Bewind. Ingevolge artikel 1:438 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) komt tijdens het bewind het beheer over de onderbewind staande goederen niet toe aan de rechthebbende maar aan de bewindvoerder. Bewind, als bedoeld in boek 1 BW wordt ingesteld omdat een meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Uit het voorgaande vloeit voort dat het aan de benoemde bewindvoerder voorbehouden is, om te bepalen welke prioriteit wordt aangebracht in het doen van betalingen. Slechts indien de door de bewindvoerder aangebrachte prioriteit kennelijk onredelijk is, zal deze kunnen worden aangetast.
In het onderhavige geval is het naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet onredelijk dat de bewindvoerder het belangrijker achtte om de huur te betalen, zodat de rechthebbende met haar zoon een dak boven hun hoofd zouden houden, dan om haar € 50,- per week leefgeld te betalen.