U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Bevoegdheidsincident. Afbakening bevoegdheid rechtbank en Ondernemingskamer.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK UTRECHT

Sector handels- en familierecht

zaaknummer / rolnummer: 233941 / HA ZA 07-1349

Vonnis in incident van 12 november 2008

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiseres],

gevestigd te [woonplaats],

eiseres in de hoofdzaak,

verweerster in het incident,

advocaat mr. H. van Dijk,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

KONIBRAS B.V.,

statutair gevestigd en kantoorhoudende te Stampersgat, gemeente Halderberge,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

MUSKO RACING B.V.,

statutair gevestigd te Soest, kantoorhoudende te Oud-Gastel, gemeente Halderberge,

gedaagden in de hoofdzaak,

eiseressen in het incident,

advocaat mr. J.J.R. Albicher.

Partijen zullen hierna [eiseres], Konibras en Musko worden genoemd.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- dagvaarding;

- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in het incident;

- de incidentele conclusie van antwoord.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2. De beoordeling in het incident

2.1. Konibras en Musko vorderen dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen en te oordelen over de bij dagvaarding ingestelde vorderingen, althans de vorderingen die betrekking hebben op de inrichting van de jaarrekening, nu deze kwestie bij dagvaardingsexploot van 19 juni 2007 door [eiseres] reeds aanhangig is gemaakt bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam. Zij stellen dat de beginselen van een behoorlijke procesorde eraan in de weg staan dat [eiseres] én door middel van een jaarrekeningprocedure bij de Ondernemingskamer én door middel van de onderhavige civiele procedure hetzelfde resultaat probeert te bereiken.

2.2. [eiseres] heeft dit gemotiveerd betwist. Zij stelt dat de vorderingen die zij heeft ingediend bij de rechtbank en bij de Ondernemingskamer verschillende vorderingen zijn die bovendien door de betreffende rechterlijke instanties verschillend worden getoetst. Zij is van mening dat de Ondernemingskamer in de jaarrekeningprocedure in beginsel marginaal toetst. Ook stelt zij dat de Ondernemingskamer, in tegenstelling tot de rechtbank, niet bevoegd is om over de juridische realiteit van een vordering te oordelen of te oordelen over de vraag of een vordering terecht is opgenomen in de jaarrekening. Bovendien, zo stelt [eiseres], bestaat er geen gevaar van tegenstrijdige uitspraken van de twee rechterlijke instanties en is er geen sprake van strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde. Immers, als een uitspraak van de rechtbank over de feiten in strijd is met een uitspraak van de Ondernemingskamer waarin slechts marginaal getoetst is, dan moet de uitspraak van de Ondernemingskamer worden herzien.

2.3. De rechtbank overweegt ten aanzien van haar bevoegdheid om kennis te nemen van en te oordelen over de vorderingen die bij dagvaarding zijn ingesteld als volgt. De vorderingen met betrekking tot de jaarrekening zien op de boekjaren tot en met 2005 zodat daarop de artikelen 999 e.v. Rv (oud) van toepassing zijn. Op grond van artikel 1000 Rv (oud) oordeelt de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam in eerste en hoogste ressort over vorderingen als bedoeld in artikel 999 Rv (oud). In artikel 999 Rv (oud) is, kort gezegd, bepaald dat iedere belanghebbende die van oordeel is dat de jaarrekening, het jaarverslag of de daaraan toe te voegen overige gegevens van een rechtspersoon niet voldoet aan de voorschriften van het BW of de Wet toezicht beleggingsinstellingen, van deze rechtspersoon in rechte kan vorderen deze stukken in te richten overeenkomstig bij rechterlijk bevel te geven aanwijzingen.

Van de bij dagvaarding ingestelde vorderingen hebben alleen de vorderingen onder IV, V, VI en VII betrekking op een reeds vastgestelde jaarrekening, zodat de bevoegdheidskwestie zich alleen bij deze vorderingen kan voordoen.

2.4. De stelling van [eiseres] dat de Ondernemingskamer, in tegenstelling tot de rechtbank, niet bevoegd is om te oordelen over de juridische realiteit van een vordering is juist. Immers, de Ondernemingskamer oordeelt in beginsel in een jaarrekeningprocedure niet over de vraag of de posten die in de jaarrekening zijn opgenomen feitelijk of juridisch juist zijn. Dat valt binnen de bevoegdheid van de rechtbank. Echter, uitsluitend de Ondernemingskamer is bevoegd om te oordelen over de vraag of en op welke manier een reeds opgestelde jaarrekening moet worden aangepast, al dan niet naar aanleiding van het oordeel van de rechtbank over de feitelijke of juridische juistheid van een wel of niet in de jaarrekening opgenomen post. Bij deze beoordeling kunnen immers de normen van titel 9 van boek 2 BW een rol spelen. Ter voorkoming van tegenstrijdige uitspraken dient deze toetsing door de Ondernemingskamer te worden verricht, nu laatstgenoemde vraag bij uitstek toeziet op geschillen over de inrichting van een jaarrekening.

2.5. De bevoegdheid van de rechtbank om kennis te nemen van de vorderingen V, VI en VII stuit af op het hiervoor weergegeven onderscheid. [eiseres] heeft deze vorderingen zo ingekleed en geformuleerd dat zij strekken tot aanpassing van de jaarrekening van Musko over 2005 op specifiek gevorderde punten. Immers, vordering V strekt in feite tot veroordeling van Konibras, althans het bestuur en de aandeelhouders van Musko, om de jaarrekening van Musko over 2005 aan te passen op een bepaalde manier, namelijk met inachtneming van de in deze procedure toe te wijzen vorderingen. Vordering VI heeft [eiseres] gebaseerd op de stelling dat de jaarrekening wegens strijdigheid met het voorzichtigheidsbeginsel misleidend is. Vordering VII heeft zij gebaseerd op de stelling dat de handelswijze van Musko in strijd is met het goed koopmansgebruik en de in acht te nemen bestendige gedragslijn. Daarmee strekken deze vorderingen dus niet tot het verkrijgen van een oordeel over de feitelijke of juridische juistheid van de bedoelde posten, maar stelt [eiseres] hiermee een kwestie van inrichting van de jaarrekening op deze posten aan de orde. Als gezegd vallen dergelijke geschillen -aldus geformuleerd- bij uitstek binnen de competentie van de Ondernemingskamer en dus, op voet van artikel 999 (oud) Rv buiten die van de rechtbank.

2.6. De rechtbank is derhalve onbevoegd om kennis te nemen van en te oordelen over de vorderingen V, VI en VII. Vordering IV betreft niet een vordering tot vernietiging van de jaarrekening, maar een vordering tot vernietiging van het besluit tot vaststelling van de jaarrekening, zodat de rechtbank bevoegd is om op deze vordering te beslissen. De rechtbank is wel bevoegd kennis te nemen van de overige vorderingen uit de dagvaarding aangezien deze niet strekken tot aanpassing van de jaarrekening van Musko over 2005.

2.7. [eiseres] zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

3. De beslissing

De rechtbank

in het incident

3.1. verklaart zich onbevoegd van de vorderingen V, VI en VII op pagina 21 van de dagvaarding in de hoofdzaak kennis te nemen,

3.2. veroordeelt [eiseres] in de kosten van het incident, aan de zijde van Konibras en Musko tot op heden begroot op EUR 452,00,

in de hoofdzaak

3.3. bepaalt dat partijen rechtsgeldig vertegenwoordigd en in persoon, vergezeld van hun raadslieden dienen te verschijnen op een zitting van het lid van deze rechtbank mr. A.A.T. Van Rens voor het geven van inlichtingen en het beproeven van een minnelijke regeling;

3.4. bepaalt dat deze zitting zal worden gehouden op vrijdag 6 maart 2009 te 13.30 uur in het gebouw van de rechtbank, Vrouwe Justitiaplein 1 te Utrecht. Voor de zitting is twee uur uitgetrokken;

3.5. bepaalt dat de partij die op dit tijdstip niet kan verschijnen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de secretaresse (mevrouw

H. Alberts, kamer A2-16) van A.A.T. Van Rens om een nadere dagbepaling dient te vragen, zulks onder opgave van verhinderdata van beide partijen. Uitstel zal slechts worden verleend overeenkomstig artikel 9.3 en artikel 9.4 van het rolreglement.

3.6. houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. Van Rens en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2008.?


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature