U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

aanvraag uitkering WWB afgewezen, verzoek voorlopige voorziening afgewezen, beroep ongegrond.

De rechtbank stelt allereerst vast dat aan de thans in geding zijnde aanvraag ingevolge de WWB van 15 maart 2005 twee eerdere aanvragen zijn voorafgegaan, namelijk die van 4 januari 2005 en van 3 februari 2005, waarop door verweerder afwijzend is beslist. Het beroep tegen de handhaving van deze besluiten (AWB 05/6561 WWB) is tegelijk met het onderhavige beroep ter zitting behandeld en bij uitspraak van 3 augustus 2006 ongegrond verklaard.

De rechtbank overweegt vervolgens dat, in een geval als dit waarbij een aantal aanvragen elkaar opvolgen, als uitgangspunt geldt dat de latere bijstandsaanvraag is aan te merken als een aanvraag als bedoeld in artikel 4:6, eerste lid, van de Awb , tenzij deze latere aanvraag betrekking heeft op een latere ingangsdatum dan de eerdere aanvraag.

Uitspraak



Rechtbank 's-Gravenhage

sector bestuursrecht

tweede afdeling, enkelvoudige kamer

Reg. nr. AWB 05/9332 WWB

UITSPRAAK

als bedoeld in artikel 8:7 7

van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Uitspraak in het geding tussen

[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag, verweerder.

Ontstaan en loop van het geding

Eiseres heeft op 24 maart 2005 een aanvraag ingevolge de WWB ingediend. Deze aanvraag heeft verweerder bij besluit van 17 mei 2005 afgewezen.

Het hangende het bezwaar hiertegen ingediende verzoek om een voorlopige voorziening is door de voorzieningenrechter van deze rechtbank bij uitspraak van 18 juli 2005 (reg. nr. AWB 05/3603 WWB) afgewezen.

Bij besluit van 17 november 2005 heeft verweerder het door eiseres tegen de afwijzing gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij brief van 21 december 2005 heeft eiseres tegen dit besluit beroep ingesteld.

Het beroep is op 6 juli 2006 ter zitting behandeld. Daarbij is eiseres ter zitting verschenen, bijgestaan door mr. J.G.P. de Wit, advocaat te Den Haag. Verweerder was met bericht van verhindering niet ter zitting aanwezig.

Motivering

Artikel 4:6 van de Awb luidt:

1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.

2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.

De rechtbank stelt allereerst vast dat aan de thans in geding zijnde aanvraag ingevolge de WWB van 15 maart 2005 twee eerdere aanvragen zijn voorafgegaan, namelijk die van 4 januari 2005 en van 3 februari 2005, waarop door verweerder afwijzend is beslist. Het beroep tegen de handhaving van deze besluiten (AWB 05/6561 WWB) is tegelijk met het onderhavige beroep ter zitting behandeld en bij uitspraak van 3 augustus 2006 ongegrond verklaard.

De rechtbank overweegt vervolgens dat, in een geval als dit waarbij een aantal aanvragen elkaar opvolgen, als uitgangspunt geldt dat de latere bijstandsaanvraag is aan te merken als een aanvraag als bedoeld in artikel 4:6, eerste lid, van de Awb , tenzij deze latere aanvraag betrekking heeft op een latere ingangsdatum dan de eerdere aanvraag.

Naar het oordeel van de rechtbank doet deze uitzondering zich in dit geval niet voor. Eiseres heeft gelet op de beantwoording van vraag 1.4 van het formulier Aanvraag en Inlichtingen WWB met de onderhavige aanvraag beoogd met ingang van 27 december 2004 bijstand te verkrijgen. Eiseres heeft weliswaar in beroep betoogd dat verweerder ten onrechte van die datum is uitgegaan, omdat niet eiseres maar een medewerker van het CWI de bewuste datum op het formulier heeft ingevuld, maar daar staat tegenover dat eiseres het formulier wel zelf heeft ondertekend. Het moet er derhalve voor worden gehouden dat eiseres met de in geding zijnde aanvraag exact hetzelfde heeft beoogd als met de aanvraag van 4 januari 2005.

Nu met de in geding zijnde aanvraag de verkrijging van bijstand wordt beoogd met ingang van dezelfde datum als de (daaraan voorafgaande) aanvraag van 4 januari 2005, moet worden geconcludeerd dat dit een herhaalde aanvraag is waarop artikel 4:6, eerste lid, van de Awb, van toepassing is. Ingevolge die bepaling was eiseres gehouden bij de onderhavige aanvraag nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.

De rechtbank is, anders dan eiseres heeft betoogd, van oordeel dat in hetgeen zij aan de in geding zijnde aanvraag ten grondslag heeft gelegd geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zoals bedoeld in artikel 4:6, eerste lid, van de Awb , besloten liggen. Eiseres meent weliswaar dat zij in haar brief van 21 april 2005 nieuwe feiten en omstandigheden heeft aangegeven, maar de rechtbank deelt dat standpunt niet. Blijkens de toelichting bij vraag 19 van het formulier behorende bij de aanvraag van 3 februari 2005 heeft eiseres het gegeven dat de heer [A] op 1 februari 2005 de woning heeft verlaten reeds aan die aanvraag ten grondslag gelegd en het gestelde dat haar adres niet langer in onderzoek is in de GBA was ten tijde van het bezwaar tegen het besluit van 20 januari 2005 reeds bekend. Ook in hetgeen eiseres verder nog heeft aangevoerd, liggen naar het oordeel van de rechtbank geen zogeheten nova besloten.

Nu aan de onderhavige aanvraag geen nieuwe feiten en/of veranderde omstandigheden ten grondslag lagen, was verweerder gelet op het bepaalde in artikel 4:6, tweede lid, van de Awb , bevoegd de aanvraag af te wijzen onder verwijzing naar de eerdere afwijzende beslissing van 20 januari 2005.

Niet gebleken is van omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat verweerder niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft mogen maken. In het gegeven dat verweerder in de verklaring van [naam], maatschappelijk werker bij 'Welzijnswerk [naam wijk]' van 7 juli 2005 aanleiding heeft gezien om eiseres met terugwerkende kracht vanaf 31 mei 2005 bijstand te verlenen, ziet de rechtbank in ieder geval geen grond voor het oordeel dat verweerder in plaats van de onderhavige aanvraag vereenvoudigd af te doen, deze in het kader van de heroverweging inhoudelijk had moeten beoordelen en met terugwerkende kracht had moeten honoreren. De bewuste verklaring houdt de bevindingen van een op 7 juli 2005 afgelegd huisbezoek bij eiseres in, is derhalve een momentopname en zegt niets over de situatie van eiseres in de periode van 27 december 2004 tot 7 juli 2005.

Gezien het voorgaande is het beroep ongegrond.

Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De Rechtbank 's-Gravenhage,

RECHT DOENDE:

verklaart het beroep ongegrond.

rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Aldus gegeven door mr. C.F. de Lemos Benvindo in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2006, in tegenwoordigheid van de griffier mr. W. Goederee.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



∧ naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature