U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) heeft recentelijk een nieuw planningskader ingevoerd voor het verrichten van de verplichte officiële controles van vlees en vleesproducten bij slachterijen. Het planningskader is vastgelegd in de ministeriële regeling 'Regeling retributies veterinaire en hygiënische aangelegenheden' . Hierin is bepaald dat slachterijen controle-aanvragen vóór 07.00 uur op de dag voorafgaand aan de uit te voeren controlewerkzaamheden bij de VWA moeten indienen. Voorheen was dit 14.00 uur op de dag voorafgaand aan de uit te voeren controlewerkzaamheden.

De Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV) kan zich niet verenigen met het nieuwe planningskader en vordert buitenwerkingstelling van de regeling. Volgens COV leidt het planningskader tot onwerkbare situaties, omdat het niet mogelijk zou zijn om binnen de nieuwe aanvraagtermijn aan te geven hoeveel slachtingen op een bepaalde dag zullen worden uitgevoerd. Indien de slachtcapaciteit niet volledig kan worden benut omdat geen VWA-personeel beschikbaar is, kunnen leveranciers en afnemers niet optimaal worden bediend. Veehouders zullen daardoor uitwijken naar buitenlandse slachterijen, met een verslechtering van de concurrentiepositie van de COV-leden als gevolg. COV stelt verder dat ook het dierenwelzijn in het geding is omdat slachtvee langer op de slachterijen zal moeten blijven. Volgens COV heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit geen rekening gehouden met deze bezwaren, waardoor de Regeling wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het verbod van willekeur onrechtmatig is. In de visie van COV is de Regeling voorts in strijd met EU-gemeenschapsrecht.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat de doelstelling van de Regeling, het vergroten van de efficiëntie bij de VWA en daarmee een kostenbeheersing, tussen partijen niet ter discussie staat. Hiermee is tevens het - gewichtige - belang van de Staat gegeven. Anderzijds zijn de belangen aan de zijde van COV naar voorlopig oordeel minder klemmend, nu de bezwaren van COV allerminst zeker zijn te noemen. Daarom wordt geoordeeld dat de afweging van de Minister in redelijkheid tot de gekozen uitkomst heeft kunnen leiden. Binnen het beperkte kader van dit kort geding kan daarom niet met de hier vereiste hoge mate van aannemelijkheid worden geconcludeerd dat sprake is van onzorgvuldigheid of onevenredigheid ten opzichte van de bij COV aangesloten leden of de slachterijbranche in het algemeen. De door COV aangevoerde strijdigheid met het gemeenschapsrecht is evenmin aannemelijk geworden. Een en ander voert tot de slotsom dat de Regeling niet, althans niet onmiskenbaar, onverbindend is. De vorderingen worden afgewezen met veroordeling van COV, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten.

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector civiel recht - voorzieningenrechter

Vonnis in kort geding van 15 augustus 2008,

gewezen in de zaak met zaak- en rolnummer 314282 / KG ZA 08/839 van:

de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid

Centrale Organisatie voor de Vleessector,

gevestigd te Zoetermeer,

eiseres,

procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,

advocaat mr. S.M. Goossens te Amsterdam,

tegen:

de Staat der Nederlanden (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, althans de Voedsel en Waren Autoriteit),

zetelende te 's-Gravenhage,

gedaagde,

procureur mr. E.C. Pietermaat.

Partijen zullen hierna worden aangeduid als 'COV' en 'de Staat'.

1. De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 5 augustus 2008 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.

1.1. COV behartigt de belangen van bedrijven in de vlees- en vleesbewerkende sector in het algemeen en die van haar leden in het bijzonder. De bedrijfswerkzaamheden van deze leden betreffen het slachten van dieren, het bewerken van de daaruit voortvloeiende producten en de handel daarin. De bij COV aangesloten leden zijn verwantwoordelijk voor ruim 90% van de totale Nederlandse omzet van vlees en vleesproducten.

1.2. De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA), onderdeel van de Staat, is belast met de communautair voorgeschreven officiële controles van vlees en vleesproducten. Deze controles worden door officiële dierenartsen en assistenten op aanvraag van het bedrijfsleven uitgevoerd. De VWA maakt bij het plannen van de controlewerkzaamheden gebruik van een planningskader. Voor de controlewerkzaamheden zijn de aanvragers aan de VWA een vergoeding (retributie) verschuldigd.

1.3. Bij brief van 8 september 2006 heeft de VWA aan COV bericht dat vanwege een onder druk staande planning bij de VWA en inefficiënties in de werkzaamheden behoefte bestaat aan een nieuw planningskader. De brief verwijst naar een bijgevoegde nota waarin de contouren van een nieuw planningskader worden geschetst. De brief bevat voorts een uitnodiging aan COV om in dit kader van gedachten te wisselen. De VWA heeft vervolgens over het nieuwe planningskader overleg gevoerd met diverse brancheorganisaties, waaronder COV.

1.4. Bij brief van 22 oktober 2007 heeft de VWA COV geïnformeerd over de landelijke invoering per 15 november 2007 van een nieuw planningskader waarbij aanvragen tot 07.00 uur op de dag voorafgaand aan de uit te voeren controlewerkzaamheden bij de VWA moeten worden ingediend.

1.5. Met een brief van 26 oktober 2007 heeft het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) COV voorzien van de conceptregeling Regeling retributies veterinaire en hygiënische aangelegenheden met het verzoek om commentaar op deze conceptregeling. In de conceptregeling is de in 1.4 vermelde (nieuwe) aanvraagtermijn opgenomen. Daarmee werd voorgesteld de toen formeel geldende aanvraagtermijn tot 14.00 uur op de dag voorafgaand aan de uit te voeren controlewerkzaamheden te wijzigen naar 07.00 uur op deze voorafgaande dag.

1.6. Bij brief van 22 november 2007 heeft COV tegenover LNV commentaar geleverd op de conceptregeling en daarbij bezwaren geuit tegen de aanvraagtermijn.

1.7. Met een brief van 30 november 2007 heeft COV LNV verzocht de aanvraagtermijn in te trekken. LNV heeft hieraan geen gevolg gegeven.

1.8. Op 1 maart 2008 is de Regeling retributies veterinaire en hygiënische aangelegenheden in werking getreden (Stcrt 2007, 247; hierna: de Regeling). Artikel 55 van de Regeling luidt:

1. De aanbieder meldt de werkzaamheden die hij door de officiële dierenartsen of officiële assistenten wenst te laten verrichten, schriftelijk bij de VWA, uiterlijk vóór 07:00 uur op de werkdag voorafgaand aan de dag van de voorgenomen uitvoering van de werkzaamheden zoals deze zijn aangemeld.

2. In afwijking van het eerste lid, meldt de aanbieder de werkzaamheden, bedoeld in de artikelen 3, 4, 5, 6, 7 en 8, die hij door de offici ële dierenartsen of officiële assistenten wenst te laten verrichten, schriftelijk bij de VWA, uiterlijk vóór 14:00 uur op de werkdag voorafgaand aan de dag van de voorgenomen uitvoering van de werkzaamheden zoals deze zijn aangemeld.

3. In afwijking van het eerste en tweede lid, meldt de aanbieder de werkzaamheden die hij door de officiële dierenartsen of officiële assistenten op een zaterdag, zondag, algemeen erkende feestdag, onderscheidenlijk op een werkdag tussen 18.00 uur en 06.00 uur wenst te laten verrichten, schriftelijk bij de VWA, uiterlijk zes weken vóór de werkdag voorafgaand aan de dag van de voorgenomen uitvoering van de werkzaamheden zoals deze zijn aangemeld.

4. Indien de in het eerste, tweede onderscheidenlijk derde lid bedoelde werkzaamheden later zijn aangemeld dan op de werkdag en het tijdstip, bedoeld in het eerste, tweede onderscheidenlijk derde lid, zullen de aangevraagde werkzaamheden niet worden uitgevoerd op de daartoe aangevraagde dag, en dient de aanbieder voor de uitvoering van die werkzaamheden een nieuwe aanvraag in te dienen.

5. Het vierde lid is niet van toepassing, indien de aanbieder die de werkzaamheden later heeft aangemeld dan op de werkdag en het tijdstip, bedoeld in het eerste tweede onderscheidenlijk derde lid, ten genoegen van de VWA aantoont dat de te late aanmelding is veroorzaakt door omstandigheden die redelijkerwijs niet voor rekening of risico van de aanbieder komen.

1.9. Voormeld artikel is uitgewerkt in de vaste gedragslijn van de VWA, gepubliceerd onder de titel 'Planningskader VWA werkzaamheden op aanvraag'. De tekst van dat planningskader luidt als volgt:

'In het planningskader zijn voorwaarden beschreven waaraan moet worden voldaan, zodat de VWA de voor het bedrijfsleven uit te voeren keuringswerkzaamheden zo goed en efficiënt mogelijk kan inplannen. Zo helpt het planningskader om de door de VWA te maken en aan de bedrijven in rekening te brengen kosten voor keuringswerkzaamheden zo laag mogelijk te houden. Het betreft activiteiten die dag-, tijd- en plaatsgebonden zijn en waarvoor de VWA een retributie bij de aanvrager in rekening kan brengen. Voor activiteiten inzake import Derde landen (Buitengrens inspectieposten) is een andere regeling uitgewerkt. Het planningskader is afgestemd met het bedrijfsleven en wordt regelmatig geëvalueerd en waar nodig bijgestuurd.

Uitgangspunten voor het nieuwe planningskader

(...)

- Van de aanvrager wordt verwacht dat deze een correcte en realistische planning indient. Indien een aanvrager meermaals onrealistische aanvragen doet, behoudt de VWA zich het recht voor om deze aanvragen naar eigen inzicht aan te passen. Deze aanpassingen worden de aanvrager meegedeeld. Onder 'meermaals onrealistische aanvragen' wordt onder andere verstaan het door de aanvrager 'reserveren' van grotere blokken tijd dan daadwerkelijk benodigd en vervolgens deze aanvragen kort voor de geplande tijd in te trekken of in te korten om daarmee voor zichzelf handelingsvrijheid te creëren.

(...)

De aanvrager dient met volgende regels rekening te houden:

o Te late aanvragen

Aanvragen die te laat worden ingediend, worden in principe niet gehonoreerd. Uitzondering op deze regel is de situatie waarbij buiten de schuld van de aanvrager een calamiteit ontstaat. Indien nodig kunnen per sector, binnen de wettelijke marges, afspraken gemaakt worden over maatwerk voor bijzondere gevallen. Slechte planning van de zijde van de aanvrager of commerciële overwegingen zijn geen calamiteit en worden niet gehonoreerd.

(...)

2. Korte termijnplanning (dagplanning)

Activiteiten zonder vaste afspraak en zonder structureel karakter (volledig marktafhankelijk).

Voor alle sectoren (m.u.v. levend vee niet routine exporten) geldt dat werkzaamheden tot 07.00 uur op de werkdag voorafgaand aan de uit te voeren werkzaamheden ingediend kunnen worden. Na 07.00 uur is het loket voor het indienen van aanvragen voor uitvoering op de volgende werkdag gesloten en worden deze niet meer in behandeling genomen. De aanvrager kan dan wel een (nieuwe) aanvraag indienen voor uitvoering op een een daaropvolgende werkdag. Uitzondering hierop vormen calamiteiten. Bij calamiteiten is maatwerk en dus overleg tussen aanvrager en VWA noodzakelijk. Uiteindelijk bepaalt de VWA of er daadwerkelijk sprake is van een calamiteit.'

1.10. Op 21 maart 2008 hebben COV en de VWA, laatstgenoemde onder voorbehoud van goedkeuring door LNV, overeenstemming bereikt over een versoepeling van de aanvraagtermijn in deze zin, dat tot 12.00 uur op de dag voorafgaand aan de dag van de voorgenomen uitvoering varkensslachterijen tot 30 minuten en runder- en kalverslachterijen tot 60 minuten zonder bijkomende kosten de aanvraag kunnen afmelden.

1.11. Begin april 2008 heeft LNV aangegeven niet in te stemmen met voormeld compromis.

1.12. In haar brief aan COV van 6 juni 2008 heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de Minister) het verlaten van het ultieme aanvraagtijdstip van 07.00 uur naar 12.00 uur voor maximaal zestig minuten korter slachten aangemerkt als een majeure aanpassing in het planningskader. In de brief wordt COV voor het bereiken van overeenstemming over majeure aanpassingen in het VWA-planningskader verwezen naar in het najaar 2008 te houden vervolggesprekken over het convenant roodvleeskeuring.

2. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer

2.1. COV vordert, zakelijk weergegeven:

i. primair het door de VWA gehanteerde nieuwe planningskader als bedoeld in artikel 55 van de Regeling en daarop gebaseerde beleidsregels jegens COV c.s. buiten werking te stellen, althans dit nieuwe kader voorlopig geheel of gedeeltelijk in haar werking jegens COV c.s. te schorsen en buiten toepassing te verklaren, althans de Staat te bevelen het nieuwe planningskader jegens COV c.s. niet toe te passen en door zijn ambtenaren niet te doen toepassen, en de termijn voor het bij de VWA indienen van aanvragen op grond van communautair verplicht voorgeschreven keuringen en sanitaire controles te bepalen op 14.00 uur voorafgaand aan de dag van de voorgenomen uitvoering, tot het tijdstip dat de evaluatie van het derde kwartaal van het nieuwe planningskader in oktober 2008 met de VWA heeft plaatsgevonden;

ii. subsidiair het door de VWA gehanteerde nieuwe planningskader als bedoeld in artikel 55 van de Regeling en daarop gebaseerde beleidsregels jegens COV c.s. buiten werking te stellen, althans dit nieuwe kader voorlopig geheel of gedeeltelijk in haar werking jegens COV c.s. te schorsen en buiten toepassing te verklaren, althans de Staat te bevelen het nieuwe planningskader jegens COV c.s. niet toe te passen en door zijn ambtenaren niet te doen toepassen, en de termijn voor het bij de VWA indienen van aanvragen op grond van communautair verplicht voorgeschreven keuringen en sanitaire controles te bepalen op 12.00 uur voorafgaand aan de dag van de voorgenomen uitvoering, tot het tijdstip dat de evaluatie van het derde kwartaal van het nieuwe planningskader in oktober 2008 met de VWA heeft plaatsgevonden;

iii. meer subsidiair het door de VWA gehanteerde nieuwe planningskader als bedoeld in artikel 55 van de Regeling en daarop gebaseerde beleidsregels jegens COV c.s. buiten werking te stellen, althans dit nieuwe kader voorlopig geheel of gedeeltelijk in haar werking jegens COV c.s. te schorsen en buiten toepassing te verklaren, althans te bepalen dat COV c.s. tot 12.00 uur op de dag voorafgaand aan de dag van de voorgenomen uitvoering varkensslachterijen tot 30 minuten zonder bijkomende kosten de aanvraag kunnen afmelden en runder- en kalverslachterijen tot 60 minuten zonder bijkomende kosten de aanvraag kunnen afmelden, tot het tijdstip dat de evaluatie van het derde kwartaal van het nieuwe planningskader in oktober 2008 met de VWA heeft plaatsgevonden;

iv. althans zodanige voorzieningen te gelasten als de voorzieningenrechter passend en doeltreffend lijken;

v. alles op straffe van een aan COV te verbeuren dwangsom voor elke gedraging van de Staat of een van zijn ambtenaren in strijd met voormelde bevelen.

2.2. Daartoe voert COV het volgende aan.

COV c.s. kunnen zich niet met het nieuwe planningskader verenigen. Zo is het nauwelijks mogelijk binnen de nieuwe aanvraagtermijn aan te geven hoeveel slachtingen op een bepaalde dag zullen worden uitgevoerd. Immers, het aanbod van slachtvee wordt grotendeels pas in de loop van de dag vóór slachting bepaald, waarbij de precieze aanvoer onduidelijk is en daarvan kan geen nauwkeurige inschatting worden gemaakt. Voorts kunnen externe factoren waarop de leden van COV geen invloed hebben, zoals het weer, seizoensinvloeden, dierziektes en plotselinge wijzigingen in vraag, dit aanbod beïnvloeden. Bedrijven vragen daarom noodgedwongen ruim aan. Dit brengt hogere kosten mee, omdat de aangevraagde tijd betaald moet worden, onafhankelijk van de vraag of geslacht wordt of niet.

Verder leidt het nieuwe planningskader ertoe dat slachtdieren die op een bepaalde dag zijn aangevoerd, maar waarvan de aanvoer niet exact voorspeld kon worden vóór het tijdstip waarop de werkzaamheden definitief dienden te worden aangevraagd, niet kunnen worden geslacht. Dieren zullen hierdoor langer moet doorbrengen op de slachterij die hiervoor niet is ingericht. Dit is onwenselijk vanuit het oogpunt van dierenwelzijn.

Het nieuwe planningskader heeft daarnaast bijzonder nadelige gevolgen voor de concurrentiepositie van de bij COV aangesloten leden, in het bijzonder de slachterijen waar volcontinu wordt geslacht en die daarom aan permanent toezicht en controle van de VWA zijn onderworpen. Indien de slachtcapaciteit niet volledig kan worden benut omdat geen VWA-personeel beschikbaar is, kunnen leveranciers en afnemers niet optimaal worden bediend. De verwachting is gerechtvaardigd dat afnemers op zoek zullen gaan naar leveranciers in landen waar de productie flexibeler is en dat leveranciers, in het bijzonder varkenshouders, hun dieren bij buitenlandse slachterijen zullen gaan aanbieden. Als gevolg hiervan zal de positie en het marktaandeel van de leden van COV op de internationale markt afnemen en voor de dieren de transportduur toenemen.

COV heeft na langdurig en moeizaam overleg op ambtelijk niveau met de VWA op 21 maart 2008 overeenstemming bereikt over een versoepeling van het planningskader tot de eerstvolgende evaluatie. De Minister heeft echter zonder opgaaf van redenen, althans zonder deugdelijke onderbouwing, aan deze overeenstemming de vereiste goedkeuring onthouden.

Het nieuwe planningskader heeft ingrijpende gevolgen voor de bij COV aangesloten leden, zodat de Staat de grootst mogelijke zorgvuldigheid dient te betrachten. Desondanks en niettegenstaande het voordurend overleg heeft de Staat zich echter niets van de bezwaren van COV c.s. aangetrokken. Dit is jegens COV c.s. onzorgvuldig en onrechtmatig.

In de tweede plaats is het ongewijzigd handhaven van het nieuwe planningskader in strijd met het verbod van willekeur. In aanmerking genomen de belangen die ten tijde van het tot stand brengen van de wijziging bekend waren en waarop COV c.s. de Staat van meet af aan en bij herhaling op hebben gewezen, had de Staat niet in redelijkheid tot de bestreden verkorting van de aanvraagtermijn kunnen overgaan.

In de derde plaats is twijfelachtig of het planningskader zich verdraagt met het gemeenschapsrecht, de communautaire hygiëneverordeningen in het bijzonder. Zo zijn lidstaten verplicht over voldoende officieel personeel te beschikken om de vereiste controles met de voorgeschreven frequentie te voldoen (Verordening (EG) 854/2004) en om officiële controles en controletaken doelmatig en correct te kunnen uitvoeren (Verordening (EG) 882/2004). Hiervan is geen sprake. Ten slotte verdraagt het langer dan noodzakelijk laten verblijven van een dier op een slachterij zich niet met Richtlijn 93/119 inzake de bescherming van dieren bij het slachten of doden.

2.3. De Staat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

3. De beoordeling van het geschil

3.1. Nu COV aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd dat de Staat jegens haar onrechtmatig handelt, is de burgerlijke rechter - in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding - bevoegd tot kennisneming van de vorderingen. COV is in haar vorderingen ook ontvankelijk. Zij keert zich tegen een ministeriële regeling die een algemeen verbindend voorschrift inhoudt. COV keert zich voorts tegen het hierop gebaseerde planningskader van de VWA dat, bij gebreke aan een vaststelling bij besluit in de zin van artikel 1:3 lid 1 Algemene wet bestuursrecht (Awb), niet als beleidsregel in de zin van lid 4 van dit artikel in samenhang met artikel 4:81 Awb kan worden aangemerkt, maar als een vaste gedragslijn. Voor COV staat geen andere rechtsgang open voor het bereiken van hetgeen zij met haar vorderingen beoogt.

3.2. COV is een belangenorganisatie voor slachterijen en voldoet aan de eisen van artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek . Dit is tussen partijen overigens niet in geschil. COV is ook in dit opzicht dus ontvankelijk in haar vorderingen.

3.3. De vorderingen van COV richten zich in hoofdzaak tegen de Staat als wetgever. Met haar vorderingen wil zij een algemeen verbindend voorschrift - een maatregel van materiële wetgeving - buiten werking doen stellen. Het betreft artikel 55 van de Regeling, een ministeri ële regeling gebaseerd op de Landbouwwet en de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Voor het treffen van de gevorderde voorzieningen, of van een andere voorziening met hetzelfde effect, is nodig dat de maatregel in strijd is met hogere regelgeving of algemene rechtsbeginselen. Voor ingrijpen bij wijze van voorlopige voorziening is slechts plaats indien de bestreden maatregel onmiskenbaar onverbindend is. Deze terughoudendheid hangt samen met het gegeven dat de rechter niet tot taak heeft om de waarde of het maatschappelijke gewicht van de belangen die op dit terrein spelen, vast te stellen of te wegen. Deze taak is bij uitstek voorbehouden aan de wetgever. Het domein van de rechter is beperkt tot de - zoals gezegd terughoudende - toetsing van de rechtmatigheid van de bestreden maatregel. Daarbij past de kortgedingrechter in elk geval een terughoudende opstelling.

3.4. Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat over de Regeling en het planningskader vanuit LNV en de VWA vrij uitvoerig overleg is geweest met de branche, ook met COV. COV heeft dit op zichzelf ook niet tegengesproken. Zij stelt echter dat uiteindelijk met de bezwaren en belangen van haar leden geen, althans volstrekt onvoldoende rekening is gehouden. COV voert aan dat artikel 55 van de Regeling en het hierop gebaseerde planningskader aldus tot stand zijn gekomen in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer in het bijzonder het materiële zorgvuldigheidsbeginsel en het verbod van willekeur.

3.5. Deze beginselen verplichten de Minister om de betrokken belangen bij haar besluitvorming af te wegen, waarbij de belangenafweging niet mag leiden tot onevenredige nadelige gevolgen voor belanghebbenden in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Hieruit volgt tegelijkertijd dat de Minister een zekere mate van beoordelingsvrijheid heeft bij het bepalen van de manier waarop en wanneer de onder haar verantwoordelijkheid werkzame dierenartsen en assistenten hun werkzaamheden verrichten. COV heeft dit ook niet weersproken. Ter beoordeling is aldus of de afweging van de Minister in redelijkheid tot de gekozen uitkomst heeft kunnen leiden.

3.6. Vooropgesteld wordt dat de doelstelling van de Regeling, het vergroten van de efficiëntie bij de VWA en daarmee een kostenbeheersing, tussen partijen niet ter discussie staat. Hiermee is tevens het - gewichtige -belang van de Staat gegeven. Anderzijds zijn de belangen aan de zijde van COV naar voorlopig oordeel minder klemmend. In het bijzonder kan niet worden geconcludeerd dat het nieuwe planningskader zou leiden tot onwerkbare situaties voor slachterijen, zoals COV stelt. Zonder nadere onderbouwing - die ontbreekt - valt vooralsnog niet goed in te zien waarom slachterijen ten tijde van het uiterste aanvraagtijdstip geen adequate schatting zouden kunnen maken van het aanbod van slachtvee. Het ligt in de rede dat slachterijen hiervoor duidelijke afspraken met veehouders kunnen maken. Uit niets blijkt dat dit feitelijk onmogelijk zou zijn. Daarnaast heeft de Staat genoegzaam toegelicht dat het planningskader met de mogelijkheid om ruimer aan te vragen voldoende flexibel is en tegemoet kan komen aan calamiteiten. Het COV heeft tegenover het verweer van de Staat evenmin aannemelijk kunnen maken dat handhaving van het nieuwe planningskader de internationale concurrentiepositie van haar leden aantast. Zij heeft zich in dit opzicht beperkt tot het uiten van een loutere veronderstelling. Zo is nog onduidelijk of veehouders vanwege de gestelde effecten van het planningskader op de capaciteit van slachterijen inderdaad hun toevlucht zullen nemen tot buitenlandse slachterijen. COV heeft niet bestreden dat ook andere factoren van invloed zijn op een beslissing van veehouders om uit te wijken naar het buitenland, zoals verschillen in prijs, kwaliteit en service en de omstandigheid dat een exportvergunning van de VWA is vereist om dieren in het buitenland te laten slachten. In het licht van het voorgaande wordt geoordeeld dat de afweging van de Minister in redelijkheid tot de gekozen uitkomst heeft kunnen leiden. Hetzelfde geldt, goeddeels op dezelfde gronden, voor haar weigering om het compromis tussen COV en de VWA van 21 maart 2008 goed te keuren onder de verwijzing naar de evaluatie van het planningskader in het najaar van 2008.

3.7. Aan de orde is dan de gestelde strijdigheid van het planningskader met het gemeenschapsrecht. Anders dan COV heeft betoogd, kan in de onder 2.2. aangehaalde communautaire regelgeving geen onbegrensde verplichting van de VWA worden gelezen om steeds over voldoende personeel te beschikken voor het verrichten van de vereiste controlewerkzaamheden, ongeacht de vraag van slachterijen. De bewoordingen noch de totstandkomingsgeschiedenis van de desbetreffende bepalingen dwingen tot deze vergaande uitleg. Zolang de VWA aan de in deze verordeningen vastgelegde voorschriften blijft voldoen, hetgeen COV niet heeft betwist, valt niet goed in te zien waarom geen ruimte zou bestaan voor het invoeren van een efficiëntieslag waarmee wordt beoogd om de beschikbaarheid van controlerend personeel te vergroten en de controletarieven te beheersen. Voorts is niet gebleken dat Richtlijn 93/119 handhaving van het planningskader in de weg staat. Deze richtlijn heeft betrekking op de verplichtingen van slachterijen ten aanzien van de omstandigheden waaronder dieren op de slachterij verblijven voorafgaand aan de slacht, een en ander om de dieren vermijdbaar lijden te besparen. De betreffende bepalingen zijn niet gericht tot de VWA en bevatten geen voorschriften voor de maximale duur van het verblijf van slachtvee op slachterijen, nog daargelaten dat de calamiteitenregeling van het planningskader ook toegepast kan worden indien het dierenwelzijnsbelang dit verlangt.

3.8. Binnen het beperkte kader van dit kort geding kan daarom niet met de hier vereiste mate van aannemelijkheid worden geconcludeerd dat sprake is van onzorgvuldigheid of onevenredigheid ten opzichte van de bij COV aangesloten leden of de slachterijbranche in het algemeen. De door COV aangevoerde strijdigheid met het gemeenschapsrecht is evenmin aannemelijk geworden. Een en ander voert tot de slotsom dat de bestreden maatregel niet, althans niet onmiskenbaar, onverbindend is. Bij deze uitkomst behoren de vorderingen geheel te worden afgewezen met veroordeling van COV, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van dit geding.

4. De beslissing

De voorzieningenrechter:

- wijst de vorderingen af;

- veroordeelt COV in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.070,--, waarvan € 816,-- aan salaris procureur en € 254,-- aan griffierecht.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en uitgesproken ter openbare zitting van 15 augustus 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.

mlh


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature