U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:

Inhoudsindicatie:

Mededeling dat verweerder niet bereid is af te zien van het voornemen tot het doen van een voordracht tot intrekking van het besluit waarbij het Nederlanderschap is verleend is niet op rechtsgevolg gericht.

Mededeling van verweerder dat er geen aanleiding bestaat om eiseres niet langer gehouden te achten aan de in het kader van haar verzoek tot naturalisatie ondertekende verklaring dat zij op eerste aanvraag van verweerder het nodige zal doen om haar Bosnische nationaliteit te doen verliezen. Deze mededeling is niet op enig rechtsgevolg gericht. In de Rijkswet is geen regeling getroffen op grond waarvan verweerder een betrokkene, nadat aan deze het Nederlanderschap is verleend, expliciet kan ontheffen van diens, uit een daartoe strekkende verklaring voortvloeiende, gehoudenheid afstand te doen van zijn oorspronkelijke nationaliteit. In dit verband is voorts van belang dat de enkele omstandigheid dat niet het mogelijke is gedaan om de oorspronkelijke nationaliteit te verliezen, op zichzelf niet het verlies van het Nederlanderschap tot gevolg heeft, doch uitsluitend aanleiding kan vormen voor de totstandkoming van een KB op grond van art. 15, aanhef en onder d, van de Rijkswet, houdende intrekking van het besluit waarbij aan de betrokkene het Nederlanderschap is verleend. Dit brengt mee dat de brief van verweerder van 3 mei 1999 in wezen niet meer behelst dan de mededeling van het voornemen om, indien eiseres niet bereid blijkt om afstand te doen van haar Bosnische nationaliteit, niet af te zien van het doen van een voordracht tot een KB als bedoeld in art. 15, aanhef en onder d, van de Rijkswet. Een dergelijke mededeling is van louter informatieve aard, en kan derhalve niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van art. 1:3 Awb. Derhalve is zij niet voor bezwaar en beroep vatbaar.

Uitspraak



ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ’s-HERTOGENBOSCH

Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken

UITSPRAAK

AWB 00/3545

Uitspraak van de rechtbank ingevolge artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geschil tussen

A, wonende te B, eiseres, gemachtigde mr. M. Wellen, werkzaam bij het Bureau voor Rechtshulp te Breda,

en

de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.

I. PROCESVERLOOP

Bij Koninklijk Besluit van 17 november 1998 is aan eiseres het Nederlanderschap verleend.

Bij brief van 3 mei 1999 heeft verweerder in verband hiermee aan eiseres het volgende medegedeeld:

' In antwoord op uw verzoek om informatie aangaande de mogelijkheid om u alsnog vrij te stellen van de verplichting tot het doen van afstand van de Bosnische nationaliteit, bericht ik u het volgende.

Op grond van artikel 9 lid 1 onder b van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) en de circulaire inzake de afstandsverplichting van de Staatssecretaris van Justitie van 18 juni 1997 dient een verzoeker om naturalisatie in principe afstand doen van zijn oorspronkelijke nationaliteit. Op deze hoofdregel bestaat een aantal uitzonderingen. Tijdens de behandeling van het verzoek om naturalisatie kan hierop een beroep worden gedaan. Wanneer echter aan verzoeker het Nederlanderschap is verleend, kan hij zich niet meer beroepen op genoemde uitzonderingen. Indien verzoeker nadat hij genaturaliseerd is weigert om afstand te doen van zijn oorspronkelijke nationaliteit, zal het Koninklijk Besluit waarbij aan hem het Nederlanderschap is verleend in de regel worden ingetrokken.

Op 20 juli 1998 heeft u een verzoek om naturalisatie ingediend bij de afdeling burgerzaken van de gemeente Breda. Hierbij heeft u een verklaring getekend waarbij u zich bereid heeft verklaard op eerste aanvraag van de Staatssecretaris van Justitie stappen te doen die ertoe leiden dat uw Bosnische nationaliteit wordt verloren en de eventuele daaraan verbonden kosten te voldoen. Bij Koninklijk besluit van 17 november 1998 is aan u het Nederlanderschap verleend.

In uw brief stelt u dat voor het doen van afstand van de Bosnische nationaliteit een bedrag van ca. f. 3.000,- verschuldigd is. U voert aan dat u dit bedrag niet kunt betalen. Hetgeen zou kunnen betekenen dat u een substantieel financieel nadeel lijdt, waarmee met succes een beroep op uitzondering "j" van genoemde circulaire kan worden gedaan. Wat hiervan ook zij, u heeft pas nadat u genaturaliseerd bent tot Nederlander een beroep gedaan op deze uitzondering. Zoals hierboven reeds is vermeld is dat niet mogelijk .

Hieromtrent merk ik op dat op de bereidheidsverklaring die u bij de indiening van uw verzoek om naturalisatie heeft getekend staat aangegeven dat het besluit waarbij aan u het Nederlanderschap is verleend kan worden ingetrokken indien u na de totstandkoming van de naturalisatie nalaat al het mogelijke te doen om uw oorspronkelijke nationaliteit te verliezen. Tevens wordt in deze verklaring expliciet verwezen naar de circulaire van 18 juni 1997 en de daarin genoemde uitzonderingscategorieën. Gelet hierop mag worden aangenomen dat u op de hoogte was – althans had kunnen zijn – van de mogelijkheden om tijdens de procedure een beroep te kunnen doen op die uitzonderingscategorieën.

U dient derhalve nog altijd een bewijs te overleggen waaruit blijkt dat u bij de Bosnische autoriteiten een verzoek tot afstand heeft ingediend danwel afstand heeft gedaan van de Bosnische nationaliteit.

De verklaring tot afstand dient te worden gelegaliseerd door de daartoe bevoegde autoriteiten. De verklaring tot afstand dient u tevens bij de afdeling Burgerzaken van uw gemeente in te leveren.

U dient mij – binnen twaalf maanden na dagtekening van deze brief – te berichten of er op verzoek tot het doen van afstand is beslist.

Ik vertrouw u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd".

Tegen deze brief heeft eiseres bij brief van 11 mei 1999 bij verweerder bezwaar gemaakt.

Bij besluit van 30 maart 2000 heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.

Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 9 mei 2000 beroep ingesteld bij de rechtbank.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.

Het beroep is op 7 maart 2001 behandeld ter zitting van de rechtbank, waar eiseres is verschenen in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft doen vertegenwoordigen door drs. M.C.J. van Tilborg, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

II. OVERWEGINGEN

In dit geding is de aan de orde de vraag of verweerder bij zijn besluit van 30 maart 2000 op goede grond niet-ontvankelijk heeft verklaard het bezwaar van eiseres dat deze heeft gemaakt naar aanleiding van verweerders brief van 3 mei 1999. In dit verband merkt de rechtbank op dat in het bestreden besluit weliswaar staat vermeld dat het bezwaar van eiseres is gericht tegen een brief van verweerder van 8 april 1999, doch dat ter zitting is komen vast te staan dat dit een kennelijke verschrijving is. Onbetwist is immers dat het bezwaarschrift van 11 mei 1999 is ingediend naar aanleiding van verweerders brief van 3 mei 1999.

Aan het bestreden besluit ligt de overweging ten grondslag dat het bezwaar van eiseres is gericht tegen beleidsregels, te weten verweerders circulaires van 8 mei 1996, kenmerk 555949/96/6, en 12 januari 2000, kenmerk 5001966/99/6 inzake legalisatie en verificatie van buitenlandse bewijsstukken betreffende de staat van personen. Gelet op artikel 8:2, aanhef en onder a, juncto artikel 7:1 van de Awb kan tegen beleidsregels geen bezwaar worden gemaakt.

Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat deze overweging feitelijke grondslag mist. Uit het bezwaarschrift van 11 mei 1999 kan immers niet anders worden afgeleid dan dat het (enkel) is gericht tegen verweerders in diens brief van 3 mei 1999 vervatte standpunt dat er geen aanleiding bestaat om eiseres niet langer gehouden te achten aan door de haar in het kader van haar verzoek tot naturalisatie ondertekende verklaring dat zij op eerste aanvraag van verweerder het nodige zal doen om haar Bosnische nationaliteit te doen verliezen.

Geconcludeerd moet derhalve worden dat het bestreden besluit niet kan worden gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde motivering en mitsdien is genomen in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb . Het besluit komt derhalve, onder gegrondverklaring van het beroep, voor vernietiging in aanmerking.

Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er echter aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb in stand te laten, aangezien het bezwaar van eiseres op andere grond niet-ontvankelijk is. Daartoe overweegt de rechtbank dat de mededeling in verweerders brief van 3 mei 1999 van diens standpunt inzake de (blijvende) noodzaak voor eiseres om afstand te doen van haar Bosnische nationaliteit, niet op enig rechtsgevolg is gericht. Daartoe wordt overwogen dat in de Rijkswet geen regeling is getroffen op grond waarvan verweerder een betrokkene, nadat aan deze het Nederlanderschap is verleend, expliciet kan ontheffen van diens, uit een daartoe strekkende verklaring voortvloeiende, gehoudenheid afstand te doen van zijn oorspronkelijke nationaliteit. In dit verband is voorts van belang dat de enkele omstandigheid dat niet het mogelijke is gedaan om de oorspronkelijke nationaliteit te verliezen, op zichzelf niet het verlies van het Nederlanderschap tot gevolg heeft, doch uitsluitend aanleiding kan vormen voor de totstandkoming van een Koninklijk Besluit op grond van artikel 15, aanhef en onder d, van de Rijkswet, houdende intrekking van het besluit waarbij aan de betrokkene het Nederlanderschap is verleend. Dit brengt mee dat de brief van verweerder van 3 mei 1999 in wezen niet meer behelst dan de mededeling van het voornemen om, indien eiseres niet bereid blijkt om afstand te doen van haar Bosnische nationaliteit, niet af te zien van het doen van een voordracht tot een Koninklijk Besluit als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder d, van de Rijkswet. Een dergelijke mededeling is van louter informatieve aard, en kan derhalve niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, van de Awb . Derhalve is zij niet voor bezwaar en beroep vatbaar.

Ter voorlichting van eiseres merkt de rechtbank nog op dat uit het vorenstaande volgt dat zij eerst tegen een eventueel Koninklijk Besluit als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder d, van de Rijkswet rechtsmiddelen op grond van de Awb kan aanwenden.

De rechtbank acht termen aanwezig verweerder onder toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot als volgt:

- Kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand: f 1.420,00 · 1,00 punt beroepschrift (6:4 derde lid);

· 1,00 punt verschijnen ter zitting (8:56);

· waarde per punt: f 710,00;

· wegingsfactor: 1,00.

————— + Totale bedrag van de proceskosten: f 1.420,00

Tevens zal de rechtbank bepalen dat door de Staat der Nederlanden aan eiseres het door haar gestorte griffierecht dient te worden vergoed.

Mitsdien wordt beslist als volgt.

III. BESLISSING

De rechtbank,

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;

- gelast de Staat der Nederlanden aan eiseres te vergoeden het door haar gestorte griffierecht ter hoogte van f 225,00;

- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten, begroot op f 1.420,00;

- wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze proceskosten dient te vergoeden;

- bepaalt dat van de proceskosten een bedrag ter hoogte van f 1.420,00 dient te worden voldaan aan de griffier.

Aldus gedaan door mr. W.C.E. Winfield als rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.F. Hooghuis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 april 2001.

Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.

Afschriften verzonden:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature