Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bouwvergunning voor tankstation op perceel dat ligt in Ecologische Hoofdstructuur blijft in stand.

Uitspraak



RECHTBANK UTRECHT

Reg. nr.: SBR 05/522

UITSPRAAK van de rechtbank Utrecht, enkelvoudige kamer voor de behandeling van bestuursrechtelijke zaken, in het geding tussen:

[eiser]

allen wonende te Montfoort,

e i s e r s,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Montfoort, (hierna: het college),

v e r w e e r d e r.

1. INLEIDING

1.1 Het college heeft bij besluit van 16 juli 2003, met gebruikmaking van de door de gemeenteraad op 23 juni 2003 verleende vrijstelling, een bouwvergunning verleend aan [belanghebbende] voor de bouw van een benzinestation op het perceel Heeswijk nabij 43 in Montfoort.

Bij besluit van 31 maart 2004 heeft de gemeenteraad het bezwaar ten aanzien van eisers sub 6 en 7 niet-ontvankelijk verklaard, en voor het overige gegrond verklaard, het vrijstellingsbesluit ingetrokken en een nieuw vrijstellingsbesluit genomen.

Bij besluit van 6 april 2004 heeft het college het bezwaar van eisers tegen de bouwvergunning ten aanzien van eisers sub 6 en 7 niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige gegrond verklaard. Daarbij is de bouwvergunning gehandhaafd gelet op het op 31 maart 2004 door de gemeenteraad genomen nieuwe vrijstellingsbesluit.

1.2 Bij brieven van 7 maart 2005 heeft de rechtbank partijen onder meer bericht dat besloten is het beroep met toepassing van artikel 8:52 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) versneld te behandelen.

1.3 Het geding is behandeld op de zitting van 20 april 2005, waar [eiser] is verschenen, bijgestaan door mr. B.W. Maris. Namens verweerder is ter zitting verschenen mr. A.P.W. Esmeijer, advocaat te Utrecht. Voorts is verschenen namens vergunninghouder [belanghebbende], [belanghebbende], bijgestaan door J. van den Kommer. Gedeputeerde staten van de provincie Utrecht (GS) zijn na voorafgaand bericht niet verschenen. Het beroep is gelijktijdig behandeld met het beroep dat betrekking heeft op een door de raad genomen voorbereidingsbesluit (geregistreerd onder procedurenummer SBR 05/659).

1.4 Na de behandeling ter zitting is de rechtbank gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest en is in de onderhavige zaak alsmede in de zaak met procedurenummer SBR 05/659 besloten tot heropening van het onderzoek met toepassing van het bepaalde in artikel 8:68 van de Awb . In dit kader zijn GS bij brief van de griffier van 24 mei 2005 twee vragen voorgelegd. GS hebben bij brief van 3 juni 2005 geantwoord op die vragen. Verweerder en eisers hebben bij brieven van 24 juni 2005 en 20 juni 2005 gereageerd op de brief van GS.

1.5 Op 17 augustus 2005 heeft - op verzoek van eisers - wederom een zitting plaatsgevonden, waar het onderhavige beroep, gelijktijdig met de beroepen geregistreerd onder procedurenummers SBR 05/659 en SBR 05/818, is behandeld. [eiser] is ter zitting verschenen, bijgestaan door mr. B.W. Maris. Namens verweerder is verschenen mr. M. de Vries, werkzaam bij de gemeente Montfoort en bijgestaan door mr. S.G.A. de Boer, advocaat te Utrecht. Verder is namens vergunninghouder verschenen [belanghebbende], bijgestaan door J. van den Kommer.

2. OVERWEGINGEN

2.1 Op 9 juli 1998 heeft vergunninghouder een aanvraag om een bouwvergunning ingediend voor een benzinestation op het perceel Heeswijk nabij 43 in Montfoort. In het kader van dit bouwplan wordt zijn benzineverkooppunt in de kern van Montfoort verplaatst naar voornoemd perceel buiten de kern, gelegen aan de provinciale weg N228. Op dit perceel rustte ten tijde van het nemen van de hier bestreden besluiten ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied" de bestemming "Agrarische doeleinden, rivierzone (AR)".

Ten behoeve van dit bouwplan heeft de gemeenteraad bij besluiten van 23 juni 2003 een voorbereidingsbesluit genomen alsmede aan vergunninghouder met toepassing van artikel 19 van de WRO (oud) vrijstelling verleend van het bestemmingsplan. Vervolgens heeft het college van burgemeester en wethouders bij besluit van 16 juli 2003, gelet op het door verweerder genomen vrijstellingsbesluit, een bouwvergunning verleend voor het bouwplan.

Eisers hebben tegen de beslissingen op bezwaar van 31 maart 2004 en 6 april 2004 beroep ingesteld. Bij uitspraak van 18 mei 2004 heeft de voorzieningenrechter het door [eiser] ingestelde beroep, met toepassing van artikel 8:86 van de Awb , ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak hebben eisers hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS), die - voor zover hier van belang - voornoemde uitspraak in verband met een onjuiste toepassing van artikel 8:86 van de Awb heeft vernietigd bij uitspraak van 18 januari 2005 en de zaak heeft teruggewezen naar de rechtbank.

2.2 Artikel 49, vijfde lid, van de Woningwet bepaalt dat de verlening van de vrijstelling voor de mogelijkheid van beroep ingevolge hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht geacht wordt deel uit te maken van de beschikking waarop zij betrekking heeft. Onderhavig beroep heeft dan ook mede betrekking op de door de gemeenteraad verleende vrijstelling dat geacht wordt deel uit te maken van de door het college gehandhaafde bouwvergunning.

2.3 In het bestreden besluit is het bezwaar van eisers [eiser] niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb respectievelijk van wege overschrijding van de bezwaartermijn. Eisers hebben in beroep geen gronden gericht tegen dit onderdeel van het besluit. De gemachtigde van eisers heeft ter zitting van 20 april 2005 desgevraagd aangegeven tegen het besluit in zoverre geen grieven te hebben. De rechtbank acht het beroep dan ook in zoverre ongegrond.

2.4 De rechtbank heeft voorts geconstateerd dat eisers [eiser] [eiser] blijkens de bewoordingen van hun bezwaarschriften uitsluitend bezwaar hebben aangetekend tegen het voorbereidingsbesluit. Eisers gemachtigde heeft dit ter zitting van 20 april 2005 ook erkend. Uit de bezwaarschriften kan niet worden afgeleid dat zij mede bezwaar hebben aangetekend tegen de bouwvergunning, zoals in het bestreden besluit is gesteld. Verweerder heeft derhalve ten onrechte genoemde eisers ten aanzien van de bouwvergunning ontvangen in hun bezwaren. Het bestreden besluit kan in zoverre niet in stand blijven. De rechtbank zal het besluit van 6 april 2004 dan ook vernietigen voor zover daarbij tevens is beslist ten aanzien van eisers [eiser] [eiser]. De rechtbank merkt wellicht ten overvloede nog op dat, nu deze eisers geen bezwaarschrift hadden ingediend tegen de verleende bouwvergunning, het college geen nieuw besluit op bewaar behoeft te nemen.

2.5 Eisers hebben betoogd dat onduidelijk is op welke wettelijke grondslag de vrijstelling van het bestemmingsplan is verleend. Eisers stellen dat artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening moet worden toegepast zoals dat is komen te luiden vanaf 3 april 2000. De rechtbank volgt eisers daarin niet. De rechtbank is van oordeel dat het college en de raad op goede gronden zijn uitgegaan van de WRO zoals die luidde tot 3 april 2000. In artikel VI, aanhef en onder a en b, van de Wijzigingswet WRO is immers bepaald dat ten aanzien van het nemen van besluiten op een aanvraag om vrijstelling of een bouwvergunning die is ingediend voor de datum van inwerkingtreding van de desbetreffende bepalingen van deze wet, het recht van toepassing blijft zoals dat gold voor dat tijdstip tot het tijdstip waarop het betrokken besluit onherroepelijk is geworden. Uit de dossierstukken komt voorts naar voren dat de gemeenteraad de bevoegdheid tot het verlenen van vrijstelling, bij besluit van 27 september 1999 aan zich heeft gehouden op grond van het toen geldende artikel 19, derde lid, van de WRO .

2.6 Eisers hebben aangevoerd dat de besluiten op bezwaar onbevoegd zijn genomen. De rechtbank heeft geconstateerd dat bij brief van 8 april 2004 - verzonden op 14 april 2004 - het besluit van 31 maart 2004 van de gemeenteraad en het besluit van 6 april 2004 van het college is bekendgemaakt. Dat beide besluiten zijn verzonden met één door de burgemeester en de loco-secretaris ondertekende begeleidende brief, betekent niet dat de besluiten onbevoegd zijn genomen. Blijkens de inhoud van de brief van 8 april 2004 kan deze brief, anders dan eisers menen, niet worden aangemerkt als het besluit zelf.

2.7 Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting kunnen eisers niet worden gevolgd in hun betoog dat er geen definitieve bouwtekening is voor het onderhavige bouwplan. Onder de stukken bevindt zich immers de definitieve bouwtekening welke door verweerder op de eerder gehouden zitting van 11 mei 2004 nog nader is toegelicht. Eisers hebben ook aangevoerd dat, gelet op de verschillende vergunningen die de vergunninghouder nodig heeft en de besluiten die daartoe moeten worden genomen, het wenselijk is dat deze alle worden ingetrokken en opnieuw verleend worden zodat er gelijktijdig procedures gevoerd kunnen worden. Voor de door eisers voorgestane wijze van het nagenoeg synchroon voeren van milieu- en bouwvergunningprocedures ziet de rechtbank in de Woningwet geen aanknopingspunt. Anders dan eisers menen, kunnen in de beslissing op bezwaar gebreken die kleven aan het primaire vrijstellingsbesluit bovendien worden hersteld. In dit verband wordt ter voorlichting van eisers verwezen naar het bepaalde in artikel 7:11, tweede lid, van de Awb , waarin is bepaald dat voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, het bestuursorgaan het bestreden besluit herroept en voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit neemt.

2.8 Ingevolge het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied" rust op het onderhavige perceel de bestemming "Agrarische doeleinden, rivierzone (AR)". Op grond van artikel 13, eerste lid, van de planvoorschriften zijn deze gronden - kort samengevat - bestemd voor volwaardige en reële veehouderijbedrijven, fruitteelt-, sierteelt- en tuinbouwbedrijven alsmede voor akkerbouwbedrijven en intensieve veehouderijbedrijven uitsluitend als neventak.

2.9 De rechtbank stelt allereerst vast dat niet in geschil is dat het onderhavige bouwplan in strijd is met het geldende bestemmingsplan. Gelet op het genomen voorbereidingsbesluit en de door GS verleende verklaring van geen bezwaar, is aan de in het van toepassing zijnde artikel 19 van de WRO (oud) opgenomen formele vereisten voor het volgen van de anticipatieprocedure derhalve voldaan. Gelet op het bepaalde in artikel 19, derde lid, van de WRO (oud) is het onderhavige vrijstellingsbesluit door het bevoegde bestuursorgaan genomen.

2.10 De in artikel 19 van de WRO (oud) neergelegde anticipatieprocedure biedt de mogelijkheid om vooruitlopend op een in voorbereiding of reeds in procedure zijnde bestemmingsplan een bouwvergunning te verlenen. In dat kader wordt indien, zoals hier, het geldende bestemmingsplan zich tegen de voorgenomen bouw verzet, met toepassing van artikel 19 van de WRO vrijstelling verleend van dit plan. Toepassing van deze procedure kan gerechtvaardigd worden geacht indien met de uitvoering van de plannen waarvoor vrijstelling wordt verleend spoedeisende belangen zijn gediend en op voorhand reeds kan worden vastgesteld dat de belangen die worden geschaad door deze uitvoering, ondergeschikt zijn te achten aan de belangen die daarmee worden gediend. Indien dit het geval is, kan worden vooruitgelopen op de belangenafweging die in de bestemmingsplanprocedure uiteindelijk wordt gegeven over de planologische aanvaardbaarheid van het plan waarvoor vrijstelling wordt verleend.

2.11 De rechtbank stelt met eisers vast dat het onderhavige perceel blijkens het ten tijde van het bestreden besluit geldende Streekplan Provincie Utrecht 1994 is gelegen in de Ecologische hoofdstructuur (EHS). In het natuurgebiedsplan (pagina 9, eerste alinea) is aangegeven dat de discussie over welke gebieden onder de EHS liggen nog gaande is. GS hebben toegelicht dat ten tijde van de besluitvorming op het verzoek om afgifte van de verklaring van geen bezwaar, de nadere begrenzing van de door de rijksoverheid vastgestelde EHS (resulterend in de netto EHS) nog niet was vastgesteld en dat dit later is gebeurd in het Streekplan 2005-2015. Bij de afgifte van de verklaring van geen bezwaar is de ligging van het perceel in de EHS, hoewel niet expliciet in dat besluit genoemd, volgens GS wel degelijk meegewogen in die zin dat het aspect natuur en landschap is meegewogen in de totaalafweging. GS hebben toegelicht dat de EHS ter plaatse met name gerelateerd is aan de Hollandse IJssel en dat mede gelet op het maatschappelijk belang dat samenhangt met de verplaatsing van het verkooppunt uit de kern, het gegeven dat een locatie langs de N228 geboden is en andere open locaties daarvoor in de nabijheid van de kern niet reëel zijn, in de verklaring van geen bezwaar is verwoord dat occupatie van een klein gedeelte van het onderhavige natuurontwikkelingsgebied verantwoord is. Het overgrote gedeelte van het gebied langs de Hollandse IJssel blijft vrij van ingrepen vanuit het project, aldus GS.

2.12 GS hebben in de verklaring van geen bezwaar gemotiveerd aangegeven dat het bouwplan vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is en gezien de specifieke omstandigheid samenhangend met de aard van het bedrijf en de daarbij behorende milieuhygiënische vereisten niet in strijd is met provinciaal ruimtelijk beleid zoals neergelegd in het Streekplan. GS hebben in de verklaring van geen bezwaar van 15 april 2003 onder meer het volgende aangegeven: "Hangende het nu voorliggende verzoek en het overleg heeft de gemeenteraad in oktober 2000 het bestemmingsplan Buitengebied vastgesteld. In dit plan hebben de gronden waarnaar de verplaatsing wordt beoogd een agrarische bestemming. Over de zienswijzen betreffende de verplaatsing van benzineverkooppunten naar het buitengebied wordt door de raad opgemerkt: Gegeven de problematiek van de in de kern Montfoort gevestigde benzinestations is de gemeente, in nauw overleg met de betrokken ondernemers en de provincie Utrecht, op zoek naar oplossingen die in planologische en milieutechnische zin aanvaardbaar zijn. ... ... Tot op heden heeft deze verkenning niet tot zodanig concrete resultaten geleid, dat deze aanleiding geven tot aanpassing van het bestemmingsplan. Indien op termijn alsnog overeenstemming en besluitvorming over dit onderwerp plaatsvindt, zal in een afzonderlijke bestemmingsplanprocedure gezorgd worden voor een afdoende juridisch-planologische regeling. Wij hebben het bestemmingsplan op dit onderdeel (een agrarische bestemming) conform het raadsbesluit goedgekeurd. Dit bestemmingsplan is inmiddels vigerend." Naar het oordeel van de rechtbank kan aan de omstandigheid dat vergunninghouder geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen de vaststelling van het thans geldende bestemmingsplan, gelet op het vorenstaande alsmede gezien de lange voorgeschiedenis van de uitplaatsing van benzinestations, niet de door eisers voorgestane conclusie worden verbonden dat het bestreden vrijstellingsbesluit niet in stand kan blijven.

GS hebben in voornoemde verklaring voorts overwogen dat voor de huidige kleine verkooplocatie van vergunninghouder weliswaar een milieuvergunning is verleend, maar dat uitbreiding niet mogelijk is en dat brandstofverkooppunten in de woonomgeving uit veiligheidsoogpunt als minder gewenst wordt beschouwd. In dit verband hebben GS aangegeven: "Wat betreft bedrijfs(her)vestiging is in het streekplan o.a. opgenomen dat voor het gebiedsdeel Groene Hart, waar Montfoort deel van uitmaakt, mogelijkheden worden geboden voor bedrijven ten behoeve van de sanerings- en uitbreidingsbehoefte van in de gemeente gevestigde bedrijven met een locale functie. Daarnaast geldt dat indien binnen een gemeente geen restcapaciteit aan bedrijventerrein aanwezig is, met het oog op het midden- en kleinbedrijf aan de gemeente enige ruimte zal worden geboden voor uitbreiding van lokaal gevestigde bedrijven en bedrijfsverplaatsingen uit de kern, mits de belangen van natuur en landschap zich niet aantoonbaar tegen verzetten." Ten aanzien van de beoogde vestigingslocatie hebben GS overwogen: "Gelet op de vestigingseisen van de beoogde bedrijvigheid en op het feit dat belangen van natuur en landschap zich niet aantoonbaar tegen de gedeeltelijke invulling van deze ruimte verzetten, achten wij het verantwoord om in deze geen overwegende betekenis toe te kennen aan de aspecten openheid en behoud van doorzichten. Hoewel dus de realisatie van een niet-agrarisch bedrijf in het landelijk gebied in beginsel strijdig is met ons ruimtelijk beleid, zijn er zodanige bijzondere omstandigheden aanwezig dat een genuanceerde benadering van ons beleid gerechtvaardigd is." .

2.13 Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten toepassing te geven aan artikel 19 van de WRO (oud) en verweerder van die vrijstelling in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken. De spoedeisendheid van het bouwplan is door eisers niet betwist. De omstandigheid dat de bestemming niet is veranderd in het bestemmingsplan, staat niet in de weg aan de verleende vrijstelling nu de gemeenteraad alleen onder de omstandigheden van het onderhavige geval en gelet op de hier betrokken belangen vrijstelling wil verlenen aan vergunninghouder. In hetgeen eisers hebben aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding voor de conclusie dat het onderhavige bouwplan leidt tot onaanvaardbare vermindering van lichtinval en belemmering van uitzicht alsmede tot onaanvaardbare stank- en geluidsoverlast. Overwogen wordt dat ten aanzien van voornoemde overlast voorzieningen zijn opgenomen in de rechtens onaantastbare milieuvergunning die - vóór het nemen van het bestreden besluit - is verleend voor het zelftankstation. Ten aanzien van de geluidsoverlast wordt nog opgemerkt dat de vergunninghouder zich blijkens de stukken bereid heeft verklaard om in overleg met eisers hiervoor een andere voorziening te treffen dan de thans in de milieuvergunning voorgeschreven geluidswal met beplanting. Verweerder heeft aangegeven hieraan te zullen meewerken. Voorts heeft verweerder in zijn besluitvorming betrokken dat uit de flora- en faunascan niet is gebleken dat de uitvoering van het bouwplan onevenredig ten laste van natuur en milieu zal gaan. Inmiddels is een ontheffing verleend van de Flora - en Faunawet ten behoeve van de uitvoering van het bouwplan. Hetgeen eisers hebben aangevoerd over de ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet ten behoeve van het onderhavige bouwplan laat de rechtbank buiten verdere bespreking nu deze ontheffing geen onderwerp van geschil is en daartegen een aparte rechtsgang heeft opengestaan. Tevens heeft verweerder nog verwezen naar het standpunt van de provincie dat de negatieve effecten van een nieuwe uitrit op de provinciale weg niet lijkt op te wegen tegen de uitplaatsing van het benzineverkooppunt. Overigens maakt de ontsluiting als zodanig geen deel uit van het onderhavige bouwplan.

2.14 Ten aanzien van het betoog van eisers dat de watertoets ten onrechte niet is uitgevoerd, overweegt de rechtbank dat deze in artikel 19a van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 voorgeschreven toets niet van toepassing is op vrijstellingen die op grond van artikel 19, eerste lid, van de WRO (oud) worden gebaseerd. De gestelde waardedaling van eisers woning is geen ruimtelijk relevant belang dat in het kader van de besluitvorming over de vrijstelling dient te worden meegewogen. Eisers kunnen de gemeenteraad desgewenst verzoeken met toepassing van artikel 49 van de WRO de ten gevolge van het vrijstellingsbesluit geleden schade te vergoeden.

2.15 Het beroep van eisers komt, gelet op het voorgaande, voor het overige voor ongegrondverklaring in aanmerking. Gelet op het overwogene onder 2.4 ziet de rechtbank aanleiding om verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten te veroordelen. De kosten van beroep zijn met toepassing van het besluit proceskosten bestuursrecht begroot op ? 805,- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het ter zitting verschijnen en 0,5 punt voor het verschijnen op de nadere zitting x factor 1) als kosten van verleende rechtsbijstand. Tevens dient het door eisers betaalde griffierecht in beroep te worden vergoed.

2.16 De AbRS heeft in zijn uitspraak van 18 januari 2005 de door eisers - destijds appellanten - gemaakte proceskosten in hoger beroep vastgesteld op een bedrag van ? 644,- en bepaald dat de rechtbank dient te beslissen omtrent de vergoeding van deze kosten. De rechtbank acht van belang dat door de AbRS alleen het hoger beroep van eiser [eiser] gegrond is verklaard. De andere eisers zijn in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Aangezien het beroep ten aanzien van eiser [eiser] thans ongegrond wordt verklaard, is de rechtbank van oordeel dat eisers proceskosten in hoger beroep voor hun rekening dienen te blijven. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding te bepalen dat verweerder de proceskosten van het hoger beroep dient te vergoeden.

3. BESLISSING

De rechtbank Utrecht:

3.1 verklaart het beroep gegrond, voor zover eisers sub 3, 4, 8 en 9 zijn ontvangen in hun bezwaren tegen de bouwvergunning;

3.2 vernietigt het bestreden besluit in zoverre;

3.3 verklaart het beroep voor het overige ongegrond;

3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers in beroep ten bedrage van ? 805,-;

3.5 bepaalt dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht ten bedrage van ? 136,- aan hen vergoed;

3.6 wijst de gemeente Montfoort aan als de rechtspersoon die de onder 3.4 en 3.5 genoemde bedragen dient te betalen.

Aldus vastgesteld door mr. R.P. den Otter, lid van de enkelvoudige kamer, en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2005.

de griffier mr. A.J. Jansen het lid van de enkelvoudige kamer:

is verhinderd deze uitspraak

mede te ondertekenen.

mr. R.P.den Otter

Afschrift verzonden op:

Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van bekendmaking hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature