U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Moord. Verdachte heeft het slachtoffer vermoord door van dichtbij meerdere kogels in diens lichaam te schieten. Dat verdachte geen inzicht heeft willen geven in zijn beweegredenen maakt het onbegrip over de moord, en daarmee het verdriet en de angst, des te groter. De rechtbank dient de keuze van verdachte zich te beroepen op zijn zwijgrecht te respecteren. Die keuze is echter niet zonder gevolgen. Het zwijgen - en meer nog: het liegen - van verdachte maakt immers dat de omstandigheden waaronder en de reden waarom [slchtoffer] gedood is onduidelijk blijven, hetgeen met name voor de nabestaanden buitengewoon moeilijk verteerbaar is. Dat rekent de rechtbank verdachte ten zeerste aan. Ten slotte heeft de verdachte de beschikking gehad over een vuurwapen met bijbehorende munitie (dit gedurende geruime tijd) en een verboden spuitbusje met peperspray. Gevangenisstraf voor de duur van 18 jaar, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector Strafrecht

Meervoudige strafkamer

Parketnummers 09/754148-08 en 09/925521-10 (gevoegd t.t.z.)

Datum uitspraak: 1 september 2011

Tegenspraak

(Promis)

De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,

adres: [adres],

thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Haaglanden" te Zoetermeer.

1. Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ten terechtzittingen van 5 februari 2009, 29 april 2009 (telkens uitsluitend in de zaak met parketnummer 09/754148-08), 27 september 2010, 6 december 2010, 7 februari 2011, 5 april 2011, 14 juni 2011 en 18 augustus 2011 (telkens in beide gevoegde zaken).

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Vogelenzang en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. Ten Berge, advocaat te Utrecht, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2. De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

Dagvaarding I (parketnummer 09/754148-08)

hij op of omstreeks 01 juli 2008 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [X] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte en/of een van zijn mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een pistool althans met een vuurwapen (meermalen) een kogel afgevuurd op het lichaam van de zich in zijn, verdachtes en/of zijn mededader(s), nabijheid bevindende [X], tengevolge waarvan voornoemde [X] is overleden;

Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een

veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 01 juli 2008 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen (terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid) een hoeveelheid verdovende middelen en/of een hoeveelheid geld en/of een auto, geheel of ten dele toebehorende aan [X], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [X], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers heeft hij en/of een van zijn mededader(s) met een pistool althans met een vuurwapen (meermalen) een kogel afgevuurd op het lichaam van de zich in zijn, verdachtes en/of zijn mededader(s) nabijheid bevindende [X], terwijl dit feit de dood van die [X] tengevolge heeft gehad.

Dagvaarding II (parketnummer 09/925521-10):

1.

hij op of omstreeks 20 juli 2010 te [woonplaats] een busje Pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) in de zin van artikel 2, lid 1, categorie II, onder 6° van de Wet wapens en munitie , voorhanden heeft gehad;

2.

hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2008 tot en met 20 juli 2010 te [woonplaats] en/of te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland

- een vuurwapen als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie III, onder sub 1 van de Wet wapens en munitie , te weten een (doorgeladen) Semi automatisch pistool (merk: [merk], model S9, kaliber 9 x 19), en/of

- munitie als bedoeld in artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie , te weten 8, althans een of meerdere Volmantelpatro(o)n(en) (merk: Fiocchi, kaliber 9x19mm), voorhanden heeft gehad.

3. Het bewijs

3.1 Het standpunt van de officier van justitie

De verdenking komt er - kort en feitelijk weergegeven - op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan moord door met een vuurwapen [X] dood te schieten (dagvaarding I primair) en aan het voorhanden hebben van wapens en munitie (dagvaarding II feiten 1 en 2).

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de hierboven genoemde feiten heeft begaan.

3.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich wat betreft het bij dagvaarding I primair ten laste gelegde - kort gezegd: moord - op het standpunt gesteld dat er onvoldoende bewijs is om te concluderen dat verdachte degene is die het slachtoffer heeft neergeschoten. Verdachte moet om die reden worden vrijgesproken.

Het signalement dat getuigen hebben opgegeven van de schutter komt niet overeen met het uiterlijk van verdachte, die geenszins mager van gestalte is en bovendien een bril draagt. De verklaringen van de halfbroer van verdachte, [halfbroer], en getuige [getuige 1] alsmede de informatie van de regionale criminele inlichtingendienst, waarin melding wordt gemaakt van Antilliaanse mannen, wijzen evenmin in de richting van verdachte.

Ook uit de telefoon- en zendmastgegevens valt de betrokkenheid van verdachte niet af te leiden. Verdachte en zijn halfbroer stralen immers op geen enkel moment dezelfde zendmast aan, hetgeen betekent dat zij vóór, tijdens noch na het schietincident op dezelfde plaats waren.

Bovendien wijzen de telefoongegevens uit dat verdachte en zijn halfbroer om 23:51 uur en 23:53 uur telefonisch contact met elkaar hebben. Als verdachte de schutter zou zijn, dan zou hij op dat moment achterop de scooter van zijn halfbroer hebben gezeten. Dat hij, terwijl hij bij zijn halfbroer achterop de scooter zat, telefonisch contact met hem zou hebben is niet logisch en ook dat impliceert dat een ander persoon dan verdachte het slachtoffer heeft neergeschoten.

Ten slotte is het goed denkbaar dat de aanwezigheid van verdachte in de omgeving van de Rhijnvis Feithlaan en de [straat 2] op andere wijze verklaard kan worden.

3.3 De beoordeling van de tenlastelegging

Vaststelling van de feiten

Op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.1

Neerschieten [X]

Op 1 juli 2008, kort voor middernacht, werd [X] voor zijn huis op de [straat 2] in 's-Gravenhage door een magere man met een capuchon op zijn hoofd, in een kopklem genomen, en naar een plek tussen twee aan de Rhijnvis Feithlaan geparkeerde auto's gesleept. Volgens getuige [getuige 2] leek het erop dat [X] onder schot werd gehouden, aangezien hij heel hard gilde - alsof hij smeekte - maar zich niet verweerde. Tussen de auto's werd [X] naar de grond geduwd.2 De magere man nam daar de houding aan van iemand die een ander van dichtbij onder schot neemt: hij wees met gestrekte arm naar beneden en schoot enkele malen kort achter elkaar.3 [X] overleed ter plekke omstreeks 23:51 uur.4 Bij de sectie van het stoffelijk overschot door een arts en patholoog van het Nederlands Forensisch Instituut is gebleken dat het slachtoffer is overleden door bloedverlies, uitval van het ruggenmerg en longleverfuncties ten gevolge van schotletsel. De schutter heeft in elk geval drie kogels afgevuurd op het lichaam van het slachtoffer. Bij sectie is voorts gebleken dat twee kogels een schotbaan in het lichaam hebben getrokken. Eén van deze schotbanen loopt door een aantal vitale structuren, te weten het ruggenmerg, de aorta en de linkerlong, en is op zichzelf reeds redengevend voor het intreden van de dood niet lang na het afvuren van de kogels op het lichaam van het slachtoffer. De andere schotbaan loopt door de rechterbovenarm. Verder viel bij de sectie op dat het lichaam verschillende oppervlakkige huidbeschadigingen had die verklaard kunnen worden door uitwendig botsend mechanisch geweld zoals herhaaldelijk schoppen, slaan, vallen of een combinatie daarvan.5

Op de plaats van het incident zijn twee hulzen en een manteldeel gevonden. Uit onderzoek door deskundigen van het NFI dat is verricht zonder dat daarbij een in aanmerking komend vuurwapen beschikbaar was, is gebleken dat deze twee hulzen vermoedelijk zijn verschoten met hetzelfde vuurwapen, te weten een semiautomatisch pistool van het merk [merk], model M9 of S9, kaliber 9 mm Parabellum, terwijl er sporen zijn aangetroffen die wijzen op een schootsafstand tussen 10 en 150 centimeter.6

Al eerder op die avond, op verschillende tijdstippen vanaf ongeveer 21:00 uur tot aan het moment waarop het slachtoffer werd neergeschoten, werd door verschillende getuigen gezien dat een dikke man met een scooter (naar later bleek de halfbroer van verdachte, [halfbroer]) stond te wachten bij een portiek op de Rhijnvis Feithlaan, op de hoek met de [straat 2].7

Deze halfbroer, die had toegekeken terwijl het slachtoffer werd geslagen en neergeschoten, reed kort nadat er geschoten was met zijn scooter naar de schutter toe. Na enige malen heen en weer te hebben gelopen, stapte de schutter achterop.8 De scooter reed hierop - zoals van te voren afgesproken - weg.9 De scooter reed in de richting van de Loevesteinlaan.10

Telefoon- en zendmastgegevens

Het telefoonnummer [nummer 1] staat geregistreerd op naam van verdachte.11 Dat het op de avond van 1 juli 2008 ook daadwerkelijk in gebruik was bij verdachte blijkt onder meer uit het feit dat dit nummer die avond (vele) contacten had met telefoonnummers die gelden als (exclusieve) contacten van verdachte12 en voorts uit zijn verklaring dat hij zijn telefoon nooit uitleent.13 De telefoon in gebruik bij verdachte straalde op 1 juli 2008 van 21:23 uur tot 23:53 uur uitsluitend zendmasten aan in de omgeving van de Rhijnvis Feithlaan en de [straat 2]. Ook de telefoons in gebruik bij zijn halfbroer (met de nummers [nummer 2] en [nummer 3]) straalden op die dag en in diezelfde periode slechts zendmasten aan in de omgeving van de plaats waar later het slachtoffer werd neergeschoten.14 Het telefoonnummer [nummer 1] is afgegeven door de provider Vodafone .15 De telefoonnummers [nummer 2] en [nummer 3] zijn afgegeven door de provider KPN .16 (Het toestel van) verdachte had in de hierboven genoemde tijdspanne 17 maal telefonisch contact met (dat van) zijn halfbroer.17

Kort nadat [X] was neergeschoten, straalden de telefoons van verdachte respectievelijk die van zijn halfbroer zendmasten aan die verder verwijderd waren van de plaats waar het slachtoffer werd neergeschoten. De telefoon van verdachte straalde om 23:58 uur de zendmast aan de Lau Mazirellaan aan en vanaf 0:04 uur (op 2 juli 2008) de zendmast aan de Waldorpstraat.18 De telefoon van verdachtes halfbroer met het nummer [nummer 3] straalde om 23:58 de zendmast aan de Vierheemskinderenstraat aan. Het nummer [nummer 2] was na 23:48 uur niet langer in gebruik.19

Aantreffen vuurwapens, peperspray

Op 21 juli 2010 werd verdachte naar aanleiding van informatie in een CIE-proces-verbaal dat hij over een vuurwapen zou beschikken in zijn woning aan de [adres] te [woonplaats] aangehouden op verdenking van verboden wapenbezit.20 Vlak voor zijn aanhouding werd door een buiten de woning postende verbalisant gezien dat verdachte vanuit de deuropening naar zijn Frans balkon een voorwerp naar beneden gooide, dat kort daarna werd aangetroffen in het onder het balkon gelegen plantsoen.21 Het bleek om een vuurwapen te gaan. Op het vuurwapen werd een DNA-mengspoor aangetroffen van een man en een vrouw; er zijn geen aanwijzingen dat meer dan twee personen donoren van het mengspoor zijn geweest. Het aantreffen van het mengprofiel is 1 miljard maal waarschijnlijker als de bemonstering DNA-materiaal van verdachte [verdachte] en zijn vriendin [vriendin 1] bevat dan als het DNA-materiaal van twee willekeurige andere personen afkomstig is.22 Het vuurwapen was een [merk], model S9, kaliber 9 mm Parabellum. Het vuurwapen bevatte - in de patroonhouder en in de kamer - in totaal acht 9 mm volmantelpatronen (merk Fiocchi).23

Na het aantreffen van dit vuurwapen is opnieuw onderzoek verricht aan de beide op de plaats waar [X] is neergeschoten aangetroffen hulzen. Daaruit is gebleken dat de onderzoeksbevindingen zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer de beide hulzen met dit wapen zijn verschoten dan wanneer dit met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken zou zijn geschied. Voor het ter plaatse aangetroffen manteldeel geldt dat de bevindingen van het onderzoek ongeveer even waarschijnlijk zijn onder de hypothese dat het is afgevuurd door het pistool als onder de hypothese dat het is afgevuurd uit een andere loop. Voorts is ten aanzien van het vuurwapen vastgesteld dat enkele onderdelen ervan moedwillig zijn beschadigd, in het bijzonder de loop en de slagpin.24 Ten aanzien van de patronen (siermunitie) die bij een eerdere doorzoeking bij verdachte thuis, op 4 november 2008, waren aangetroffen25 geldt dat één daarvan blijkens de daarop aangetroffen sporen meerdere malen in een vuurwapen is doorgeladen. De onderzoeksbevindingen zijn zeer veel waarschijnlijker, aldus de deskundige van het NFI, wanneer deze patroon is doorgeladen in dit wapen dan wanneer dit in een ander wapen van hetzelfde kaliber is gebeurd.26 Op verzoek van de verdediging is aan het vuurwapen en de hulzen een tegenonderzoek verricht door de deskundige [deskundige] van LGC Forensics te Leeds, Verenigd Koninkrijk. Uit het door deze deskundige verrichte onderzoek volgt dat de beide hulzen met het nabij het huis van verdachte aangetroffen vuurwapen zijn verschoten. De deskundige heeft niet kunnen vaststellen of dit ook voor het manteldeel het geval is. Ten aanzien van de in het wapen aangebrachte veranderingen aan de loop en de slagpin komt de deskundige tot dezelfde conclusies als het NFI: het gaat hier om moedwillig aangebrachte veranderingen, waarbij de deskundige concludeert dat er aldus een poging is gedaan om de loop van het recht te frustreren.27 Op grond van de onderzoeksbevindingen van de beide deskundigen staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de op 1 juli 2008 nabij het lichaam van het slachtoffer [X] aangetroffen hulzen zijn verschoten met het op 21 juli 2010 te [woonplaats] aangetroffen vuurwapen [merk] S 9.

Bij verdachte thuis werd, in een ladekast op zijn slaapkamer, ten tijde van zijn aanhouding voorts een busje peperspray aangetroffen.28

Gesteld alibi

Verdachte heeft ter terechtzitting van 5 april 2011 verklaard dat hij op de avond van 1 juli 2008 bij zijn vriendin [vriendin 2] was, in de buurt van de school aan de Anna Bijnslaan. Nadat hij om 21:40 uur een sms-bericht van haar had gekregen is hij - zoals zij ter terechtzitting heeft verklaard - tot middernacht bij haar geweest. Daarna is hij met de tram vanaf de halte Anna Bijnslaan vertrokken richting Hollands Spoor.29

[vriendin 2] heeft later verklaard dat haar verklaring over het samenzijn met verdachte op 1 juli 2008 in strijd met de waarheid was en dat verdachte haar gevraagd had een dergelijke verklaring ter terechtzitting af te leggen.30

Bewijsoverwegingen

De rechtbank acht het bij dagvaarding II als feit 1 en 2 ten laste gelegde - kort gezegd: het voorhanden hebben van een busje peperspray, een vuurwapen en munitie- gelet op de in het vorenstaande feitenoverzicht opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank acht eveneens het bij dagvaarding I primair ten laste gelegde - kort gezegd: moord - wettig en overtuigend bewezen. Daartoe wordt als volgt overwogen.

De rechtbank is van oordeel dat verdachte degene is die [X] heeft neergeschoten als gevolg waarvan deze is overleden. Uit de telefoon- en zendmastgegevens blijkt dat verdachte en zijn halfbroer - die beiden niet hebben ontkend de hierboven genoemde telefoonnummers in de avond van 1 juli 2008 te hebben gebruikt - op 1 juli 2008 in de buurt waren van de plaats waar het slachtoffer werd neergeschoten. Zij waren daar ongeveer tweeënhalf uur ervoor en vertrokken direct nadat [X] om 23:51 uur was neergeschoten: nog geen zeven minuten later was verdachte elders. Voorts kan uit de zendmastgegevens worden afgeleid dat de telefoon van verdachte in de periode van 23 juni 2008 tot en met 1 juli 2008 regelmatig zendmasten in de directe omgeving van de plaats waar [X] is neergeschoten heeft aangestraald terwijl uit diezelfde zendmastgegevens volgt dat zijn telefoon noch vóór 23 juni 2008 noch na 1 juli 2008 zendmasten in die omgeving heeft aangestraald.31 De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte zich gewoonlijk blijkbaar niet in deze omgeving ophield zodat het aanstralen van zendmasten in die omgeving in de genoemde periode er mogelijk op duidt dat sprake is geweest van een voorverkenning.

De stelling van de raadsvrouw van verdachte dat de telefoon- en zendmastgegevens impliceren dat verdachte de schutter juist niet kan zijn geweest, omdat zijn telefoon en die van zijn halfbroer verschillende zendmasten aanstraalden, kan niet worden gevolgd. De ter terechtzitting gehoorde deskundige [deskundige] heeft immers verklaard dat, kort samengevat, telefoons met telefoonnummers die zijn uitgegeven door verschillende telefoonproviders binnen Nederland altijd verschillende, bij die providers exclusief in gebruik zijnde zendmasten aanstralen. Nu het telefoonnummer in gebruik bij verdachte was uitgegeven door Vodafone, terwijl de nummers die in gebruik waren bij zijn halfbroer waren uitgegeven door KPN, volgt hieruit dwingend dat hun telefoons verschillende zendmasten aanstraalden.

De langdurige aanwezigheid op of nabij de plaats van delict en de plotse beweging ervandaan komt verder overeen met hetgeen getuigen hebben verklaard over een dikke man met een scooter - verdachtes halfbroer - en de schutter die na enig heen en weer lopen achterop deze scooter stapte en wegreed. Dat verdachte en zijn halfbroer om 23:51 uur en 23:53 uur nog telefonisch contact hebben is niet incongruent met de waarnemingen van getuigen, mede gelet op de zeer kortstondige duur van die telefoongesprekken (vijf respectievelijk vijftien seconden).

De stelling dat het signalement van de schutter niet overeenkomt met verdachte kan niet worden gevolgd. Afgezet tegen de (aanzienlijke) omvang van zijn halfbroer is het begrijpelijk dat verdachte door getuigen is beschreven als dun of mager, terwijl de capuchon over het hoofd van de schutter eenvoudig een bril - als verdachte die al gedragen zou hebben - heeft kunnen maskeren. Dat uit het dossier zou volgen dat een ander dan verdachte de schutter is geweest is de rechtbank niet gebleken.

Ook het feit dat verdachte in elk geval op 21 juli 2010 het wapen waarmee het slachtoffer werd doodgeschoten voorhanden heeft gehad duidt er, in samenhang met het voorgaande bezien, naar het oordeel van de rechtbank op dat verdachte de schutter was. Vast staat in ieder geval dat verdachte het wapen bij zijn aanhouding op 21 juli 2010 voorhanden heeft gehad. Nu een van de op 4 november 2008 op zijn kamer aangetroffen sierpatronen zeer waarschijnlijk in ditzelfde vuurwapen - tevens het moordwapen - is doorgeladen, acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte ook reeds op enig moment vóór 4 november 2008 over het wapen de beschikking had. Het feit voorts dat aan het wapen moedwillige veranderingen waren aangebracht vormt, in combinatie met het aantreffen van het wapen bij verdachte en de wijze waarop hij op 21 juli 2010 getracht heeft zich ervan te ontdoen, naar het oordeel van de rechtbank een aanwijzing dat de houder van het wapen - verdachte - ervan op de hoogte was dat het wapen bij een schietincident - en wel, bij gebreke van alternatieven32, het incident op 1 juli 2008 - gebruikt was. Het gebruik door verdachte, ten slotte, van de inlognaam "[merk] S9" op de website [website]33 duidt er naar het oordeel van de rechtbank op dat verdachte al vóór het incident op 1 juli 2008 de beschikking had over het vuurwapen. Nu immers, zoals hiervoor overwogen, aannemelijk is dat hij op de hoogte was van het gebruik van het wapen bij een (dit) schietincident, valt niet aan te nemen dat hij deze nickname ná dit incident zou hebben gekozen.

De rechtbank betrekt bij haar oordeel voorts de stellige verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 5 april 2011, dat hij, conform de getuigenverklaring van [vriendin 2] op diezelfde terechtzitting, op 1 juli 2008 vanaf ongeveer 22:00 uur tot kort na het tijdstip dat [X] werd neergeschoten in het gezelschap van zijn vriendin [vriendin 2] was. Gelet op de telefoongegevens, het bereik en de zendrichting van de door verdachtes telefoon aangestraalde zendmasten is het onmogelijk dat verdachte zich rond 22:00 uur op de Anna Bijnslaan dan wel op het Erasmusplein heeft bevonden, zoals [vriendin 2] op 5 april 2011 heeft verklaard. Ook om 23:36 uur, 23:42 uur en 23:48 uur straalde de telefoon van verdachte zendmasten aan die wel (de omgeving van) de plaats delict maar niet (de omgeving van) de Anna Bijnslaan in hun bereik hebben.34 Nu [vriendin 2] bovendien later verklaard heeft dat zij niet van omstreeks 22:00 uur tot middernacht met verdachte samen is geweest, en dat zij haar daartoe strekkende meinedige verklaring op verzoek van verdachte heeft afgelegd, is de verklaring van verdachte over waar hij zich kort voor middernacht bevond naar het oordeel van de rechtbank kennelijk leugenachtig en slechts afgelegd om de waarheid over waar hij zich toen daadwerkelijk bevond te bemantelen. Deze leugenachtige verklaring kan meewerken tot het bewijs in die zin dat daarmee bewezen is dat verdachte zich op de avond van 1 juli 2008 op en in de onmiddellijke omgeving van de [straat 2] en de Rhijnvis Feithlaan heeft bevonden. Dat verdachte het nodig heeft geacht een vals alibi te construeren sterkt de rechtbank in haar overtuiging dat verdachte degene is die [X] heeft neergeschoten.

Daarbij komt nog het volgende. De meinedige verklaring van [vriendin 2] en de daarmee volledig sporende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 april 2011 zijn overduidelijk geconstrueerd op basis van een (oppervlakkige en onjuiste) lezing van de historische telefoon- en zendmastgegevens zoals kenbaar uit het proces-verbaal zoals dat op die dag voorlag. Pas door de verklaring van de deskundige [deskundige] ter terechtzitting van 18 augustus 2011 is duidelijk geworden dat die beide verklaringen uitgaan van een onmogelijke lezing van die gegevens, nu daarin wel rekening wordt gehouden met de nabijheid van bepaalde zendmasten, maar niet met hun zendrichting. In dit verband acht de rechtbank het kenmerkend dat verdachte na het aanhoren van de deskundigenverklaring ter terechtzitting geen verklaring over zijn aanwezigheid op de avond van 1 juli 2008 meer heeft willen afleggen.

Dat verdachte op 1 juli 2008 iets anders zou hebben gedaan in de omgeving van de Rhijnvis Feithlaan en de [straat 2], zoals geopperd door de verdediging, is op geen enkele wijze onderbouwd of aannemelijk gemaakt.

De rechtbank is bovendien van oordeel dat verdachte het slachtoffer opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd. Verdachte heeft, terwijl hij in het bezit was van een geladen vuurwapen, op 1 juli 2008 [X] opgewacht. Verdachte was immers vanaf 21:23 uur al in de omgeving van de woning van het slachtoffer en onderhield regelmatig - 17 keer - telefonisch contact met zijn halfbroer die om de hoek van de [straat 2], waar het slachtoffer woonde, met een vluchtscooter had postgevat. Toen [X] kort voor middernacht bij zijn woning aankwam heeft verdachte hem onder bedreiging van een vuurwapen vastgepakt, en naar de rand van de straat gesleept. Daar heeft verdachte drie keer, kort achter elkaar, waarvan twee keer raak, en van nabij op het slachtoffer geschoten, waarvan een keer in de rug van het slachtoffer. Deze manier van doen - het opwachten, vastpakken en verslepen van en het meermalen met gestrekte arm van dichtbij schieten op een weerloos en om hulp smekend slachtoffer om vervolgens weg te vluchten - duidt op een vooropgezet plan. De manier van schieten (van dichtbij en met gestrekte arm) doet bovendien sterk denken aan een afrekening. Verdachte heeft hoe dan ook ruimschoots de tijd gehad om over de betekenis en de gevolgen van zijn besluit [X] neer te schieten na te denken, en zich daarvan rekenschap te geven. Daarmede is bewezen dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld.

3.4 De bewezenverklaring

Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het bij dagvaarding I primair (impliciet primair) ten laste gelegde feit, en de bij dagvaarding II onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - zulks met verbetering van in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging dat:

(dagvaarding I)(parketnummer 09/754148-08)

hij op 1 juli 2008 te 's-Gravenhage opzettelijk en met voorbedachten rade [X] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een pistool meermalen een kogel afgevuurd op het lichaam van de zich in zijn, verdachtes, nabijheid bevindende [X], tengevolge waarvan voornoemde [X] is overleden;

(dagvaarding II)(parketnummer 09/925521-10)

1.

hij omstreeks 20 juli 2010 te [woonplaats] een busje peperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met een giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof in de zin van artikel 2, lid 1, categorie II, onder 6° van de Wet wapens en munitie , voorhanden heeft gehad;

2.

hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2008 tot en met 20 juli 2010 te [woonplaats] en te 's-Gravenhage

- een vuurwapen als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie III, onder sub 1 van de Wet wapens en munitie , te weten een (doorgeladen) semiautomatisch pistool (merk: [merk], model S9, kaliber 9 x 19), en omstreeks 20 juli 2010

- munitie als bedoeld in artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie , te weten 8 volmantelpatronen (merk: Fiocchi, kaliber 9 x 19mm)

voorhanden heeft gehad.

4. De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5. De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van feiten en omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6. De straf

6.1. De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien jaar oplegt.

6.2. Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw van verdachte heeft, althans ten aanzien van het feit op dagvaarding I, tot vrijspraak geconcludeerd. Over de feiten op dagvaarding II heeft de verdediging zich niet uitgelaten.

6.3. Het oordeel van de rechtbank

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting en uit de processtukken is gebleken.

Wat betreft de ernst van de gepleegde feiten overweegt de rechtbank als volgt.

Verdachte heeft het slachtoffer vermoord door van dichtbij meerdere kogels in diens lichaam te schieten. Dit is een buitengewoon ernstig feit: het opzettelijk en met voorbedachte raad een ander het leven ontnemen behoort tot de zwaarste categorie delicten die het Wetboek van Strafrecht kent.

Verdachte heeft [X] vermoord volgens een vooropgezet plan, zonder zich daarbij op enig moment - vooraf, tijdens of nadien - rekenschap te geven van de ingrijpendheid en de onomkeerbaarheid van zijn daad. Getuigen hebben verklaard over de paniek in de stem van [X] toen verdachte hem vastgeklemd en onder schot hield, en dat het slachtoffer gillend om genade smeekte. Dat verdachte zich niets gelegen heeft laten liggen aan de smeekbeden en de doodsangst van het slachtoffer, tekent naar het oordeel van de rechtbank de onverschillige houding die verdachte heeft ten opzichte van andermans leven en illustreert voorts dat sprake is van een moord die in koelen bloede is gepleegd.

De abrupte dood van [X], een 33-jarige vader van twee jonge kinderen, heeft diep ingegrepen in het leven van zijn partner en enorm verdriet bij haar en bij andere nabestaanden veroorzaakt. De door zijn partner ter terechtzitting afgelegde verklaring getuigt daarvan op indringende wijze. Ook bij getuigen van de moord, omwonenden en de samenleving in het algemeen heeft de moord gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt.

Dat verdachte geen inzicht heeft willen geven in zijn beweegredenen maakt het onbegrip over de moord, en daarmee het verdriet en de angst, des te groter. De rechtbank dient de keuze van verdachte zich te beroepen op zijn zwijgrecht te respecteren. Die keuze is echter niet zonder gevolgen. Het zwijgen - en meer nog: het liegen - van verdachte maakt immers dat de omstandigheden waaronder en de reden waarom [X] gedood is onduidelijk blijven, hetgeen met name voor de nabestaanden buitengewoon moeilijk verteerbaar is. Dat rekent de rechtbank verdachte ten zeerste aan.

Ten slotte heeft de verdachte de beschikking heeft gehad over een vuurwapen met bijbehorende munitie (dit gedurende geruime tijd) en een verboden spuitbusje met peperspray. Vooral het illegale bezit van vuurwapens verdient krachtige bestrijding, zoals deze zaak nog eens volkomen duidelijk maakt.

Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank zich bij gebrek aan een reclasseringsadvies gebaseerd op eerder afgelegde verklaringen van verdachte en op het uittreksel justitiële documentatie d.d. 22 juli 2010. Uit het laatste blijkt dat verdachte niet eerder voor geweldsmisdrijven is veroordeeld. Van feiten of omstandigheden die overigens voor of tegen verdachte pleiten is niet gebleken.

Alles bijeengenomen is de rechtbank van oordeel dat slechts een langdurige, onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie op verdachtes handelen is. De rechtbank heeft bij de bepaling van de duur van die gevangenisstraf mede in aanmerking genomen de duur van de straf die is opgelegd in andere, vergelijkbare zaken.

7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

7.1. De vordering van de officier van justitie

Wat betreft de vordering van [benadeelde partij 1] tot vergoeding van de kosten voor de begrafenis van het slachtoffer heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing.

Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 6.069,31, subsidiair 65 dagen hechtenis ten behoeve van [benadeelde partij 1].

Wat betreft de ter zitting overgelegde vordering van [partner], de partner van het slachtoffer, tot vergoeding van gederfde inkomsten en toekenning van smartengeld, heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank deze niet-ontvankelijk verklaart.

7.2. Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren omdat het ten laste gelegde niet bewezen verklaard kan worden.

7.3. Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank wijst de vordering van [benadeelde partij 1] tot vergoeding van de begrafeniskosten, die namens de verdachte niet zijn betwist en voldoende zijn onderbouwd, gelet op het bepaalde in artikel 51a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering juncto artikel 6:108, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, toe.

De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 6.069,31.

Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 6.069,31, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 1].

De rechtbank acht de vordering van [partner] tot vergoeding van gederfde inkomsten en toekenning van smartengeld, niet-ontvankelijk aangezien de vordering voor zover deze ziet op vergoeding van gederfde inkomsten onvoldoende onderbouwd is en voor zover de vordering ziet op de toekenning van smartengeld geldt dat aan de benadeelde partij niet rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij kan deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8. De in beslag genomen goederen

De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen behorende bij de zaak met parketnummer 09/925521-10 onder 1 tot en met 4 genummerde voorwerpen (een vuurwapen, een spuitbus met peperspray, munitie en een dolk) en dat op de beslaglijst behorende bij de zaak met parketnummer 09/754148-08 onder 1 en 2 genummerde voorwerpen (een gaspistool en een knalpistool) zullen worden onttrokken aan het verkeer.

De rechtbank zal de hierboven genoemde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen het bij dagvaarding I primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit is begaan dan wel deze aan de dader toebehorende voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten, zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.

9. De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:

- 24c, 36b, 36c, 36d, 36f, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht;

- 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10. De beslissing

De rechtbank,

verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding I primair (impliciet primair) ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:

moord;

verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding II onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:

ten aanzien van feit 1:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;

ten aanzien van feit 2:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;

en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie ;

verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) jaar;

bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 1], een bedrag van € 6.069,31;

veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 6.069,31, ten behoeve van [benadeelde partij 1];

bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 65 dagen.

bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;

bepaalt dat de benadeelde partij [partner] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;

verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst behorende bij de zaak met parketnummer 09/925521-10 onder 1 tot en met 4 genummerde voorwerpen, te weten een vuurwapen, een spuitbus met peperspray, munitie en een dolk; alsook de op de beslaglijst behorende bij de zaak met parketnummer 09/754148-08 onder 1 en 2 genummerde voorwerpen, te weten een gaspistool en een knalpistool.

Dit vonnis is gewezen door

mrs. Rabbie, voorzitter,

Bouwman en Schotte, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. Snoeijer, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 september 2011.

1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar pagina's betreft dit - tenzij anders vermeld - de pagina's van het proces-verbaal met het nummer PL1509/2008/2560, met bijlagen, van de politie Haaglanden (genummerd pagina's 1 t/m 3510).

2 Proces-verbaal van verhoor getuige ([getuige 2]), d.d. 2 juli 2011, p. 1555; proces-verbaal van verhoor getuige ([getuige 2]), d.d. 3 juli 2011, p. 1560; proces-verbaal van bevindingen, d.d. 3 juli 2008, p. 689.

3 Proces-verbaal van verhoor getuige ([getuige 3]), d.d. 5 juli 2008, p. 1688; proces-verbaal van verhoor getuige ([getuige 2]), d.d. 2 juli 2011, p. 1555; proces-verbaal van bevindingen, d.d. 2 juli 2008, p. 687.

4 Proces-verbaal van bevindingen gesprekken meldkamer Haaglanden, d.d. 5 juli 2008, pp. 738 - 744.

5 Rapport pathologisch onderzoek Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 9 juli 2008, p. 803; proces-verbaal van bevindingen, d.d. 2 juli 2008, p. 674.

6 Deskundigenrapport munitieonderzoek Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 30 juli 2008, p. 838-841; deskundigenrapport schotrestenonderzoek Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 7 oktober 2008, p. 900-914.

7 Proces-verbaal van verhoor getuige ([getuige 4]), d.d. 2 juli 2008, p. 1569; proces-verbaal van verhoor getuige ([getuige 5]), d.d. 2 juli 2008, p. 1580; proces-verbaal van verhoor getuige ([getuige 6]), d.d. 2 juli 2008, p. 1609; proces-verbaal van verhoor getuige ([getuige 7]), d.d. 3 juli 2008, p. 1626; proces-verbaal van verhoor getuige ([getuige 8]), d.d. 5 juli 2008, p. 1679; en proces-verbaal van verhoor getuige ([getuige 9]), d.d. 8 juli 2008, p. 1779. Dat de door verschillende getuigen genoemde dikke man de halfbroer van verdachte is volgt uit het proces-verbaal van samenvatting verhoor verdachte [halfbroer], d.d. 12 januari 2009, p. 328 in samenhang met de hiervoor genoemde verklaring van de getuige [getuige 7].

8 Proces-verbaal van verhoor getuige ([getuige 2]), d.d. 2 juli 2011, p. 1555.

9 Proces-verbaal van samenvatting verhoor verdachte [halfbroer], d.d. 7 januari 2009, pp. 289-290 en proces-verbaal van samenvatting verhoor verdachte [halfbroer], d.d. 12 januari 2009, 331.

10 Proces-verbaal van verhoor getuige ([getuige 2]), d.d. 2 juli 2011, p. 1555.

11 Proces-verbaal van bevindingen telefoongegevens bij provider d.d. 23 oktober 2008, p. 952.

12 Proces-verbaal van bevindingen (identiteit [nummer 1]), d.d. 14 november 2008, pp. 1070 - 1071; proces-verbaal van bevindingen telefonie, d.d. 7 november 2008, pp. 1019 - 1023. De aangestraalde zendmasten staan aan de Sara Burgerhartweg en het Erasmusplein.

13 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 97.

14 Proces-verbaal van bevindingen (identiteit [nummer 2]), ongedateerd, pp. 1080 - 1081; proces-verbaal van bevindingen (identiteit [nummer 3]), d.d. 14 november 2008, pp. 1084 - 1086; proces-verbaal van bevindingen telefonie, d.d. 7 november 2008, pp. 1024 - 1026. De aangestraalde zendmasten staan aan de Loevesteinlaan en Van Vredeburchweg.

15 Proces-verbaal van bevindingen telefoongegevens bij provider d.d. 23 oktober 2008, p. 952.

16 Proces-verbaal van bevindingen telefoongegevens bij provider d.d. 23 oktober 2008, p. 959.

17 Proces-verbaal van bevindingen telefonie, d.d. 7 november 2008, pp. 1019 - 1026.

18 Proces-verbaal van bevindingen telefonie, d.d. 7 november 2008, pp. 1021 - 1023. Het gaat hier om een zendmast op het gebouw Waldorpstraat 3, derhalve op de hoek van de Rijswijkseweg.

19 Proces-verbaal van bevindingen telefonie, d.d. 7 november 2008, pp. 1025 - 1026.

20 Proces-verbaal van aanhouding, d.d. 21 juli 2010, p. 3445.

21 Proces-verbaal, d.d. 21 juli 2010, p. 3460 en proces-verbaal van bevindingen aantreffen vuurwapen, d.d. 21 juli 2010, p. 3461.

22 Aanvullend DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een vuurwapen in [woonplaats] op 21 juli 2010, Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 1 november 2010, p. 295 van het apart genummerde proces-verbaal 'tweede dossier forensisch onderzoek'.

23 Proces-verbaal nummer PL1551 2010148931-15-1, d.d. 22 juli 2010, ongenummerd. Uit dit proces-verbaal blijkt dat het wapen een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3o, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie is. De aangetroffen munitie is, blijkens hetzelfde proces-verbaal, munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van die Wet.

24 Deskundigenrapport munitieonderzoek Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 30 juli 2008, p. 838 en deskundigenrapport munitieonderzoek Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 3 augustus 2010, p. 3482.

25 Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek (doorzoeking woning [adres] te [woonplaats] op 4 november 2008) d.d. 19 maart 2009, p. 3141 (SVO 605); Tweede relaas proces-verbaal forensisch onderzoek d.d. 20 december 2010 (afzonderlijk gepagineerd), p. 204 (SVO 605 = AACI 6170NL en AACI 6171NL); aanvraag benoeming deskundige wapens en munitie onderzoek d.d. 13 augustus 2010, p. 244 aldaar.

26 Deskundigenrapport munitieonderzoek Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 24 augustus 2010, pp. 255 - 256 van het apart genummerde proces-verbaal 'tweede dossier forensisch onderzoek' met nummer 2010-148931.

27 Witness Statement van [deskundige] d.d. 28 januari 2011, afzonderlijk gepagineerd.

28 Proces-verbaal, d.d. 22 juli 2010, p. 3440. Het busje peperspray is een voorwerp, niet zijnde een medisch hulpmiddel, bestemd voor het treffen van personen met een giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende of soortgelijke stof en daarmee een wapen in de zin van artikel 2, lid een, categorie II, onder 6° van de Wet Wapens en Munitie , proces-verbaal d.d. 21 juli 2010, p. 3466.

29 Proces-verbaal terechtzitting van 5 april 2011 (verklaring verdachte), pp. 3 - 4.

30 Proces-verbaal van verhoor verdachte [vriendin 2], d.d. 6 april 2011, p. 43 van het apart genummerde proces-verbaal van meineed met nummer 1509/2008/2560.

31 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 maart 2009, p. 1397-1407.

32 Zie het deskundigenrapport munitieonderzoek Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 30 juli 2008, p. 840.

33 Proces-verbaal van bevindingen, p. 892.

34 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 januari 2009, p. 1186-1187. De aangestraalde zendmast is de zendmast aan de Sara Burgerhartweg.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature