U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bodemprocedure; WAO; onderzoek zorgvuldig; geen verouderde medische gegevens; vertreden

Uitspraak



Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT

Sector bestuursrecht

zaaknummer: SBR 08/111

1a

uitspraak van de enkelvoudige kamer d.d. 8 juli 2008

inzake

HOMIJ Technische Installaties B.V.,

gevestigd te Utrecht,

eiseres,

tegen

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),

verweerder.

Inleiding

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 5 december 2007 (het bestreden besluit), waarbij verweerder haar bezwaar tegen het besluit van 17 november 2006 ongegrond heeft verklaard. Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder de uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van [werknemer], werkzaam bij eiseres, (hierna: de werknemer) per 17 januari 2007 verlaagd naar de arbeidsongeschikt- heidsklasse van 15 tot 25%.

1.2 De werknemer heeft aangegeven als partij aan deze procedure te willen deelnemen en heeft de rechtbank toestemming gegeven ook de medische stukken aan eiseres te sturen.

Het geding is behandeld ter zitting van 26 juni 2008, waar namens eiseres is verschenen

[hoofd P&O], hoofd Personeel & Organisatie, [personeelsfunctionaris], personeels- functionaris, en [artsgemachtigde], arts-gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger uwv], werkzaam bij het Uwv. Voorts is de werknemer in persoon verschenen.

Overwegingen

2.1 Eiseres is van mening dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat het door de verzekeringsarts opgestelde belastbaar- heidspatroon niet meer actueel was op de datum in geding en dat de bezwaarverzekeringsarts de werknemer niet zelf heeft onderzocht. Voorts heeft de bezwaarverzekeringsarts volgens eiseres niet inzichtelijk gemaakt waarom de werknemer naar zijn mening slechts één uur aaneengesloten kan zitten en hij hem daarnaast in staat acht om zes tot acht uur op een dag te zitten. Ter zitting heeft eiseres hieraan toegevoegd dat het enkel opnemen van de beperking dat de werknemer moet kunnen vertreden tijdens het zitten onvoldoende recht doet aan de klachten van de werknemer. De werknemer weet uit eigen ervaring dat hij daadwerkelijk pauzes moet nemen en dat de duur van deze pauzes in de loop van de dag toenemen. Voorts vraagt eiseres zich af of het wel mogelijk is om in de geduide functies te vertreden.

2.2 Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de WAO is arbeidsongeschikt, geheel of gedeeltelijk, de verzekerde die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling geheel of gedeeltelijk niet in staat is om met arbeid te verdienen, hetgeen gezonde personen, met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan, met arbeid gewoonlijk verdienen. Onder eerstgenoemde arbeid wordt ingevolge het vijfde lid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de werknemer met zijn krachten en bekwaam- heden in staat is.

2.3 Anders dan eiseres is de rechtbank niet gebleken dat het onderzoek van de bezwaar- verzekeringsarts en de verzekeringsarts niet aan de vereiste zorgvuldigheid voldoet. Hiertoe acht de rechtbank van belang dat beide artsen dossierstudie hebben verricht en dat de verzekeringsarts de werknemer zelf heeft onderzocht. De rechtbank ziet geen aanleiding eiseres te volgen in haar standpunt dat het door de verzekeringsarts opgestelde belast- baarheidspatroon niet meer actueel is op de datum in geding (17 januari 2007). De verzekeringsarts heeft de werknemer op 17 juli 2006 onderzocht en tijdens dit onderzoek heeft de werknemer aangegeven dat hij de afgelopen jaren niet meer onder behandeling is. In het dossier is geen informatie aanwezig die aanleiding geeft voor het oordeel dat de medische toestand van de werknemer sindsdien is gewijzigd. Voorts acht de rechtbank het niet onzorgvuldig dat de bezwaarverzekeringsarts heeft volstaan met dossierstudie, nu - zoals hiervoor is overwogen - er geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de medische situatie van de werknemer ten opzichte van het onderzoek door de verzekeringarts is gewijzigd. Tevens hecht de rechtbank er in dit verband waarde aan dat de bezwaarverzekeringsarts aanwezig was bij de hoorzitting op 26 november 2007. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat de bezwaarverzekeringsarts het oordeel van de verzekeringsarts deelt. Weliswaar heeft hij de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 17 juli 2006 aangepast, doch dit betrof enkel het specificeren van de toelichting van de verzekeringsarts bij punt 5.2 (inhoudende dat de werknemer in de regel elk uur wat moet kunnen vertreden) door in de FML van 26 november 2007 een beperking op te nemen bij punt 5.1 (inhoudende dat de werknemer ongeveer een uur achtereen kan zitten en af en toe langer) en bij punt 5.9.1 (inhoudende dat de werknemer moet kunnen vertreden tijdens het zitten).

2.4 Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat beide artsen hun bevindingen op consistente en inzichtelijke wijze hebben weergegeven in de respectievelijke rapportages van 17 juli 2006 en 26 november 2007. De rechtbank is niet gebleken dat de FML van 26 november 2007 niet overeenstemt met hun bevindingen. Anders dan eiseres acht de rechtbank de FML ook op het punt van zitten voldoende duidelijk en consistent. De werknemer wordt blijkens punt 5.1 in staat geacht om maximaal een uur achtereen te zitten en soms langer. Daarnaast kan de werknemer ingevolge punt 5.2 zo nodig gedurende het grootste deel van de werkdag (zijnde ongeveer zes tot acht uur) zitten. Voorgaande is niet tegenstrijdig aan elkaar, nu punt 5.1 ziet op de duur dat de werknemer aaneengesloten kan zitten, waarna hij even moet kunnen vertreden. Hiermee is geenszins gezegd dat hij na dit vertreden niet wederom zou kunnen zitten. Punt 5.2 ziet op de totale periode dat de werknemer tijdens de werkdag kan zitten. In deze totale periode mag de werknemer gelet op punt 5.1 niet meer dan een uur aaneen- gesloten zitten (en slechts soms langer). Evenmin heeft de rechtbank in het dossier een medische onderbouwing aangetroffen voor het standpunt van eiseres dat in de FML een verdergaande beperking moet worden opgenomen dan het kunnen vertreden tijdens het zitten. De arts-gemachtigde van eiseres stelt weliswaar dat de werknemer pauzes moet kunnen nemen, welke in de loop van de dag qua duur toenemen, doch hij baseert zich daarbij op hetgeen de werknemer zelf aangeeft. Een objectiveerbare medische onderbouwing ontbreekt.

2.5 De bezwaararbeidsdeskundige heeft de werknemer met inachtneming van de FML van 26 november 2007 geschikt geacht voor de functies ‘wikkelaar, samensteller electronische apparatuur’ (Sbc-code 267050), ‘productiemedewerker industrie’ (Sbc-code 111180) en ‘meteropnemer’ (Sbc-code 315181). De rechtbank ziet, na vergelijking van de FML met de functiebeschrijvingen van de betreffende functies, geen aanleiding om te oordelen dat deze functies niet vallen binnen de voor de werknemer vastgestelde belastbaarheid. Hierbij heeft de rechtbank de door de bezwaararbeidsdeskundige in zijn rapportage van 3 december 2007 gegeven toelichting betrokken.

2.6 De bezwaararbeidsdeskundige heeft ten aanzien van de noodzakelijk geachte mogelijkheid tot vertreden overwogen dat in de functie ‘wikkelaar, samensteller van electronische apparatuur’ vijftien minuten achtereen wordt gezeten en ieder uur wordt gelopen, zodat niet kan worden gesproken van een statische belasting. In de functie ‘productiemedewerker industrie’ wordt 55 minuten achtereen gezeten, waarna de werknemer zich vijf minuten kan recupereren door middel van staan en lopen. In de functie ‘meteropnemer’ wordt 30 minuten achtereen gezeten en komt ieder uur functioneel staan en lopen voor. Binnen het uur kan naar de mening van de bezwaararbeidsdeskundige derhalve ruimschoots worden vertreden. De rechtbank ziet geen aanleiding de bezwaararbeids- deskundige hierin niet te volgen en is dan ook van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de geduide functies ook wat betreft het aspect vertreden geschikt zijn te achten voor de werknemer.

2.7 Niet in geschil is dat de werknemer op basis van de loonwaarde van de middelste van deze drie functies in vergelijking tot hetgeen hij als gezonde elektromonteur zou hebben verdiend, een verlies aan verdiencapaciteit heeft van 19,9%. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd dan ook geen reden om verweerders besluit tot het verlagen van de WAO-uitkering van de werknemer per 17 januari 2007 naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 15 tot 25%, voor onjuist te houden.

2.8 Hetgeen door eiseres in beroep is aangevoerd kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank Utrecht,

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. G.J. van Binsbergen en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2008.

De griffier: De rechter:

mr. C.H. Norde mr. G.J. van Binsbergen

Afschrift verzonden op:

Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van bekendmaking hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Let wel

Ook als u in deze uitspraak (gedeeltelijk) in het gelijk bent gesteld, kan het van belang zijn hoger beroep in te stellen voor zover de rechtbank gronden uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft verworpen en u daar niet in wilt berusten.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature