U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd.

Blijkens WBV 2007/11 voert verweerder het beleid dat in geval van gezinsvorming met een in het kader van het generaal pardon tot Nederland toegelaten vreemdeling vrijstelling wordt verleend van het vereiste te beschikken over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf, het inkomensvereiste en de verplichting tot het betalen van leges, maar dat de overige vereisten (naar de rechtbank begrijpt: de overige voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning regulier onder een beperking die verband houdt met gezinsvorming) onverkort worden gehandhaafd. De aanvragen van eiseressen zijn afgewezen op de grond dat zij niet beschikken over een geldig document voor grensoverschrijding.

Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseressen niet hebben aangetoond dat zij niet in het bezit kunnen worden gesteld van een geldig document voor grensoverschrijding. In het bestreden besluit heeft verweerder voorts overwogen dat eiseressen niet hebben aangetoond dat het onmogelijk is om aan documenten uit China te komen en dat de Chinese autoriteiten daadwerkelijk is verzocht om documenten. Naar het oordeel van de rechtbank werpen eiseressen terecht de vraag op hoe zij dit zouden moeten aantonen. Gelet op het betoog daarover van eiseressen, waarvan de juistheid door verweerder niet in twijfel is getrokken, rijst de vraag hoe eiseressen zouden moeten aantonen dat het onmogelijk is om aan documenten uit China te komen, dat de Chinese ambassade eiseressen geen paspoorten wil verstrekken en dat eiseres 1 de Chinese autoriteiten daadwerkelijk om documenten heeft gevraagd. De overwegingen uit het bestreden besluit, hoewel feitelijk juist, bevatten geen antwoord op deze vraag. Het bestreden besluit bevat derhalve geen toereikend gemotiveerde weerlegging van het betoog van eiseressen dat zij het redelijkerwijs mogelijke hebben gedaan om documenten te verkrijgen, maar dat zij daar desondanks niet in zijn geslaagd. In dit opzicht berusten de bestreden besluiten in strijd met artikel 7:12, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 3:46 van de Awb niet op een deugdelijke motivering. Gelet hierop zijn de beroepen gegrond en moeten de bestreden besluiten worden vernietigd.

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Nevenzittingsplaats Dordrecht

Sector Bestuursrecht

Vreemdelingenkamer

procedurenummers: AWB 09/7277 en AWB 09/29119, V-nummers: 070.206.7708 en 272.014.3914,

uitspraak van de enkelvoudige kamer

inzake

[naam] (eiseres 1) en (de wettelijk vertegenwoordigers van) [naam] (eiseres 2), wonende te Lelystad,

gemachtigde: mr. C. Chen, advocaat te Rotterdam,

tegen

de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. W. Graafland, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

1. Ontstaan en loop van de gedingen

Bij besluit van 23 oktober 2008 heeft verweerder afwijzend beslist op de aanvraag van eiseres 1 tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'verblijf bij partner [naam]'.

Tegen dit besluit heeft eiseres 1 bij brief van 19 november 2008 bezwaar gemaakt bij verweerder.

Bij besluit van 11 februari 2009 (hierna: bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiseres 1 ongegrond verklaard.

Bij besluit van eveneens 11 februari 2009 (hierna: bestreden besluit 2) heeft verweerder afwijzend beslist op de aanvraag van eiseres 2 tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'verblijf bij vader [naam]'.

Bij faxbericht van 3 maart 2009 heeft eiseres 1 beroep ingesteld tegen bestreden besluit 1.

Bij faxbericht van 6 maart 2009 heeft eiseres 2 bij verweerder bezwaar gemaakt tegen bestreden besluit 2. Eiseres 2 heeft verweerder verzocht in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de rechtbank.

Bij faxbericht van 5 augustus 2009 heeft verweerder het bezwaarschrift van eiseres 2 doorgezonden aan de rechtbank met het verzoek dit bezwaarschrift te behandelen als beroepschrift.

De beroepen zijn op 2 september 2009 gevoegd behandeld ter zitting van een enkelvoudige kamer.

Eiseressen zijn ter zitting verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde.

Verweerder is verschenen bij gemachtigde.

2. Overwegingen

2.1. wettelijk kader

2.1.1. Ingevolge artikel 14, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) is verweerder bevoegd de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in te willigen, af te wijzen dan wel niet in behandeling te nemen.

Ingevolge de eerste volzin van het tweede lid van dit artikel wordt een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend onder beperkingen, verband houdende met het doel waarvoor het verblijf is toegestaan.

2.1.2. Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b en g, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 worden afgewezen, indien (onder b) de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding of (onder g) de vreemdeling niet voldoet aan de beperking, verband houdende met het doel waarvoor hij wil verblijven.

2.1.3. Ingevolge artikel 3.13, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb 2000) wordt de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000, onder een beperking verband houdend met gezinshereniging of gezinsvorming, verleend aan het in artikel 3.14 genoemde gezinslid van de in artikel 3.15 bedoelde hoofdpersoon, indien wordt voldaan aan alle in de artikelen 3.16 tot en met 3.22 genoemde voorwaarden.

Ingevolge artikel 3.13, tweede lid, van het Vb 2000 kan de in het eerste lid bedoelde verblijfsvergunning in de overige gevallen worden verleend.

Ingevolge artikel 3.14, eerste lid, van het Vb 2000 wordt de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, verleend aan, voor zover hier van belang:

b) de vreemdeling van achttien jaar of ouder, die met de hoofdpersoon een duurzame en exclusieve relatie onderhoudt, waarin de partners:

1°. niet tot elkaar in een zodanig nauwe relatie staan dat die naar Nederlands recht een huwelijksbeletsel zou vormen, en

2°. ongehuwd zijn en geen in Nederland geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, tenzij het huwelijk door wettelijke beletselen, waarop geen invloed kan worden uitgeoefend, niet is ontbonden;

c) het minderjarige biologische kind van de hoofdpersoon, dat naar het oordeel van Onze Minister feitelijk behoort tot het gezin van de hoofdpersoon en die onder het rechtmatige gezag van de hoofdpersoon staat.

Ingevolge artikel 3.14, tweede lid, van het Vb 2000 wordt de verblijfsvergunning ingeval van gezinsvorming, in afwijking van het eerste lid, onder a en b, verleend indien de vreemdeling 21 jaar of ouder is.

Ingevolge artikel 3.19 van het Vb 2000 wordt de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, verleend, indien de vreemdeling beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding, dan wel naar het oordeel van Onze Minister heeft aangetoond dat hij vanwege de regering van het land waarvan hij onderdaan is, niet of niet meer in het bezit van een geldig document voor grensoverschrijding kan worden gesteld.

2.1.4. Het reguliere beleid van verweerder met betrekking tot gezinsvorming is neergelegd in hoofdstuk B2, paragraaf 4 en 5, van de Vreemdelingencirculaire 2000.

Het bijzondere beleid van verweerder met betrekking tot gezinsvorming met een vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning is verleend op grond van de Regeling afwikkeling nalatenschap Vreemdelingenwet (oud) en gezinsvorming is beschreven in WBV 2007/11 (hierna: WBV 2007/11).

2.1.5. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) heeft een ieder recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.

Ingevolge het tweede lid van dit artikel is geen inmenging van enig openbaar gezag toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten van de vrijheden van anderen.

2.2. de bestreden besluiten

Bestreden besluit 1 strekt tot handhaving van het primaire besluit van 23 oktober 2008 en bestreden besluit 2 strekt tot afwijzing van de aanvraag van eiseres 2. In de bestreden besluiten heeft verweerder, samengevat, het volgende overwogen.

Eiseressen zijn niet in het bezit van een geldig document voor grensoverschrijding. Eiseres 1 is evenmin in het bezit van een gelegaliseerde ongehuwdverklaring. Eiseressen hebben niet aangetoond dat zij niet in het bezit kunnen worden gesteld van de vereiste documenten. De afwijzing van de aanvragen van eiseressen is niet in strijd met artikel 8 van het EVRM . Eiseressen hebben nimmer rechtmatig verblijf in Nederland gehad op grond van een verblijfsvergunning. Niet is gebleken dat sprake is van een uitzichtloze situatie waarin eiseressen nimmer aan de voorwaarden zullen kunnen voldoen. Er is geen objectieve belemmering om het gezinsleven in het land van herkomst uit te oefenen.

Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt. De door eiseressen genoemde zaak betreft een Angolese vreemdeling die verblijf beoogt bij zijn partner en twee minderjarige kinderen, die allemaal een geldige verblijfsvergunning hebben. Bovendien is deze Angolese vreemdeling eerder in het bezit geweest van een geldige verblijfsvergunning in Nederland. Eiseressen hebben nimmer een verblijfsvergunning in Nederland gehad, zodat geen sprake is van gelijke gevallen.

2.3. de gronden van beroep

Eiseressen hebben, samengevat, het volgende tegen de bestreden besluiten aangevoerd.

Verweerder betwist niet dat eiseres 1 heeft geprobeerd een geldig reisdocument en daarmee een ongehuwdverklaring te bemachtigen. De Chinese ambassade weigert te verklaren dat eiseressen geen paspoort krijgen en dat eiseres 1 bij de ambassade is geweest. Om die reden heeft eiseres 1 wachtkaartjes overgelegd en een foto van de ambassade genomen. Ter zitting heeft eiseres 1 verklaard dat zij zich drie keer zonder succes tot de Chinese ambassade heeft gewend. De eerste keer heeft eiseres een paspoort gevraagd, de tweede keer een vervangend reisdocument en de derde keer welk document dan ook. Eiseres 1 beschikt niet over geldige identiteitspapieren en dan geven de Chinese autoriteiten geen paspoort af. Ter zitting heeft eiseres 1 voorts verklaard dat zij tevergeefs heeft geprobeerd eiseres 2 te laten registreren bij de Chinese autoriteiten.

Ten onrechte is verweerder niet wegens bijzondere omstandigheden afgeweken van het paspoortvereiste en het vereiste te beschikken over een gelegaliseerde ongehuwdverklaring. Eiseres 1 is al geruime tijd (sinds 2001) in Nederland en zij heeft al lange tijd een relatie met [naam], met wie zij een zeer jong dochtertje heeft (eiseres 2). Eiseres 2 is in Nederland geboren en heeft geen band met China. Eiseres heeft wel degelijk geprobeerd een paspoort te verkrijgen, maar is daarin niet geslaagd.

Ten onrechte is het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet gehonoreerd. Er zijn weliswaar verschillen, maar ook overeenkomsten. In beide gevallen gaat het om de vraag of het recht op familie- of gezinsleven zwaarder moet wegen dan het paspoortvereiste. Beide vreemdelingen hebben geprobeerd een paspoort te verkrijgen en zijn daarin niet geslaagd. Verweerder maakt niet duidelijk waarom de Angolese vreemdeling wel in het bezit wordt gesteld van een verblijfsvergunning en eiseres niet. Evenmin is relevant dat de Angolese vreemdeling eerder in het bezit is geweest van een verblijfsvergunning. Het recht op familie- of gezinsleven van een zeer jong kind als eiseres 2 moet zwaar wegen.

De bestreden besluiten zijn genomen in strijd met artikel 8 van het EVRM . Het argument dat het familie- of gezinsleven ook buiten Nederland of in de toekomst kan worden uitgeoefend, kan geen stand houden. Er is geen dringende reden om inbreuk te maken op het recht op familie- of gezinsleven. De belangen van de Staat wegen niet op tegen de belangen van eiseressen. Eiseressen doen een beroep op het arrest van 31 januari 2006 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens inzake Rodrigues da Silva en Hoogkamer (JV 2006/90) en op de uitspraak van 2 mei 2006 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Maastricht (LJN AW7385).

2.4. het oordeel van de rechtbank

2.4.1. Blijkens WBV 2007/11 voert verweerder het beleid dat in geval van gezinsvorming met een in het kader van het generaal pardon tot Nederland toegelaten vreemdeling vrijstelling wordt verleend van het vereiste te beschikken over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf, het inkomensvereiste en de verplichting tot het betalen van leges, maar dat de overige vereisten (naar de rechtbank begrijpt: de overige voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning regulier onder een beperking die verband houdt met gezinsvorming) onverkort worden gehandhaafd.

2.4.2. De aanvragen van eiseressen zijn afgewezen op de grond dat zij niet beschikken over een geldig document voor grensoverschrijding. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseressen niet hebben aangetoond dat zij niet in het bezit kunnen worden gesteld van een geldig document voor grensoverschrijding. In het bestreden besluit heeft verweerder voorts overwogen dat eiseressen niet hebben aangetoond dat het onmogelijk is om aan documenten uit China te komen en dat de Chinese autoriteiten daadwerkelijk is verzocht om documenten.

Naar het oordeel van de rechtbank werpen eiseressen terecht de vraag op hoe zij dit zouden moeten aantonen. Eiseressen betogen dat eiseres 1 drie keer naar de Chinese ambassade is gegaan om documenten te verkrijgen, dat zij de gevraagde documenten niet heeft gekregen, dat de Chinese autoriteiten weigeren schriftelijk te verklaren dat zij eiseressen geen paspoort verstrekken en dat de Chinese autoriteiten weigeren te bevestigen dat eiseres om documenten heeft gevraagd en heeft geprobeerd eiseres 2 te registreren. Voorts heeft eiseres 1 gesteld dat zij geen reactie heeft ontvangen op haar brieven aan verschillende instanties in China. Gelet op dit betoog van eiseressen, waarvan de juistheid door verweerder niet in twijfel is getrokken, rijst de vraag hoe eiseressen zouden moeten aantonen dat het onmogelijk is om aan documenten uit China te komen, dat de Chinese ambassade eiseressen geen paspoorten wil verstrekken en dat eiseres 1 de Chinese autoriteiten daadwerkelijk om documenten heeft gevraagd. De overwegingen uit het bestreden besluit, hoewel feitelijk juist, bevatten geen antwoord op deze vraag. Het bestreden besluit bevat derhalve geen toereikend gemotiveerde weerlegging van het betoog van eiseressen dat zij het redelijkerwijs mogelijke hebben gedaan om documenten te verkrijgen, maar dat zij daar desondanks niet in zijn geslaagd. In dit opzicht berusten de bestreden besluiten in strijd met artikel 7:12, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 3:46 van de Awb niet op een deugdelijke motivering. Gelet hierop zijn de beroepen gegrond en moeten de bestreden besluiten worden vernietigd.

2.4.3. Ter zitting is namens verweerder betoogd dat van eiseressen mag worden verwacht dat zij het redelijkerwijs mogelijke doen om aan documenten te komen, wat zij niet hebben gedaan. In dit verband heeft de gemachtigde van verweerder erop gewezen dat de door eiseres 1 geschreven brieven niet zijn vertaald voor verweerder, zodat niet kan worden beoordeeld welke waarde aan deze brieven moet worden gehecht. Voorts is namens verweerder opgemerkt dat eiseressen de bemiddeling van de Dienst Terugkeer en Vertrek hadden kunnen inroepen bij hun pogingen om aan documenten te komen.

Namens eiseressen is terecht naar voren gebracht dat dit betoog niet valt te herleiden tot de bestreden besluiten. Gelet hierop en nu verweerder deze argumenten pas ter zitting naar voren heeft gebracht, ziet de rechtbank daarin geen aanleiding om te bepalen dat de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand blijven. Naar het oordeel van de rechtbank ligt het in de rede dat verweerder, gelet op het ter zitting gevoerde betoog, eiseressen gedurende een door verweerder te bepalen termijn in de gelegenheid stelt de brieven te laten vertalen en door tussenkomst van de Dienst Terugkeer en Vertrek te proberen aan documenten te komen.

2.4.4. De aanvraag van eiseres 1 is voorts afgewezen op de grond dat zij geen gelegaliseerde ongehuwdverklaring heeft overgelegd. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding om te bepalen dat de rechtsgevolgen van bestreden besluit 1 in stand blijven. Eiseres 1 heeft onweersproken gesteld dat zij zonder paspoort geen ongehuwdverklaring kan verkrijgen, terwijl bestreden besluit 1 voor wat betreft het tegenwerpen van het paspoortvereiste niet berust op een deugdelijke motivering.

2.4.5. Het beroep van eiseressen op het gelijkheidsbeginsel faalt. Verweerder stelt zich terecht en op goede gronden op het standpunt dat de zaken van eiseressen op relevante onderdelen verschillen van de Angolese zaak, vooral omdat alle gezinsleden van de Angolese vreemdeling in het bezit waren van een verblijfsvergunning en omdat de Angolese vreemdeling ook zelf in het bezit was geweest van een verblijfsvergunning.

2.4.6. Verweerder heeft het beroep van eiseressen op artikel 8 van het EVRM onder meer afgewezen omdat volgens hem niet is gebleken dat sprake is van een uitzichtloze situatie waarin eiseressen nimmer aan de voorwaarden zullen kunnen voldoen. In de te nemen nieuwe beslissingen op het bezwaar van eiseres 1 en de aanvraag van eiseres 2 zal verweerder zich nader moeten beraden of aan het paspoortvereiste (en in geval van eiseres 1 aan het vereiste van een gelegaliseerde ongehuwdverklaring) kan worden vastgehouden. Afhankelijk van de uitkomst van deze beoordeling zal verweerder op grond van de dan bekende informatie opnieuw een standpunt moeten innemen over het beroep van eiseressen op artikel 8 van het EVRM . Gelet hierop zal de rechtbank het beroep van eiseressen op artikel 8 van het EVRM thans buiten beschouwing laten.

2.4.7. Nu de beroepen gegrond worden verklaard, dient verweerder op grond van artikel 8:74, eerste lid, van de Awb de door eiseressen betaalde griffierechten te vergoeden.

De rechtbank ziet voorts aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb te veroordelen in de kosten die eiseressen in verband met de behandeling van de beroepen redelijkerwijs hebben moeten maken. Op 1 oktober 2009 is in werking getreden het Besluit houdende aanpassing van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) in verband met de indexering van bedragen in die bijlage. Artikel II van het Besluit bepaalt dat ten aanzien van bezwaar of beroep dat vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit is ingesteld, de bijlage bij het Bpb van toepassing blijft zoals die luidde vóór de inwerkingtreding van dit besluit. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de beroepen van eiseressen samenhangende zaken in de zin van het Bpb. Met inachtneming hiervan zijn de kosten in verband met de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) vastgesteld op € 644,-- (1 punt voor het beroepschrift alsmede het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 322,-- en wegingsfactor 1). De rechtbank is niet gebleken dat eiseressen in beroep nog andere kosten hebben moeten maken die op grond van het Bpb voor vergoeding in aanmerking komen.

2.4.8. Gezien het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.

3. Beslissing

De rechtbank 's-Gravenhage:

-verklaart de beroepen gegrond;

-vernietigt de bestreden besluiten;

-bepaalt dat verweerder aan eiseressen de door hen betaalde griffierechten ten bedrage van in totaal € 300,-- vergoedt;

-veroordeelt verweerder in de proceskosten die eiseressen in verband met de behandeling van de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken, welke kosten worden begroot op in totaal € 644,-- ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, te betalen aan eiseressen.

Aldus gegeven door mr. B. van Velzen, rechter, en door deze en mr. N. Jansen, griffier, ondertekend.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op: 24 november 2009

Afschrift verzonden op:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature