Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Verruimde gezinshereniging / artikel 8 EVRM / belangenafweging / bijzondere omstandigheden

De rechtbank is van oordeel dat de door verweerder gemaakte belangenafweging de aan de rechtbank toekomende toets niet kan doorstaan. Tussen partijen is niet in geschil dat er sprake is van gezinsleven tussen eiseres en haar adoptiefouders en dat het bestreden besluit een inmenging oplevert in het recht op eerbiediging van dat familie- of gezinsleven. Enkel doordat eiseres ten tijde van de bekrachtiging van haar adoptie meerderjarig geworden was, heeft zij door die adoptie niet de Nederlandse nationaliteit verkregen (artikel 5, eerste lid, onder d, van de Rijkswet op het Nederlanderschap). Onbestreden is dat deze late bekrachtiging van het adoptievonnis niet aan eiseres of haar ouders kan worden toegerekend. Deze bijzondere omstandigheden (de adoptie en de late bekrachtiging daarvan buiten toedoen van eiseres en haar ouders) heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte niet van doorslaggevend belang laten zijn bij de belangenafweging in het kader van de toetsing ingevolge het bepaalde artikel 8 van het EVRM . De rechtbank vermag niet in te zien dat het door verweerder gevoerde restrictieve toelatingsbeleid in het gedrang komt dan wel dat het economisch welzijn van Nederland op zodanige wijze wordt geschaad dat die belangen moeten prevaleren. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat eiseres al sinds jaren in haar eigen onderhoud voorziet. Beroep gegrond.

Uitspraak



RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE

Zittinghoudende te Roermond

Sector bestuursrecht, meervoudige kamer

Vreemdelingenkamer

Procedurenummer: AWB 08 / 397

Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

inzake

[eiseres], eiseres,

gemachtigde mr. J.W. van de Wege, advocaat te Eindhoven,

tegen

de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.

1. Procesverloop

1.1. In deze uitspraak wordt onder verweerder tevens verstaan de rechtsvoorgangers van de Staatssecretaris van Justitie, als het bevoegde bestuursorgaan in procedures als de onderhavige.

1.2. Bij fax van 2 januari 2008 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 10 december 2007. Bij dit besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres van 12 mei 2004, gericht tegen het besluit van 19 april 2004, ongegrond verklaard. Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder de aan eiseres verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) ingetrokken, alsmede geweigerd de aan die verblijfsvergunning verbonden beperking te wijzigen. Bij schrijven van 6 februari 2008 heeft eiseres de gronden van het beroep ingediend.

1.3. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. De ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan eiseres gezonden.

1.4.De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 17 september 2008, alwaar eiseres in persoon is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.J.M.F.P. Wouters.

2. Overwegingen

2.1. Eiseres, geboren op [1980] en van Braziliaanse nationaliteit, heeft op 29 augustus 2003 een aanvraag ingediend tot het wijzigen van de beperking verbonden aan de haar verleende verblijfsvergunning. Eiseres beoogt met die aanvraag dat de aan haar verblijfsvergunning verbonden beperking ‘verblijf bij partner [naam partner], arbeid vrij toegestaan’, wordt gewijzigd in de beperking ‘verruimde gezinshereniging bij ouders, arbeid vrij toegestaan’.

2.2. Verweerder heeft de verblijfsvergunning regulier van eiseres, verleend onder de beperking ‘voor verblijf bij partner [naam partner]’, ingetrokken en geweigerd de aan die vergunning verbonden beperking in vorenbedoelde zin te wijzigen.

2.3. Het door eiseres tegen dit besluit gemaakte bezwaar van 12 mei 2004 heeft verweerder ongegrond verklaard bij besluit van 21 november 2005.

2.4. Bij uitspraak van 23 oktober 2007 (AWB 05/56311) heeft deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, het door eiseres tegen dit besluit op bezwaar ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit vernietigd.

2.5. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder opnieuw op het bezwaar van eiseres beslist.

2.6. Mede gezien de inhoud van voornoemde uitspraak, stelt de rechtbank vast dat de kern van het voorliggende geschil is gelegen in de vraag in hoeverre eiseres een recht op voortzetting van haar verblijf in Nederland kan ontlenen aan artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Zoals ter zitting is vastgesteld is tussen partijen niet in geschil dat er sprake is van gezinsleven tussen eiseres en haar adoptiefouders en dat het bestreden besluit een inmenging oplevert in het recht op eerbiediging van dat familie- of gezinsleven. Aan de orde is dus de vraag of die inmenging gerechtvaardigd is.

2.7. De rechtbank overweegt als volgt.

2.7.1. Artikel 8 van het EVRM bepaalt als volgt.

“1. Eenieder heeft recht op respect voor zijn privé-leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.

2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voorzover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.”

2.7.2. Volgens onderdeel B2/10.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc 2000) dient, indien na de toetsing aan de voorgaande hoofdstukken de vreemdeling geen verblijfsvergunning in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming wordt verleend, in alle gevallen getoetst te worden aan artikel 8 van het EVRM .

2.7.3. In het kader van die toetsing dient in alle gevallen een belangenafweging plaats te vinden.

2.7.4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de belangen van verweerder zwaarder dienen te wegen dan die van eiseres. Verweerder heeft in dit verband twee belangen genoemd, te weten: het voeren van een restrictief toelatingsbeleid en het economisch welzijn van Nederland.

2.8. De rechtbank is van oordeel dat de door verweerder gemaakte belangenafweging de aan de rechtbank toekomende toets niet kan doorstaan. Hiertoe wordt als volgt overwogen.

Eiseres heeft diverse belangen aangevoerd in het kader van de belangenafweging. Belangen die op zich zelf bezien in meer zaken van vreemdelingen die een verblijfsvergunning wensen te verkrijgen spelen. In het geval van eiseres is echter sprake van een (bijkomende) bijzondere omstandigheid. Eiseres is een adoptief kind. De adoptieprocedure van eiseres is blijkens de gedingstukken gestart op

10 december 1996. Eiseres was toen 16 jaar. Pas op 20 september 2001, derhalve op een datum dat eiseres reeds meerderjarig was, is deze adoptie bekrachtigd. Enkel doordat eiseres reeds meerderjarig was ten tijde van die bekrachtiging voldoet eiseres niet aan de voorwaarde gesteld in artikel 5, eerste lid, onder d, van de Rijkswet op het Nederlanderschap , hetgeen voor eiseres betekende dat zij door de adoptie niet het Nederlanderschap heeft kunnen verkrijgen. Onbestreden is dat deze late bekrachtiging van het adoptievonnis niet aan eiseres of haar ouders kan worden toegerekend. Deze bijzondere omstandigheden (de adoptie en de late bekrachtiging daarvan buiten toedoen van eiseres en haar ouders) heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte niet van doorslaggevend belang laten zijn bij de belangenafweging in het kader van de toetsing ingevolge het bepaalde artikel 8 van het EVRM . Daarbij heeft de rechtbank verder in acht genomen dat tijdens het verhandelde ter zitting onbetwist is komen vast te staan dat eiseres reeds gedurende jaren in haar eigen onderhoud voorziet. Gesteld noch gebleken is dat in deze situatie op korte termijn verandering zal komen.

Gelet op deze bijzondere omstandigheden vermag de rechtbank dan ook niet in te zien dat in het geval van eiseres het door verweerder gevoerde restrictieve toelatingsbeleid in het gedrang komt dan wel het economisch welzijn van Nederland op zodanige wijze wordt geschaad dat die belangen moeten prevaleren.

2.9. Dit leidt tot het oordeel dat het beroep gegrond zal worden verklaard wegens strijd met artikel 8 van het EVRM . Het bestreden besluit zal derhalve worden vernietigd. De rechtbank zal tevens bepalen dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank ziet tevens aanleiding om te bepalen dat verweerder dit nieuwe besluit zal dienen te nemen binnen zes weken na verzending van deze uitspraak.

2.10. De rechtbank acht verder termen aanwezig om verweerder op grond van het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met deze procedure, een en ander overeenkomstig de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen worden twee punten toegekend (één punt voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting) met een waarde van EUR 322, per punt. Het gewicht van de zaak wordt bepaald op gemiddeld, hetgeen correspondeert met de wegingsfactor één.

Aangezien ten behoeve van eiseres een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb de betaling van dit bedrag te geschieden aan de griffier van de rechtbank.

2.11. Tevens zal de rechtbank bepalen dat aan eiseres het betaalde griffierecht ten bedrage van EUR 143,-- dient te worden vergoed.

2.12. Mitsdien wordt beslist als volgt.

3. Beslissing

De rechtbank:

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt het bestreden besluit van verweerder van 10 december 2007;

bepaalt dat verweerder binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;

veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiseres begroot op EUR 644,-- (zijnde de kosten van de rechtsbijstand), te vergoeden door de Staat der Nederlanden aan de griffier van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond;

bepaalt dat de Staat der Nederlanden aan eiseres het gestorte griffierecht ten bedrage van EUR 143,-- volledig vergoedt.

Aldus gedaan door mr. F.H. Machiels, B.W.P.M. Corbeij-Smits en M.I.J. Hegeman (voorzitter) in tegenwoordigheid van mr. E.M.J. Clermonts als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2008.

Voor eensluidend afschrift:

de wnd. griffier,

verzonden op: 30 oktober 2008

Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "hoger beroep vreemdelingenzaken", Postbus 16113, 2500 BC te ’s-Gravenhage. Ingevolge artikel 85 van de Vw 2000 bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak. Artikel 6:5 van de Awb bepaalt onder meer dat bij het beroepschrift een afschrift moet worden overgelegd van de uitspraak.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature