Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Mvv-procedure / middelenvereiste / overwerk toeslagen / kennelijk onredelijk beleid

De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of verweerders beleid, waarin is bepaald dat alleen het laagste maandelijkse bedrag mag worden opgeteld bij het contractueel vastgestelde nettoloon en het niet is toegestaan de over een heel jaar extra verdiende inkomsten te middelen om dit vervolgens bij het netto maandinkomen op te tellen als kennelijk onredelijk moet worden aangemerkt. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend, voor zover is bepaald dat het netto-inkomen onafgebroken ten minste twaalf maanden enkel mag worden aangevuld met het laagste maandelijkse bedrag aan overwerkvergoeding, onregelmatigheidstoeslag of fooien om te kunnen voldoen aan de hoogte van het gestelde middelenvereiste. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 5 december 2006 (LJN AZ5087). In deze uitspraak heeft deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, - samengevat - geoordeeld dat bij deze invulling van het beleid geen rekening wordt gehouden met hetgeen in een arbeidsverhouding algemeen gebruikelijk is, zoals het optreden van ziekte en het opnemen van vakantie.

Uitspraak



Rechtbank 's-Gravenhage

zittinghoudende te Amsterdam

enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken

Uitspraak

artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

jo artikel 71 en 72, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw 2000)

reg. nr.: AWB 07/37768

V-nr.: [nummer]

inzake:

[eiser], geboren op [geboortedatum] 1980, van Marokkaanse nationaliteit, wonende te Marokko, eiser,

gemachtigde: mr. M. Terpstra, advocaat te Amsterdam,

tegen:

de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder,

gemachtigde: mr. H. van Velzen, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.

I. PROCESVERLOOP

1. Bij besluit van 21 juni 2007 heeft verweerder de aanvraag van 2 april 2007 om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel “gezinsvorming” afgewezen. Het daartegen ingestelde bezwaar is bij besluit van 3 september 2007 ongegrond verklaard. Op 3 oktober 2007 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser ontvangen.

2. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2008. Eiser is daar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig [echtgenote], echtgenote van eiser (hierna: referente).

3. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

II. OVERWEGINGEN

1. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor de gevraagde mvv, omdat referente niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan. De inkomsten die referente ontvangt uit haar arbeidsovereenkomst met ‘Cordaan’ zijn niet voldoende. Immers, haar maandelijkse inkomen is € 1305,73, terwijl de op het moment van de aanvraag vastgestelde inkomensnorm € 1411,50 per maand was. Daarnaast kunnen de door referente verdiende weekend- en nachttoeslagen blijkens het beleid, zoals neergelegd in B1/2.2.3.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (thans vernummerd tot B1/4.3.1 van de Vc 2000), worden aangemerkt als zelfstandige middelen van bestaan in de zin van de Vw 2000. Echter, uit dit beleid volgt eveneens dat slechts het laagste maandelijkse bedrag aan overwerkvergoeding, onregelmatigheidstoeslag of fooien mag worden opgeteld bij het contractueel vastgestelde netto-maandloon (salaris, soldij) en dat het niet is toegestaan de over een heel jaar extra verdiende inkomsten te middelen en dat op te tellen bij het netto-maandinkomen. Ook na optelling van de laagste maandelijkse toeslag is het inkomen van referente echter lager dan de gestelde inkomensnorm.

2. Eiser heeft in zijn beroepsgronden tegen het bestreden besluit primair betoogd dat het beleid van verweerder dat de nacht- en weekendtoeslagen niet worden gemiddeld, kennelijk onredelijk is. Indien deze toeslagen wel zouden worden gemiddeld, zou referente ruimschoots voldoen aan de gestelde inkomensnorm. Subsidiair is een beroep gedaan op artikel 4:84 van de Awb .

3. De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of verweerders beleid, waarin is bepaald dat alleen het laagste maandelijkse bedrag mag worden opgeteld bij het contractueel vastgestelde nettoloon en het niet is toegestaan de over een heel jaar extra verdiende inkomsten te middelen om dit vervolgens bij het netto maandinkomen op te tellen als kennelijk onredelijk moet worden aangemerkt. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend, voor zover is bepaald dat het netto-inkomen onafgebroken ten minste twaalf maanden enkel mag worden aangevuld met het laagste maandelijkse bedrag aan overwerkvergoeding, onregelmatigheidstoeslag of fooien om te kunnen voldoen aan de hoogte van het gestelde middelenvereiste. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 5 december 2006 (LJN AZ5087). In deze uitspraak heeft deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, - samengevat - geoordeeld dat bij deze invulling van het beleid geen rekening wordt gehouden met hetgeen in een arbeidsverhouding algemeen gebruikelijk is, zoals het optreden van ziekte en het opnemen van vakantie.

4. Nu in het bestreden besluit enkel het laagste maandelijkse bedrag aan weekend- en nachttoeslagen bij het maandloon is opgeteld, is het bestreden besluit genomen in strijd met artikel 3:2 en 7:12 van de Awb . Derhalve zal het beroep gegrond worden verklaard, het bestreden besluit worden vernietigd en bepaald worden dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak.

5. Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder als de in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,-- als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 322,--, wegingsfactor 1).

6. Op grond van het bepaalde in artikel 8:74 van de Awb wijst de recht ¬bank de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon ter ver¬goeding van het door eiser betaalde griffierecht.

III. BESLISSING

De rechtbank

1. verklaart het beroep gegrond;

2. vernietigt het bestreden besluit;

3. bepaalt dat verweerder binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;

4. veroordeelt verweerder in de proceskosten, begroot op € 644,-- (zegge: zeshonderd vierenveertig euro), te betalen door de Staat der Nederlanden aan eiser;

5. wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon ter vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht ad € 143,-- (zegge: eenhonderd drieënveertig euro).

Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Fockens, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Talsma, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2008.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature