Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

De verdachte heeft het slachtoffer met een mes in de hals en borst gestoken. De rechtbank vindt poging tot doodslag bewezen. Beroep op noodweer en noodweerexces verworpen. De rechtbank vindt behandeling van de verdachte noodzakelijk en veroordeelt hem tot een gevangenisstraf van 8 maanden en TBS met voorwaarden.

Uitspraak



Rechtbank Rotterdam

Team straf 3

Parketnummer: 10/700594-16

Parketnummers vorderingen TUL VV: 10/690261-14, 10/103231-15 en 10/711043-16

Datum uitspraak: 25 april 2017

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:

[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,

ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de

Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,

raadsvrouw mr. M.F.A. van Pelt, advocaat te Rotterdam.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 april 2017.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:

bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde;

veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van voorarrest, alsmede tot oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling met voorwaarden (hierna: TBS met voorwaarden);

tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaken met parketnummers 10/690261-14 en 10/711043-16 en van de voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak met parketnummer 10/103231-15;

gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde] , te weten een vergoeding van € 102,15 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

de teruggave aan de verdachte van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 414,30.

4 Waardering van het bewijs

4.1.

Bewijswaardering

4.1.1.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde - kort gezegd de poging doodslag - kan worden bewezen.

4.1.2.

Standpunt verdediging

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat de verdachte geen opzet – ook niet in voorwaardelijke vorm – op de dood van aangever dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever heeft gehad.

4.1.3.

Oordeel rechtbank

primair ten laste gelegde poging tot doodslag

De verdachte bekent te hebben gestoken met een mes. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat in deze situatie sprake was van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden en deze kans heeft aanvaard.

Op grond van de bewijsmiddelen staat buiten redelijke twijfel dat de verdachte de aangever met een mes in de hals en borststreek heeft gestoken. De aangever heeft als gevolg hiervan een steekwond onder het linkeroor in zijn hals met schade aan de grote oorzenuw en een steekwond onder het linker sleutelbeen met schade aan de derde rib en loslating van de long opgelopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat de hals en de borststreek kwetsbare lichaamsdelen zijn waarin zich vitale delen bevinden. Door met een mes in de hals en de borststreek van de aangever te steken heeft de verdachte de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat aangever als gevolg van de aldus ontstane steekletsels zou kunnen komen te overlijden. De verdachte moet zich van deze kans bewust zijn geweest. Zijn gedragingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht geweest op dat gevolg dat het, bij ontbreken van contra-indicaties daarvoor, niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Bij de verdachte is dus sprake geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van aangever.

4.1.4.

Conclusie

De rechtbank acht de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.

4.2.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:

hij op 28 oktober 2016 in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met kracht met een mes heeft gestoken in de nek en in de borststreek, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5 Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

(primair)

poging tot doodslag.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Het feit is dus strafbaar.

6 Strafbaarheid verdachte

6.1.

Standpunt verdediging / officier van justitie

Namens de verdachte is bepleit dat hij ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging, omdat sprake is van noodweerexces. Daartoe is aangevoerd dat er een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de verdachte was door de aangever, die de verdachte hard duwde en ( mogelijk ) sloeg. De verdachte kon zich tegen dit acute gevaar slechts verdedigen door zijn mes uit zijn jaszak te halen en stekende bewegingen met zijn mes te maken in de richting van aangever. Deze verdedigende handeling was het onmiddellijke gevolg van de hevige gemoedstoestand waarin de verdachte op dat moment verkeerde. De verdachte voel.de zich immers ernstig bedreigd door de eerdere achtervolging, door het afsnijden en vervolgens aan de kant gezet worden en het duwen en (mogelijke) slaan door de aangever en de bijrijder. Onder voornoemde omstandigheden, en rekening houdend met de persoonlijkheidsstructuur van de verdachte, kon ook op het moment dat het grootste gevaar (deels) was geweken, nog sprake zijn geweest van een noodweerexcessituatie, aldus de raadsvrouw.

De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de verdachte geen beroep op noodweerexces toekomt vanwege het ontbreken van een noodweersituatie.

6.2.

Beoordeling

Voor een geslaagd beroep op noodweerexces dient allereerst aannemelijk te zijn dat sprake is geweest van (onmiddellijk dreigend gevaar voor) een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding waartegen noodzakelijke verdediging geboden was, met andere woorden of er sprake was van een noodweersituatie. Pas daarna kan aan de orde komen de vraag of van een verontschuldigbare overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging (exces) sprake is geweest.

De rechtbank gaat bij de beoordeling hiervan uit van de volgende feiten en omstandigheden.

De verdachte en zijn vriendin [naam 1] bevinden zich op 28 augustus 2016 in de auto op de [straatnaam] te Rotterdam. [naam 1] bestuurt de auto en de verdachte is bijrijder. Op enig moment komt er een auto naast hen rijden met hierin aangever [naam slachtoffer] en zijn vriend, [naam 3] . [naam 3] bestuurt de auto en aangever is bijrijder. Laatstgenoemden maken contact met [naam 1] waarna zij [naam 1] inhalen. Er worden (deels) uitdagende gebaren over en weer naar elkaar gemaakt en de verdachte gebiedt [naam 1] achter de jongens aan te rijden. [naam slachtoffer] en [naam 3] stoppen op de vluchtstrook waarna de verdachte aan het stuur trekt waardoor [naam 1] genoodzaakt is tevens op de vluchtstrook te stoppen. Zij komt tot stilstand achter de auto van [naam slachtoffer] en [naam 3] . Iedereen stapt uit en er volgt geschreeuw en duw- en trekwerk over en weer. De verdachte en [naam slachtoffer] staan op enig moment tegenover elkaar en er wordt over en weer geschreeuwd, geduwd en getrokken. Dan haalt de verdachte een mes uit zijn jaszak en steekt hij [naam slachtoffer] meerdere keren waarbij laatstgenoemde in zijn hals en in de borststreek wordt geraakt.

Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte geen beroep op noodweer toekomt, nu er voor hem geen noodweersituatie is ontstaan. De verklaring van de verdachte dat zij door [naam slachtoffer] en [naam 3] werden afgesneden en vervolgens door hen van de weg af werden gedrukt wordt niet aannemelijk geacht. Zowel [naam 1] als [naam 3] en [naam slachtoffer] verklaren hier niet over. Na het contact op de snelweg heeft de verdachte [naam 1] geboden om te stoppen, zijn beide auto’s gestopt, zijn de verdachte en [naam slachtoffer] naar elkaar toegelopen en vervolgens heeft de verdachte vrijwel direct, na wat duw- en trekwerk over en weer, [naam slachtoffer] meerdere malen gestoken met een mes.

Alles bijeen genomen en in onderlinge samenhang bezien kan het handelen van de verdachte niet worden aangemerkt als "verdediging", maar moet het – naar de kern bezien – als aanvallend worden gezien, gericht op een confrontatie. Reeds om deze reden komt verdachte geen beroep op noodweer toe en dus ook niet een beroep op noodweerexces.

6.3.

Conclusie

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.

De verdachte is dus strafbaar.

7 Motivering straf en maatregel

7.1.

Algemene overweging

De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

7.2.

Feit waarop de straf is gebaseerd

De verdachte heeft gepoogd het slachtoffer van het leven te beroven door hem meerdere malen met een mes in diens hals en borststreek te steken. Het slachtoffer heeft hierbij een tweetal steekwonden opgelopen met schade aan een rib, een long en de grote oorzenuw. Dat het slachtoffer niet is komen te overlijden is een gelukkige omstandigheid die niet aan de verdachte is te danken. Door zijn handelen heeft de verdachte op zeer ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van feiten als het onderhavige gedurende lange tijd, naast lichamelijke gevolgen, ook negatieve psychische gevolgen daarvan kunnen ervaren. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt ook dat het slachtoffer nog dagelijks last heeft van hetgeen is voorgevallen. Het feit heeft bovendien op klaarlichte dag op de openbare weg (de vluchtstrook van de A15) plaatsgevonden, hetgeen de in de maatschappij levende gevoelens van angst en onveiligheid versterkt.

7.3.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

7.3.1.

Strafblad

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van

21 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten en ten tijde van het plegen van het onderhavige feit in drie proeftijden wegens eerder opgelegde voorwaardelijke straffen liep.

7.3.2.

Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting

Psycholoog [naam deskundige 1] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 6 januari 2017. Dit rapport houdt, voor zover hier van belang, het volgende in.

De verdachte is lijdende aan een stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis en een persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken. De instabiele emotiehuishouding van de verdachte in combinatie met de angstige, kwetsbare en wantrouwende kenmerken in verdachtes persoonlijkheid waren ten tijde van het tenlastegelegde van invloed op zijn gedrag, waarbij alcohol de toch al zwakke innerlijke controlemechanismen verder verzwakte. Vanuit gedragskundig oogpunt kan gesproken worden van een verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid. De emotionele instabiliteit, de innerlijke kwetsbaarheid met een verhoogd angstniveau, de wantrouwende houding ten aanzien van zijn omgeving, het ontbreken van voldoende adequate copingmechanismen, het overmatige gebruik van alcohol en cannabis, en het onvoldoende nemen van verantwoordelijkheid voor zijn zwakke kanten vormen alle tezamen een groot risico voor recidive.

Voorts meent de psycholoog dat gesproken kan worden van een toename in geweld. Waar in het verleden vooral sprake was dreigingen en dan met name tegenover gezagsdragers, heeft zich in het afgelopen jaar tweemaal daadwerkelijk fysiek geweld voorgedaan (huiselijk geweld en het ten laste gelegde). Steeds was hierbij sprake van eenzelfde soort innerlijke dynamiek als bij het onderhavige ten laste gelegde feit. In het afgelopen jaar is duidelijk gebleken dat alleen een ambulante hulpverlening onvoldoende zoden aan de dijk zet. De verdachte zelf meent dat een opname en een verblijf buiten de regio voor hem nodig zijn. De psycholoog is het daar geheel mee eens. Zij meent dat een behandeling het best kan starten in een klinische setting (bijvoorbeeld een FPA) en geleidelijk kan worden omgebouwd naar ambulante interventie en resocialisatie. De verdachte is nu weliswaar gemotiveerd voor een klinische behandeling, maar ook is hij bekend met oppositioneel gedrag en forse autoriteitsconflicten. Zeker bij een opname in een kliniek is daarop het risico groot, hetgeen meebrengt dat er een grote kans is op voortijdige beëindiging van de behandeling.

Voorts brengt zijn impulsiviteit mee dat zijn motivatie snel kan omslaan. De psycholoog adviseert daarom -mede gezien het recidiverisico- een sterk verplichtend juridisch kader, dat kan dienen als een "stevige stok achter de deur". Zij denkt daarbij aan het kader van TBS met voorwaarden. Zij vreest dat het juridisch kader van bijzondere voorwaarden bij strafoplegging voor betrokkene onvoldoende dwingend zal zijn, omdat een detentie voor hem onvoldoende afschrikwekkend is.

Indien de verdachte een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden voortijdig afbreekt, wordt hij uiteindelijk niet behandeld en zal het recidivegevaar niet worden gereduceerd.

Op 10 januari 2017 heeft drs. [naam deskundige 2] , psychiater, gerapporteerd dat verdachte op advies van zijn advocaat heeft geweigerd mee te werken aan een psychiatrisch onderzoek.

Reclassering Nederland heeft (onder meer) onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van een toezicht in het kader van TBS met voorwaarden en hiertoe een advies opgemaakt gedateerd 14 maart 2017. Dit advies houdt – samengevat – het volgende in.

De reclassering heeft ernstige twijfels of een voorwaardelijk strafkader ervoor zorgt dat de verdachte zich weet te onthouden van justitiecontacten. Ondanks drie eerder opgelegde voorwaardelijke straffen blijft hij recidiveren. Ook loopt hij binnen een voorwaardelijk strafdeel risico's door met een mes op zak te lopen terwijl hij onder invloed van alcohol is. Tot aan het hem ten laste gelegde onderging de verdachte een ambulante behandeling bij de Forensische polikliniek van [naam GGZ instelling] . Ondanks dat hij zich al geruime tijd aan de daar gemaakte afspraken hield is hij wederom met justitie in aanraking gekomen. De opgelegde voorwaardelijke straffen bleken dus niet afdoende om recidive tegen te gaan. Een ambulante behandeling is naar de mening van de reclassering dan ook onvoldoende om de kans op recidive in de toekomst te verlagen. De reclassering adviseert om de klinische behandeling te laten plaatsvinden in het kader van TBS met voorwaarden.

Psycholoog [naam deskundige 1] en reclasseringswerker [naam 4] hebben ter terechtzitting voornoemde adviezen toegelicht en onderschreven.

7.4.

Conclusies van de rechtbank

Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.

Nu de conclusie van de psycholoog gedragen wordt door haar bevindingen en door hetgeen overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusie over en maakt die tot de hare.

Het standpunt van de verdediging dat het psychologisch rapport onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen, wordt verworpen. Er is – anders dan aangevoerd – geen sprake van dat de conclusies slechts zijn gebaseerd op een rapport uit 2015 en evenmin kan het aanvullend onderzoek ontoereikend worden geacht.

Overeenkomstig voormelde rapportage van de psycholoog wordt de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht ten tijde van het plegen van het delict.

Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusie dat er een dermate hoog risico bestaat dat de verdachte een gevaar zal vormen voor de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen, dat de oplegging van de maatregel van TBS met voorwaarden geboden is.

De rechtbank ziet de noodzaak van een behandeltraject waarvan een klinische opname deel uitmaakt, zoals deze door de deskundige wordt voorgestaan en waaraan in het rapport van de reclassering nadere invulling is gegeven, zulks om het recidivegevaar tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau te verminderen.

Vastgesteld wordt dat het bewezen verklaarde feit ter zake waarvan de TBS met voorwaarden zal worden opgelegd, een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht .

Het strafbare feit ter zake waarvan de TBS met voorwaarden zal worden opgelegd betreft een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe is de aard en de kwalificatie van het bewezen verklaarde feit redengevend.

Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met voorwaarden worden opgelegd. Zoals toegelicht ter zitting door de psychloog, kan de mogelijke stress die het kader van TBS met voorwaarden de verdachte bezorgt, niet op voorhand als een factor worden aangemerkt die een zinvolle behandeling in de weg staat.

De verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard tot naleving van de door de reclassering opgestelde voorwaarden indien het tot een TBS met voorwaarden zou moeten komen.

Uit het onderzoek van de psycholoog is gebleken dat de verdachte impulsief handelt en uitermate instabiel is. Op (ambulante) behandeling reageert hij slechts in zeer beperkte mate. Er is dan ook sprake van een hoog risico op recidive waarbij geweld een rol speelt. Ook Reclassering Nederland heeft de kans op recidive ingeschat als hoog omdat de verdachte veelvuldig in aanraking is gekomen met justitie, ook voor geweldsdelicten, en ambulante behandeling eerdere recidive niet heeft kunnen voorkomen. De reclassering ziet kans op letselschade omdat het geweld vaak is gericht naar andere personen. Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen, dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal worden bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Gelet op de aard en de ernst van voormelde feiten is de rechtbank van oordeel dat, behoudens de op te leggen maatregel, aan verdachte tevens een gevangenisstraf dient te worden opgelegd.

Hoewel de eis van de officier van justitie, gelet op het karakter van het onderhavige feit, gerechtvaardigd zou zijn, kan naar het oordeel van de rechtbank met na te melden straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan. In de duur van de gevangenisstraf wil de rechtbank allereerst tot uitdrukking brengen, zonder afbreuk te doen aan de hiervoor geschetste ernst van het feit, dat de verdachte naar haar oordeel zo spoedig mogelijk met de klinische behandeling dient te beginnen. Daarnaast heeft de rechtbank hierbij de jeugdige leeftijd van de verdachte en diens verminderde toerekeningsvatbaarheid in aanmerking genomen.

Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8 In beslag genomen voorwerpen

Ten aanzien van het in beslag genomen geld ad € 414,30 zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9 Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake het ten laste gelegde feit (primair, subsidiair, meer subsidiair). De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 502,15 aan materiële schade (jas, t-shirt, sportschoenen en reis- en parkeerkosten) en een vergoeding van € 10.000,- aan voorschot op immateriële schade (smartengeld).

9.1.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de materiële schade en toewijzing van de immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,-, beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

9.2.

Standpunt verdediging

De raadsvrouw heeft verzocht de materiële schade te matigen tot € 200,- voor wat betreft de verzochte schadevergoeding voor beschadigde kleding en de immateriële schade te matigen tot € 1.500 à € 2.000,-.

9.3.

Beoordeling

Materiële schade (jas, t-shirt, sportschoenen ad € 400,- en reis- en parkeerkosten ad

€ 502,15)

Vast staat dat aan de benadeelde partij door het primair bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht.

De schade die betrekking heeft op de jas, t-shirt en sportschoenen zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 200,- . De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering thans ontbreken. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

De schade die betrekking heeft op de reis- en parkeerkosten ad € 102,15 komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal derhalve worden toegewezen.

Immateriële schade ad € 10.000,-

Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het primair bewezen verklaarde feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.

Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.000,-. Dit ziet op smartengeld vanwege de littekens, de klaplong, en de pijn en de angstgevoelens tijdens en in de periode van lichamelijk herstel na het gebeurde. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering thans ontbreken/ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 28 oktober 2016.

Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

9.4.

Conclusie

De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.302,15, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.

Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10 Vorderingen tenuitvoerlegging

10.1.

Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd

parketnummer 10/690261-14

Bij vonnis van 7 oktober 2014 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van gekwalificeerde diefstal en gekwalificeerde bedreiging veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan een gedeelte groot 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

De proeftijd is ingegaan op 22 oktober 2014.

Bij vonnis van 23 september 2016 van de politierechter in deze rechtbank is voornoemde proeftijd voor de duur van één jaar verlengd.

parketnummer 10/103231-15

Bij vonnis van 26 augustus 2015 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van belediging van een ambtenaar veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

De proeftijd is ingegaan op 10 september 2015.

parketnummer 10/711043-16

Bij vonnis van 23 september 2016 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van bedreiging en mishandeling veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan een gedeelte groot 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

De proeftijd is ingegaan op 8 oktober 2016.

10.2.

Standpunt officier van justitie/Standpunt verdediging

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straffen.

De raadsvrouw heeft verzocht de tenuitvoerlegging te beperken tot 2 maanden.

10.3.

Beoordeling

Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.

Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij vonnis van 26 augustus 2015 aan de verdachte opgelegde straf en van het voorwaardelijk gedeelte van de bij vonnissen van 7 oktober 2014 en 23 september 2016 aan de verdachte opgelegde straffen.

11 Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht .

12 Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13 Beslissing

De rechtbank:

verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld;

stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:

de ter beschikking gestelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;

de ter beschikking gestelde onthoudt zich van het plegen van strafbare feiten;

de ter beschikking gestelde stelt zich onder toezicht van Reclassering Nederland en houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die door of namens de reclassering aan hem gegeven worden. De ter beschikking gestelde zorgt ervoor dat hij te allen tijde bereikbaar is voor de reclassering, zijn behandelaren en zijn begeleiders;

de ter beschikking gestelde werkt mee aan een klinische behandeling bij de door het IFZ geïndiceerde klinische setting, bij voorkeur in een FPA soortgelijke setting, mogelijk met een hoger beveiligingsniveau indien dat noodzakelijk blijkt te zijn en zolang zijn behandelaars dat noodzakelijk achten;

de ter beschikking gestelde werkt na zijn klinische behandeling mee aan een begeleid wonen traject in een nader te bepalen setting (indien geïndiceerd);

de ter beschikking gestelde werkt na zijn klinische behandeling mee aan een ambulante forensische poliklinische behandeling in een nader te bepalen setting en volgt alle aanwijzingen (indien geïndiceerd);

de ter beschikking gestelde werkt mee aan ambulant forensisch psychiatrisch toezicht (FPT), en houdt zich aan de aanwijzingen en afspraken van zijn behandelaar(s), voor zolang zijn behandelaar(s) dat nodig acht(en). Tevens werkt de verdachte mee aan (ambulant) forensisch psychiatrisch toezicht, ook indien dit betekent een time-out opname in een nader te bepalen forensische kliniek van maximaal twee keer een periode van zeven weken;

de ter beschikking gestelde zet zich in voor een adequate dagbesteding voor meerdere dagen per week welke is goedgekeurd door de reclassering;

de ter beschikking gestelde verschaft de reclassering zicht op de voortgang van zijn behandeling en begeleiding en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk;

de ter beschikking gestelde zal niet van adres wijzigen c.q. verhuizen zonder overleg met en toestemming van de reclassering;

de ter beschikking gestelde zal zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland begeven, tenzij en voor zover hem dit in overleg met het Openbaar Ministerie en de reclassering wordt toegestaan;

de ter beschikking gestelde zal medewerking verlenen aan het verstrekken van een pasfoto en het verstrekken van informatie, zoals bedoeld in het kader van het landelijk opgestelde opsporingsbeleid ten aanzien van TBS-gestelden;

de ter beschikking gestelde gebruikt geen alcohol en/of drugs en werkt mee aan controles;

de ter beschikking gestelde geeft openheid over alle leefgebieden;

geeft aan Reclassering Nederland opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;

beveelt de onmiddellijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden;

beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:- gelast de teruggave aan verdachte van: € 414,30;

veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van € 2.302,15 (zegge: tweeduizend driehonderd twee euro en vijftien eurocent), bestaande uit € 302,15 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 28 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;

verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 2.302,15 (zegge: tweeduizend driehonderd twee euro en vijftien eurocent); beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van voornoemd bedrag vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 33 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;

verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;

gelast de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk gedeelte, groot 2 maanden, van de bij vonnis van 7 oktober 2014 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf;

gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 26 augustus 2015 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 2 weken;

gelast de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk gedeelte, groot 2 maanden, van de bij vonnis van 23 september 2016 van de politierechter deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, voorzitter,

en mrs. R.J.A.M. Cooijmans en J. Bergen, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. M.G. Kuijs, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.

De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst gewijzigde tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

hij

op of omstreeks 28 oktober 2016

te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, althans in Nederland,

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een

persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven,

met dat opzet meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht)

met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp heeft gestoken in

de nek en/of in de borst(streek), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen

misdrijf niet is voltooid;

subsidiair voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou

kunnen leiden:

hij op of omstreeks 28 oktober 2016 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,

althans in Nederland aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te

brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht)

met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp heeft gestoken in

de nek en/of in de borst(streek);

meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht

of zou kunnen leiden:

hij

op of omstreeks 28 oktober 2016

te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, althans in Nederland,

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk

een persoon genaamd [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,

met dat opzet meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht)

met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp heeft gestoken in

de nek en/of in de borst(streek), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen

misdrijf niet is voltooid.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature