Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebieden:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Afwijzing van het verzoek tot schorsing van de besluiten waarbij vrijstelling en bouwvergunning is verleend voor het oprichten van vier vrije sectorwoningen en vier zorgwoningen.

Uitspraak



RECHTBANK UTRECHT

Sector bestuursrecht

zaaknummers: SBR 08/2255 en SBR 08/2278

1a

uitspraak van de voorzien[naam] 9 oktober 2008

inzake

[verzoekers]

allen wonende te Houten,

verzoekers,

tegen

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten,

verweerder.

Inleiding

1.1 Het verzoek heeft betrekking op twee besluiten van verweerder van 4 juni 2008.

Bij die besluiten is vrijstelling met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en een reguliere bouwvergunning verleend aan Stegeman Bouw B.V. (hierna: de vergunninghouder) voor respectievelijk het oprichten van twee twee-onder-één kapwoningen en twee vrijstaande woningen op het perceel [adres] te Houten (hierna: het perceel) en voor het oprichten van een viertal twee-onder-één kap zorgwoningen voor zestien bewoners op het perceel.

1.2 Het verzoek is - gelijktijdig met de verzoeken geregistreerd onder SBR 08/2361 en SBR 08/2362 - op 30 september 2008 ter zitting behandeld, waar verzoekster [naam] in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. O.P. van der Linden, advocaat te Utrecht. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J. Bosch, werkzaam bij de gemeente Houten. Namens de vergunninghouder is mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam, ter zitting verschenen. Tevens zijn verschenen [naam] (bouwkundig adviseur), [naam]directeur Stichting Filadelfia), [naam]manager zorg) en [naam] (zorgbegeleider), allen werkzaam bij of voor Stichting Filadelfia.

Overwegingen

2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

2.2 Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en bindt dit de rechtbank niet bij haar beslissing in die procedure.

2.3 De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder met zijn besluiten van 4 juni 2008 zowel vrijstellingen als bouwvergunningen heeft verleend. Vast staat dat de besluiten tot vrijstelling zijn voorbereid met toepassing van de zogenoemde uitgebreide voorbereidingsprocedure zoals beschreven in afdeling 3.4 van de Awb.

Gelet op artikel 49, vijfde lid, van de Woningwet wordt in gevallen waarin met toepassing van vrijstelling een bouwvergunning is verleend, de vrijstelling geacht deel uit te maken van de bouwvergunning. Volgens de Memorie van Toelichting bij de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (Kamerstukken II, 2003-2004, 29 421, nr. 3, p. 85-86) betekent dit dat de beroepsgang met betrekking tot de bouwvergunning leidend is. Aangezien op een bouwvergunning (als regel) niet de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure van toepassing is, dient, alvorens beroep in te kunnen stellen eerst een bezwaarschriftenprocedure te worden gevolgd. Dit geldt volgens de Memorie van Toelichting ingevolge artikel 49, vijfde lid, van de Woningwet ook voor vrijstellingen die betrekking hebben op een bouwvergunning, ook al is die vrijstelling wel voorbereid met toepassing van die uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure. De voorzieningenrechter verwijst partijen ter informatie naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 juli 2007 (www.rechtspraak.nl, LJN: BA8695) hierover. Dit betekent dat, naar tussen partijen niet in geschil is, alvorens beroep in te kunnen stellen eerst de bezwaarschriftenprocedure moet worden gevolgd.

2.4 Ter plaatse geldt het bestemmingsplan "De Loben-den Oord". Het perceel heeft in het bestemmingsplan de bestemming "woondoeleinden".

Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de planvoorschriften zijn percelen met de bestemming "woondoeleinden" bestemd voor onder andere wonen, tuinen en parkeren op eigen terrein.

Ingevolge artikel 4, tweede lid, onder a en c, van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, mogen op de voor "woondoeleinden" bestemde gronden uitsluitend gebouwen worden gebouwd binnen het op de op de plankaart aangeduide bouwvlak behoudens dat aan- en bijgebouwen tevens mogen worden gesitueerd buiten het bouwvlak doch binnen het op de plankaart aangeduide "gebied aan- en bijgebouwen toegestaan". Voorts dient de op de kaart aangegeven goothoogte in acht te worden genomen met dien verstande dat de nokhoogte niet meer mag bedragen dan 10 meter, mits op de plankaart anders is aangegeven.

2.5 Het bouwplan voorziet in de realisatie van vier zorgwoningen en vier vrije sectorwoningen, die alle acht bestemd zijn voor wonen. Anders dan verzoekers betogen, past het bouwplan dan ook binnen de doeleindenomschrijving van de bestemming "woondoeleinden".

Aangezien de op te richten woningen zijn gesitueerd op een perceel waarop noch bouwvlakken noch aan- en bijgebouwenstroken aanwezig zijn en tevens de toegestane nokhoogte voor de te bouwen zorgwoningen wordt overschreden, past het bouwplan in zoverre niet binnen het geldende bestemmingsplan. Om deze strijdigheid op te heffen, heeft verweerder een vrijstelling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de WRO verleend.

2.6 Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door Gedeputeerde Staten, in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën van gevallen. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden vooraf een verklaring dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben, is vereist. Het bepaalde in het eerste lid met betrekking tot een goede ruimtelijke onderbouwing is van overeenkomstige toepassing. Ingevolge het eerste lid van dit artikel, voor zover hier van belang, wordt onder een goede ruimtelijke onderbouwing bij voorkeur een gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied.

Ingevolge artikel 19a, eerste lid van de WRO , bevat het vrijstellingsbesluit, bedoeld in artikel 19, tweede lid, een beschrijving van het betrokken project, de ruimtelijke onderbouwing en de afweging die aan het verlenen van vrijstelling ten grondslag liggen

GS van Utrecht hebben op 4 juli 2006 de circulaire Artikel 19 WRO (hierna: de circulaire) vastgesteld, die op 1 september 2006 in werking is getreden. Ingevolge artikel 3.1.2. onder B, aanhef en sub a, van de bij deze circulaire behorende (limitatieve) lijst kunnen burgemeester en wethouders in het stedelijk gebied zonder voorafgaande verklaring van geen bezwaar vrijstelling verlenen voor realisering, verandering, vervanging en uitbreiding van woningen/woongebouwen, ongeacht de maatvoering tot een maximum van - in dit geval - 100 woningen. Een project in deze categorie mag geen onevenredige hinder of belemmeringen veroorzaken voor aangrenzende functies of bestemmingen.

2.7 Verzoekers hebben primair aangevoerd dat verweerder de onderhavige vrijstelling niet had mogen verlenen daar de zorgwoningen geen woningen zijn, maar voorzieningen van algemeen nut. Deze vallen onder artikel 3.1.2 onder B, aanhef en sub d, van de circulaire, waarin is bepaald dat vrijstelling kan worden verleend zonder voorafgaande verklaring van geen bezwaar voor het oprichten van gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van maatschappelijke doeleinden, mits deze bebouwing en het beoogde gebruik daarvan in relatie tot de omgeving niet hinderlijk van aard is. Nu daarvan volgens verzoekers wel sprake is, dient de zelfstandige projectprocedure van artikel 19, eerste lid, van de WRO te worden gevoerd en had een verklaring van geen bezwaar van GS moeten worden gevraagd.

2.8 De voorzieningenrechter is van oordeel dat de zorgwoningen als woongebouwen zijn aan te merken als bedoeld in artikel 3.1. 2, onder B, aanhef en onder a, van de circulaire, zodat het bouwplan zowel voor wat betreft de vier vrije sectorwoningen als de zorgwoningen valt onder de limitatieve vrijstellingslijst. Verweerder was dan ook bevoegd over te gaan tot het volgen van de vrijstellingsprocedure ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO .

2.9 Verzoekers hebben betoogd dat de ruimtelijke onderbouwing onvoldoende is en dat zij zich niet kunnen verenigen met de stedenbouwkundige visie. Voorts hebben verzoekers gesteld dat - nu het om inbreiding gaat - aan de planologische inpassing strengere eisen moeten worden gesteld dan bij de planologische afweging in een nieuwbouwwijk.

2.10 De voorzieningenrechter ziet, mede in aanmerking genomen verweerders reactie op de zienswijzen, voorshands geen aanleiding om te oordelen dat de ruimtelijke onderbouwing niet aan de vrijstelling ten grondslag gelegd kon worden. In die onderbouwing is onderkend dat het gaat om vier vrije sectorwoningen en vier zorgwoningen die in opdracht van de Stichting Filadelfia worden gebouwd en die zullen bestaan uit zestien wooneenheden voor begeleid wonen voor zestien (licht) gehandicapte bewoners.

De geschakelde twee-onder-één kapwoningen en vrijstaande blokken met een bouwhoogte van twee lagen met kap zijn, gelet op de opzet van de bebouwing in de wijk, passend in de bestaande bebouwde omgeving. De vrije sector woningen staan gericht naar het Boekweit-Oord, en vormen een stedenbouwkundige afronding van het woonerf. De zorgwoningen sluiten aan bij de Woonstede. Verder moet worden vastgesteld dat de nokhoogte van de zorgwoningen met nog geen tien procent wordt overschreden. Bovendien is een positief welstandadvies voor het bouwplan afgegeven. Mede gelet op het feit dat verzoekers geen nadere onderbouwing hebben gegeven van hun stelling, heeft verweerder het bezwaar van verzoekers dat een inbreiding in deze omvang niet passend is in de omgeving, naar het oordeel van de voorzieningenrechter afdoende weerlegd.

De ontsluiting van het project zal plaatsvinden via het Boekweit-oord. Anders dan verzoekers betogen, is naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen uitwegvergunning nodig als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening. In onderhavige situatie is geen sprake van een uitweg of uitrit, aangezien het gaat om het op gronden met de bestemming verkeersdoeleinden realiseren van een openbare weg uitkomend op een reeds bestaande openbare weg. Van de door verzoekers aangedragen alternatieven om het verkeer te ontsluiten via de Herenweg/Koningin Wilhelminaweg is, gelet op verweerders reactie op de zienswijzen en de toelichting ter zitting, voldoende aannemelijk geworden dat deze niet reëel uitvoerbaar bleken te zijn. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder in beginsel heeft te beslissen over het bouwplan zoals dat is ingediend.

Wat betreft het aantal parkeerplaatsen - verlaagd naar tien naar ter zitting is toegelicht - heeft verweerder aangesloten bij de daartoe gestelde normen.

2.11 Met betrekking tot de vraag of verweerder in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot het verlenen van de in geding zijnde vrijstellingen gebruik heeft kunnen maken, overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Bij de afweging van de belangen die aan de gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid vooraf gaat, dienen de consequenties van de verlening van de vrijstelling voor de naastgelegen woningen betrokken te worden. In dit verband hebben verzoekers vooral gewezen op de geringe afstand tussen de zorgwoningen en de Woonstede, de te hoge bebouwingsdichtheid, de te verwachten toenemende geluidsoverlast van de bewoners van de zorgwoningen en de afnemende verkeersveiligheid en privacy.

2.12 De voorzieningenrechter ziet evenwel onvoldoende grond om thans te concluderen dat verweerder bij de belangenafweging onvoldoende acht heeft geslagen op de belangen van omwonenden. Dat verzoekers de voorkeur hebben voor handhaving van de bestaande situatie is op zich begrijpelijk, maar dat belang is echter niet zodanig zwaarwegend dat verweerder om die reden niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten de vrijstellingen te verlenen. Gemotiveerd is aangegeven dat het bouwplan aansluit op de behoefte en het beleid van de gemeente. Het project past in de Nota Wonen en in de Ruimtelijke Visie 2015, zodat daarmee wordt vormgegeven aan de zeer dringende behoefte in Houten aan zorgwooneenheden voor gehandicapten. Vanwege de ligging bij het Oude Dorp is de locatie aangemerkt als unieke kans om voor deze doelgroep een woonvoorziening te realiseren.

Gelet op de uitgebreide toelichting ter zitting wat betreft de opgedane ervaringen van begeleid wonen in Houten is er vooralsnog ook geen reden aan te nemen dat als gevolg van het project sprake zal zijn van onoverkomelijke hinder voor de omwonenden. Daarbij is van belang dat sprake zal zijn van een begeleide woonvoorziening.

Ten aanzien van de gestelde geringe afstand tussen de Woonstede en de gevels van de zorgwoningen, overweegt de voorzieningenrechter dat de afstand daartussen circa 13,25 meter bedraagt. Gelet hierop valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet in te zien dat een onevenredige inbreuk wordt gemaakt op de privacy van omwonenden. Eveneens blijkt uit de zich onder de stukken bevindende bezonningsstudie niet dat omwonenden, onder wie de bewoners van de Woonstede, onevenredig worden geschaad door beperking in zonlicht en lichtinval. Verzoekers hebben in dat verband niet onderbouwd dat metingen op een ander tijdstip een heel ander beeld zouden geven.

De (verkeers)veiligheid van omwonenden komt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter gelet op de te verwachten geringe verkeerseffecten, waarbij van belang is dat de langzaam verkeerroute intact blijft, niet op onaanvaardbare wijze in het gedrang.

Verzoekers hebben eveneens niet aannemelijk gemaakt dat de gevolgen van de ontsluiting op het Boekweit-oord voor hen zodanig nadelig zijn dat verweerder niet in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen verlenen.

Op voorhand kan dan ook niet worden gezegd dat verweerder in dit geval na afweging van alle in aanmerking komende belangen in redelijkheid geen gebruik had mogen maken van zijn vrijstellingsbevoegdheid en geen medewerking had mogen verlenen aan het onderhavige bouwplan.

2.13 De voorzieningenrechter ziet, gelet op het voorgaande, onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de bouwvergunningen en vrijstellingen in de beslissingen op bezwaar niet in stand zullen blijven. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Onder deze omstandigheden wordt evenmin aanleiding gezien om verweerder in de proceskosten te veroordelen.

Beslissing

De voorzieningenrechter,

wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Aldus vastgesteld door mr. S. Wijna en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2008.

De griffier: De voorzieningenrechter:

mr. M.S.D. de Weerd mr. S. Wijna

Afschrift verzonden op:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature