Uitspraak
tussentijdse beëindiging schuldsanering
Arrondissementsrechtbank 's-Hertogenbosch
Enkelvoudige kamer
Bij vonnis van deze kamer van 26 juli 1999 is de schuldsanering uitgesproken ten aanzien van:
X., geboren te ..., wonende te P.
De bewindvoerder heeft de rechtbank verzocht om de toepassing van de schuldsanering te beëindigen op grond van artikel 352 lid 2 Fw . aangezien saniet op 19 november 1999 is overleden en de werkzaamheden inmiddels zijn afgerond. Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 5 september 2000.
--------------------------------------------------------------------------------
De rechtbank is van oordeel dat het overlijden van een saniet tijdens de looptijd van een schuldsaneringsregeling, in ieder geval indien zoals in casu nog geen saneringsplan is vastgesteld althans de looptijd van een saneringsplan nog niet is verstreken, met zich meebrengt dat de saniet niet meer in staat is zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen na te komen.
Het vorenstaande brengt met zich mee dat de schuldsaneringsregeling dient te worden beëindigd. In artikel 350 lid 3 Fw . wordt een limitatieve opsomming gegeven van de gevallen waarin een schuldsaneringsregeling tussentijds kan worden beëindigd. Het artikel spreekt echter niet over een geval als het onderhavige, aangezien het in dit artikel opgenome n "niet naar behoren nakomen van de verplichtingen" - dat van rechtswege een faillissement tot gevolg heeft - verwijtbaar gedrag impliceert, waarvan thans geen sprake is. Evenmin wordt in enig ander wetsartikel vastgelegd hoe in dit geval dient te worden gehandeld. De rechtbank zal derhalve beslissen op grond van de ratio van de wet.
De schuldsaneringsregeling is erop gericht om een schuldenaar niet zijn gehele leven in een uitzichtloze schuldenpositie te laten verkeren en hem in de gelegenheid te stellen om, door middel van het verrichten van inspanning gedurende een bepaalde tijd, met een schone lei te kunnen beginnen. Met het overlijden van de saniet komt de grondslag van de toepassing van de schuldsaneringsregeling te vervallen. Derhalve dient de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd te worden.
De rechtbank acht zich niet ambtshalve bevoegd het faillissement van de nalatenschap van saniet uit te spreken, nu een bepaling gelijk aan die van art. 198 Fw. voor de schuldsaneringsregeling ontbreekt en bovendien een verzoek tot faillietverklaring zijdens schuldeisers ontbreekt, zodat analoge toepassing niet in de rede ligt.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder vaststellen. De kosten van de in de schuldsaneringsregeling bevolen publicaties kunnen niet volledig uit de boedel worden voldaan en komen dus deels ten laste van de Staat. Er resteert na voldoening van de boedelkosten geen saldo meer om af te dragen aan de erfgenamen.
Beslissing
De rechtbank:
beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
stelt het bedrag van het salaris van de bewindvoerder vast op f 750,-- (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting);
bepaalt dat de kosten van de in de Faillissementswet bevolen publicaties voor het deel dat niet uit de boedel kan worden betaald ten laste van de Staat komen.
Gewezen door R.R.M. de Moor, lid van genoemde kamer, en uitgesproken openbare terechtzitting van 5 september 2000 in tegenwoordigheid van C.M. Sweep, griffier.