handelingen zoals genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Wvgs op emplacementen niet de bedrijfsactiviteiten voorop staan, maar het vervoerselement doorslaggevend is. De op het emplacement uitgevoerde keten van vervoershandelingen heeft verweerder terecht niet aanmerkt als intern vervoer. Eiseres heeft verder betoogd dat verweerder in randnummer 1.4.3.6 ten onrechte een algemene zorgplicht leest. Eiseres is volgens haar niet aansprakelijk voor de juistheid en volledigheid van de informatie die zij van vervoerders moet krijgen. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat de positie van eiseres, als beheerder van het spoor, een wezenlijk andere is dan die van de vervoerders. Van nevenschikking is geen sprake. Op eiseres rust een bijzondere verplichting als knooppunt van alle relevante informatie. Bij die bijzondere positie hoort ook dat eiseres geen neutraal "doorgeefluik" van informatie van de vervoerders is, maar ook verantwoordelijk is voor de juistheid en volledigheid van die informatie. Eiseres heeft verder gesteld dat de norm die haar is opgelegd te vaag is om zich te lenen voor handhaving. Verweerder heeft in het primaire besluit overwogen dat de tijdsperiode van 15 minuten (die eiseres zichzelf heeft gesteld in haar zienswijze) te lang kan zijn in noodsituaties. Informatie moet niet alleen beschikbaar zijn bij incidenten en ook niet alleen aan hulpdiensten maar te allen tijde. Verweerder heeft slechts voorlopig ingestemd met een duur van 15 minuten om de informatie beschikbaar te hebben. Hiermee is een verdere (voor de korte termijn geldende) invulling gegeven aan de normstelling die voor eiseres geldt, maar wat hierover is overwogen in het primaire besluit is hiermee voldoende in lijn. De last is in het licht van de daaraan voorafgaande motivering voldoende duidelijk. Randnummer 1.4.3.6 verplicht eiseres alleen tot het hebben van toegang tot bepaalde informatie, maar de term "onbeperkt" staat in de weg aan een complexe, meerlagige, wat uitkomst betreft onzekere en van derden te zeer afhankelijke gegevensverzameling op het moment dat een hulpdienst of een andere rechthebbende daar om vraagt. Of eiseres daarmee toch een compleet registratiesysteem zou moeten opzetten om al deze informatie beschikbaar te hebben, is in de eerste plaats aan eiseres. Zij zal moeten kiezen wat zij moet doen om zich aan haar verplichtingen te houden. De voorzieningenrechter volgt eiseres ook niet haar standpunt dat in de drie door verweerder genoemde gevallen geen sprake is van een overtreding. Eiseres heeft aangevoerd dat de begunstigingstermijn van een week te kort is. Zij kan op die termijn niet voorkomen dat nogmaals een overtreding plaatsvindt indien wordt vastgehouden aan de omschrijving van overtreding zoals verweerder die voorstaat. Hierin volgt de voorzieningenrechter haar wel. Nu verweerder die lezing van eiseres in de last onder dwangsom te beperkt heeft geacht, waarmee de voorzieningenrechter hiervoor heeft ingestemd, trad een nieuwe situatie in waarin eiseres niet met ingang van een termijn van een week kon worden gehouden aan die duur van 15 minuten. De voorzieningenrechter ziet daarom, aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen en verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen.

De einduitspraak dateert van 5 november 2012: LJN BY4905

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie