U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Franchiseovereenkomst - beroep op contractueel overeengekomen boete vanwege schending aanbiedingsplicht.

Uitspraak



Vonnis

RECHTBANK UTRECHT

Sector handels- en familierecht

zaaknummer / rolnummer: 262455 / HA ZA 09-394

Vonnis van 2 december 2009

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

FORMIDO BOUWMARKTEN B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

eiseres,

advocaat mr. B. ten Doesschate,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde],

gevestigd te [adres], gemeente [gemeente],

gedaagde,

advocaat mr. A.J. Rijsterborgh.

Partijen zullen hierna Formido en [gedaagde] worden genoemd.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

• het tussenvonnis van 15 april 2009

• het proces-verbaal van comparitie van 30 september 2009.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. [gedaagde] heeft van 1998 tot 29 april 2008 een bouwmarkt te Vught op het adres [adres] gedreven onder de franchiseformule van Formido. Formido heeft [gedaagde] de vestiging te Vught in 1997 aangeboden.

2.2. In een brief van 2 september 1997 van Formido aan de heer [A], bestuurder van [gedaagde], is onder meer vermeld:

“Geachte heer [A],

Ingesloten ontvangt u de huurovereenkomst, de brancheringsovereenkomst, alsmede de exploitatieopzet zoals deze kan dienen voor de bank.

(…)

Het franchisecontract zal een regulier contract zijn, waarbij extra is opgenomen de formulering van de koopprijs indien u uw vestiging in Vught tijdens de looptijd van het contract wilt vervreemden volgens onderstaande tekst.

Artikel 15. 1.

Indien tijdens de loop van deze overeenkomst franchisenemer voornemens is de in de vestiging gedreven onderneming te vervreemden, zal hij haar allereerst aan franchisegever te koop aanbieden bij aangetekende brief of deurwaardersexploot, waarin de vraagprijs en overige condities worden vermeld.

Franchisegever zal uiterlijk binnen 45 dagen na ontvangst van de brief of de betekening van het exploot aan franchisenemer per aangetekende brief of deurwaardersexploot laten weten of zij tot aankoop wenst over te gaan.

Indien franchisegever dit wenst, zal dan de koop en verkoop tot stand zijn gekomen tegen de prijs en de condities, die door de franchisenemer in zijn verkoopaanbiedingen zijn genoemd.

Omtrent de hoogte en samenstelling van de vraagprijs, zoals genoemd in dit artikel, komen partijen nu voor alsdan overeen de vraagprijs te baseren op de navolgende waarden;

Voorraad tegen telwaarde;

Inventaris tegen boekwaarde;

Het bedrag aan goodwill wordt bepaald o.b.v. onderstaande formule:

De gemiddelde jaarwinst na belasting over de afgelopen vijf jaren te vermenigvuldigen met het getal 5 te verminderen met een gemiddeld gewaardeerd ondernemersloon minus de rente over het eigen vermogen, voorzover al in mindering gebracht op het resultaat.

(…)”

2.3. In 2001 heeft Formido met al haar franchisenemers, waaronder begrepen [gedaagde], nieuwe franchiseovereenkomsten gesloten. In de op 7 februari 2001 gesloten franchiseovereenkomst tussen Formido en [gedaagde] is onder meer vermeld:

“(…)

13.1 Bepaalde tijd. Deze Overeenkomst is aangegaan voor een termijn van vijf jaren (…) te rekenen vanaf 29 april 1998. Tenzij één van de partijen aan de ander bij aangetekende brief tenminste drie maanden vóór de afloop van de lopende termijn bericht geen verlenging te wensen, wordt de duur van deze Overeenkomst van rechtswege telkens (op dezelfde voorwaarden) met een termijn van vijf jaar verlengd. (…)

(…)

17.1 Algemeen. Franchisenemer is alleen met voorafgaande schriftelijke toestemming van Formido gerechtigd zijn rechten en verplichtingen onder deze Overeenkomst en/of – gedurende de looptijd van deze Overeenkomst – zijn in de Vestiging gedreven onderneming over te dragen aan derden. (…)

(…)

17.3 Voorkeursrecht. Indien tijdens de looptijd van de Overeenkomst Franchisenemer voornemens is de in de Vestiging gedreven onderneming c.q. de aandelen daarin over te dragen aan een derde, dan heeft Formido het recht van eerste koop. Franchisenemer zal alsdan zijn/haar onderneming respectievelijk bedoelde aandelen bij aangetekende brief aan Formido aanbieden voor dezelfde prijs en voorwaarden (en onder vermelding van naam en adres van bedoelde derde) als waartegen Franchisenemer de onderneming c.q. de aandelen aan bedoelde derde kan overdragen. Formido heeft het recht te verifiëren of bedoelde derde inderdaad bereid en in staat is om tegen genoemde prijs en voorwaarden de onderneming c.q. de aandelen te verkrijgen.

(…)

18.1 Boete. Voor iedere overtreding van de artikelen 15, 16 en 17 zal Franchisenemer aan Formido een direct opeisbare en niet voor compensatie vatbare boete van f100.000,-- verschuldigd zijn, vermeerderd met f10.000,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, onverminderd de overige rechten van Formido waaronder begrepen het recht op volledige schadevergoeding. (…)”

2.4. Bij de franchiseovereenkomst behoort een aanhangsel, waarin is opgenomen:

“AANHANGSEL, behorend tot en onlosmakelijk verbonden met het Franchisecontract inzake Formido Vught te Vught, gesloten d.d. 29 april 1998 tussen enerzijds Formido Bouwmarkten B.V. als franchisegever en de besloten vennootschap [gedaagde] B.V. gevestigd te Vught als franchisenemer.

Artikel 17. 3

In aanvulling op het bepaalde in dit artikel komen partijen nu voor alsdan overeen de koopprijs te baseren op de navolgende waarden;

Voorraad tegen telwaarde;

Inventaris tegen boekwaarde;

Het bedrag aan goodwill wordt bepaald o.b.v. onderstaande formule:

De gemiddelde jaarwinst na belasting over de afgelopen vijf jaren te vermenigvuldigen met het getal 5 te verminderen met een gemiddeld gewaardeerd ondernemersloon minus de rente over het eigen vermogen, voorzover al in mindering gebracht op het resultaat.

Bovengenoemde aanvulling, waarin de koopprijs van de onderneming op voorhand is overeengekomen, vervalt na 15 jaren, te rekenen vanaf de ingangsdatum van het franchisecontract in casu 29 april 2013.

(…)”

2.5. Op 23 januari 2008 heeft de advocaat van [gedaagde], namens [gedaagde], onder meer aan Formido geschreven:

“(…)

Namens cliënte deel ik u mede, dat deze de frachiseovereenkomst ter zake van de bouwmarkt in Vught wenst te beëindigen.

In verband hiermee zeg ik bij deze namens cliënte deze overeenkomst op tegen 28 april 2008.

Na 28 april 2008 wenst mijn cliënte haar onderneming te Vught te verkopen.

Mocht U voor de overname van deze onderneming belangstelling hebben, dan verzoek ik u een bod hierop uit te brengen, opdat ik dat kan vergelijken met biedingen, die ik voornemens ben bij derden op te vragen.

Namens mijn cliënte behoud mij nl. nadrukkelijk de vrijheid voor om mogelijk andere belangstellenden te benaderen.

(…)”

2.6. Op 28 januari 2008 beantwoordt Formido deze brief onder meer als volgt:

“(…)

Ook al behoudt u zich de vrijheid te willen onderhandelen over een verkoop met derden geldt òòk ons voorkeursrecht tot koop tijdens of na afloop van het contract. Anders gezegd òòk na beëindiging van het franchisecontract blijft de aanbiedingsplicht/recht tot koop van Formido gelden en kunt u niet buiten Formido om. (…).”

2.7. De advocaat van [gedaagde] schrijft daarop op 31 januari 2008 onder meer aan Formido:

“(…)

Artikel 17.3 van de Formido franchiseovereenkomst kan bezwaarlijk anders worden uitgelegd, dan dat Uw vennootschap gedurende de looptijd van deze overeenkomst een voorkeursrecht van koop geniet. Na ommekomst van deze overeenkomst heeft u dat voorkeursrecht niet meer.

Zoals ik U bij brief van 23 januari jl. namens cliënte heb medegedeeld, wenst mijn cliënte haar onderneming na 28 april a.s. te verkopen, derhalve na de beëindiging van de franchiseovereenkomst. (…)”

2.8. Op 12 maart 2008 schrijft de advocaat van Formido onder meer aan de advocaat van [gedaagde]:

“(…)

Zoals ik ook heb aangegeven in ons telefoongesprek van 5 maart jl. is cliënte gevoelig voor het argument dat de formule in het aanhangsel (…) bij de franchiseovereenkomst (…) inmiddels en in de huidige omstandigheden niet tot een redelijk resultaat zou leiden. Zoals ik eveneens heb aangegeven (…) is cliënte daarom bereid de formule in het aanhangsel terzijde te stellen en uit te gaan van het recht van eerste koop zoals geformuleerd in artikel 17.3 van de franchiseovereenkomst. (…)”

2.9. Op 29 april 2008 hebben [gedaagde] en Bricorama B.V. (verder: Bricorama) overeenstemming bereikt over de verkoop van de bouwmarkt door [gedaagde] aan Bricorama.

3. Het geschil

3.1. Formido vordert – na wijziging van eis – voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

a. een verklaring voor recht dat [gedaagde] jegens Formido zich schuldig heeft gemaakt aan een toerekenbare tekortkoming en/of aan onrechtmatig handelen door Formido niet in de gelegenheid te stellen de rechten uit te oefenen die Formido in verband met de aankoop van de bouwmarkt aan [adres] te Vught toekomen uit hoofde van de franchise-overeenkomst tussen Formido en [gedaagde] d.d. 7 februari 2001 en/of het aanhangsel bij die overeenkomst d.d. 8 februari 2001;

b. [gedaagde] te veroordelen aan Formido te voldoen de somma van € 57.040,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding;

c. [gedaagde] te veroordelen aan Formido te betalen de door Formido als gevolg van het sub a. vermelde handelen geleden en nog te lijden bij staat op te maken schade, voor zover deze schade meer bedraagt dan het sub b. vermelde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat de diverse schadeposten zich daadwerkelijk hebben voorgedaan, althans vanaf de dag der dagvaarding;

d. veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.

3.2. Formido baseert haar vorderingen op het niet nakomen door [gedaagde] van haar verplichtingen uit artikel 17.3 van de franchiseovereenkomst (zie 2.3) en uit het aanhangsel (zie 2.4), als gevolg waarvan [gedaagde] de contractueel overeengekomen boete heeft verbeurd en aansprakelijk is voor de door de wanprestatie geleden schade. Deze tekortkoming heeft betrekking op het feit dat [gedaagde] op grond van de franchiseovereenkomst verplicht was bij een voorgenomen verkoop de vestiging aan Formido aan te bieden, hetgeen zij niet heeft gedaan. Deze aanbiedingsplicht gold ook in de situatie dat [gedaagde] al tijdens de looptijd van de overeenkomst het voornemen had om de vestiging te verkopen, maar de verkoop pas na de looptijd van de overeenkomst heeft plaatsgevonden, aldus Formido.

3.3. [gedaagde] voert aan dat het voorkeursrecht van koop slechts geldig is tijdens de loop van de overeenkomst. Op 23 januari 2008 heeft [gedaagde] het contract opgezegd en op 29 april 2008 was [gedaagde] ontslagen uit haar verplichtingen uit hoofde van die overeenkomst, tenzij daar in de overeenkomst uitdrukkelijk anders in zou zijn voorzien. Dat is niet het geval bij het voorkeursrecht. De verkoop heeft plaatsgevonden na het verstrijken van de looptijd van de overeenkomst, dus was [gedaagde] niet meer verplicht de vestiging aan Formido aan te bieden, zo voert [gedaagde] aan.

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

4.1. Partijen verschillen allereerst van mening over de vraag hoe artikel 17.3. van de franchiseovereenkomst en de aanvulling daarop in het aanhangsel moeten worden uitgelegd.

4.2. De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.

4.3. Formido stelt dat uit de tekst van artikel 17.3 volgt dat zij een beroep kan doen op het voorkeursrecht, indien de franchisenemer gedurende de looptijd van de overeenkomst het voornemen kenbaar maakt de vestiging te verkopen. Het moment van verkoop (voor of na de looptijd) is volgens Formido dan niet relevant. Deze uitleg strookt ook met de bedoeling van partijen; het betreft volgens Formido namelijk een vestiging die door haar aan [gedaagde] is aangeboden en daarbij past dat als [gedaagde] met de exploitatie stopt, zij de vestiging ook weer aan Formido (terug) moet aanbieden.

De franchisenemers zijn verder gebonden aan een concurrentiebeding, waardoor zij zelf na het verstrijken van de looptijd van de overeenkomst niet zelfstandig de vestiging kunnen drijven. Omdat het praktisch vrijwel alleen mogelijk is een vestiging te verkopen die in bedrijf is, komt het volgens Formido in de praktijk niet voor dat een franchisenemer pas na het verstrijken van de looptijd het voornemen kenbaar maakt de (inmiddels gesloten) vestiging te willen verkopen. In combinatie met het concurrentiebeding, zorgt bepaling 17.3 er in de praktijk dus voor dat Formido-vestigingen door franchisenemers aan Formido moeten worden aangeboden. Die achtergrond van bepaling 17.3 is bij [gedaagde] ook bekend, aldus Formido.

4.4. [gedaagde] voert aan dat uit de tekst van artikel 17.3 van de franchiseovereenkomst blijkt dat het voorkeursrecht slechts geldt indien de verkoop van de vestiging plaatsvindt vóór het einde van de looptijd. In de tekst staat namelijk niet dat de bepaling ook geldt na beëindiging van de overeenkomst. Verder stelt [gedaagde] de bepaling ook te hebben nageleefd door het bod van Bricorama, EUR 1.065.000 voor de goodwill, telefonisch door te geven aan Formido. Formido heeft het bod van Bricorama echter niet willen overtreffen, zo voert [gedaagde] aan.

4.5. De rechtbank is – met Formido – van oordeel dat uit de tekst van artikel 17.3 van de franchiseovereenkomst volgt dat Formido een beroep kan doen op het voorkeursrecht, indien [gedaagde] tijdens de looptijd van de overeenkomst voornemens is de vestiging over te dragen, ongeacht de vraag of die overdracht voor of na het einde van de looptijd van de overeenkomst plaatsvindt. Op grond van de tekst van de bepaling is het moment waarop het voornemen tot verkoop ontstaat beslissend voor de vraag of er een recht van eerste koop is en niet het moment van verkoop zelf.

Daarnaast geldt dat in het geval van [gedaagde] artikel 17.3 niet los kan worden gezien van het aanhangsel (zie 2.4), dat geen onderdeel uitmaakt van de standaard franchiseovereenkomst maar specifiek met [gedaagde] is overeengekomen. Ter comparitie heeft de heer [A] hierover verklaard dat Formido hem de vestiging in 1997 heeft aangeboden en dat Formido de vestiging wilde behouden als hij er mee wilde stoppen. Om die reden heeft Formido daar een regeling over opgenomen in de brief van 2 september 1997 (zie 2.2), die in 2001 grotendeels is overgenomen in de franchiseovereenkomst en het aanhangsel. Deze door de heer [A] begrepen achtergrond van de afspraken is niet te verenigen met de thans door [gedaagde] aan artikel 17.3 gegeven uitleg. Nu [gedaagde] geen (andere) feiten en omstandigheden heeft aangevoerd ter ondersteuning van de door haar voorgestane uitleg, is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] de juistheid van de door Formido voorgestane uitleg onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Dit betekent dat de rechtbank als vaststaand aanneemt – uit de tekst van artikel 17.3 en hetgeen partijen over en weer van elkaar mogen verwachten – dat het recht van eerste koop van Formido ook aanwezig is als het voornemen tot verkoop van de vestiging tijdens de looptijd van de overeenkomst is ontstaan, maar de daadwerkelijke verkoop pas daarna is gerealiseerd.

4.6. De consequentie hiervan is dat [gedaagde] in beginsel de verplichting had zowel artikel 17.3 als het aanhangsel na te komen. De in het aanhangsel vermelde prijsbepaling had tussen partijen echter geen betekenis meer nadat Formido (telefonisch op 5 maart 2008) had medegedeeld [gedaagde] daar niet aan te willen houden. Op dat moment waren de bepalingen uit de franchiseovereenkomst, waaronder artikel 17.3, echter nog onverkort van kracht. De omstandigheid dat Formido niet v óór 22 februari 2008 (de door [gedaagde] gegeven deadline voor het indienen van een bod) afstand heeft gedaan van de prijsbepaling als vermeld in het aanhangsel, maakt dit niet anders. Artikel 17.3 verplichtte [gedaagde] immers om Formido in de gelegenheid te stellen de vestiging tegen dezelfde prijs en voorwaarden aan te bieden als waartegen [gedaagde] de vestiging aan een derde kan overdragen. Aan die verplichting heeft [gedaagde] niet voldaan. Weliswaar heeft haar advocaat telefonisch aan de advocaat van Formido de door Bricorama geboden prijs voor de goodwill doorgegeven, maar de verplichting had ook betrekking op de overige voorwaarden van de verkoop. Hiervan heeft [gedaagde] echter geen melding aan Formido gedaan. In dit verband heeft [gedaagde] aangevoerd dat zij het aan Formido ter beschikking stellen van de (volledige) bieding van Bricorama niet netjes vond ten opzichte van Bricorama. Contractueel was [gedaagde] daar echter wel toe verplicht, zoals hiervoor is overwogen. Omdat [gedaagde] deze verplichting niet is nagekomen, is de door Formido gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting zoals omschreven in artikel 17.3 van de franchiseovereenkomst toewijsbaar. Dit betekent tevens dat [gedaagde] de overeengekomen contractuele boete aan Formido moet betalen.

4.7. Formido vordert betaling van een boetebedrag van EUR 57.040,00. Dit bedrag vloeit volgens Formido voort uit artikel 18.1 van de overeenkomst, waar een boetebedrag van HFL 100.000,00 is gesteld op overtreding van (onder meer) artikel 17 van de overeenkomst. Na conversie van gulden naar euro leidt dat tot een bedrag van EUR 45.378,02. Het meerdere houdt volgens Formido verband met een in artikel 7.2 opgenomen indexcijfer. Ter comparitie is tussen partijen echter komen vast te staan dat Formido zich in haar dagvaarding heeft beroepen op bepalingen uit een oud contract (uit 1998). In artikel 7.2 van de nieuwe franchiseovereenkomst (de overeenkomst uit 2001 die onder 2.3 deels is weergegeven) is geen indexcijfer vermeld. In het oude contract betrof artikel 7.2 het non-concurrentiebeding, een beding dat als artikel 15.1 in het nieuwe contract is teruggekeerd. Ook in artikel 15. 1 van de nieuwe franchiseovereenkomst staat echter geen indexcijfer en gesteld noch gebleken is dat elders in het nieuwe contract wel een indexcijfer is opgenomen. De conclusie luidt dan ook dat een grondslag voor het toewijzen van de indexering over de boete ontbreekt. De vordering zal dus tot het bedrag van HFL 100.000,00 (omgerekend EUR 45.378,02) worden toegewezen.

4.8. De wettelijke rente over het toegewezen boetebedrag zal, zoals gevorderd, worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding, nu [gedaagde] niet heeft weersproken dat verzuim op die datum is ingetreden.

4.9. Naast de veroordeling tot betaling van een boete vordert Formido eveneens veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de schade nader op te maken bij staat. Voldoende voor de verwijzing naar de schadestaatprocedure is dat de schade door de rechter niet in het vonnis kan worden begroot en de eiser de mogelijkheid van schade aannemelijk maakt (HR 30 maart 2006, RvdW 2006/681).

4.10. Formido stelt dat zij nog niet goed kan inschatten of zij het bod van Bricorama had willen evenaren, omdat zij daarvoor de precieze bieding van Bricorama nodig heeft. Die heeft Formido juist niet gekregen, aldus Formido.

4.11. [gedaagde] voert aan dat Formido geen schade heeft geleden, omdat zij op 8 mei 2008 in een brief aan de heer [A] heeft geschreven dat zij op basis van de gevraagde koopprijs van mening was dat een verdere exploitatie geen perspectief voor de toekomst bood.

4.12. De rechtbank overweegt het volgende. Op 29 februari 2008 heeft [gedaagde] van Bricorama een term sheet bieding (productie 1 bij conclusie van antwoord) ontvangen. Deze term sheet bieding geeft in grote lijnen weer onder welke voorwaarden en tegen welke prijs Bricorama de vestiging wilde overnemen. [gedaagde] had – op grond van artikel 17.3 van de franchiseovereenkomst – de verplichting de prijs en voorwaarden waartegen een derde de vestiging wilde overnemen aan Formido kenbaar te maken. Een redelijke uitleg van deze bepaling brengt niet zonder meer mee dat [gedaagde] pas aan die verplichting zou hebben voldaan als zij meer dan de (inhoud van de) term sheet bieding van Bricorama aan Formido kenbaar had gemaakt. De verplichting van artikel 17.3 strekt in ieder geval niet zo ver dat [gedaagde] de volledig uitgewerkte, definitieve overeenkomst met Bricorama aan Formido had moeten toezenden.

De term sheet bieding is als productie bij conclusie van antwoord in het geding gebracht. Dit betekent dat Formido ter gelegenheid van de comparitie van partijen duidelijkheid had kunnen en moeten scheppen over de vraag of zij het bod van Bricorama had willen evenaren. Formido heeft immers alleen schade geleden indien de overname van de vestiging voor haar commercieel interessant zou zijn geweest. Nu Formido zich op dit punt niet heeft uitgelaten, moet worden geconcludeerd dat Formido haar stelling dat zij mogelijk schade heeft geleden onvoldoende heeft onderbouwd. Dit leidt ertoe dat de gevorderde verwijzing naar de schadestaat-procedure wordt afgewezen.

4.13. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van Formido op basis van het toegewezen bedrag op:

- dagvaarding EUR 72,25

- vast recht 2.510,00

- salaris advocaat 1.788,00 (2,0 punten × tarief EUR 894,00)

Totaal EUR 4.370,25

5. De beslissing

De rechtbank

5.1. verklaart voor recht dat [gedaagde] zich jegens Formido schuldig heeft gemaakt aan een toerekenbare tekortkoming door Formido niet in de gelegenheid te stellen de rechten uit te oefenen die Formido in verband met de aankoop van de bouwmarkt aan [adres] te Vught toekomen uit hoofde van de franchiseovereenkomst tussen Formido en [gedaagde] en het aanhangsel bij die overeenkomst,

5.2. veroordeelt [gedaagde] om aan Formido te betalen een bedrag van EUR 45.378,02 (vijfenveertigduizend driehonderd achtenzeventig euro en twee eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag vanaf 4 februari 2009 tot de dag van volledige betaling,

5.3. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Formido tot op heden begroot op EUR 4.370,25,

5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.H. van Driel van Wageningen en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2009.

JvO


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature