Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Afwijzing verzoek o.g.v. artikel 89 Sv voor zover het strekt tot vergoeding van materi ële schade (kosten psychologische behandeling dochter, kosten gemiste vakantie en schade als gevolg van gemiste inkomsten/ resultaten van het bedrijf, waarvan verzoeker enig aandeelhouder is0. Uitsluitend de schade die direct verband houdt met het ondergane voorarrest komt op de voet van artikel Sv voor vergoeding in aanmerking. Het moet daarnaast ook steeds gaan om persoonlijke schade van de verzoeker: schade die hij dus zelf heeft. geleden.

Uitspraak



Rechtbank Rotterdam

Team straf 2

Parketnummer: 10/750504-11

Raadkamernummer: 16/1465

Beschikking van de rechtbank Rotterdam, meervoudige raadkamer, op het verzoek van:

[naam verzoeker] , verzoeker,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,

voor deze zaak domicilie kiezende te (3014 GT) Rotterdam, aan de Westersingel 43, ten kantore van zijn advocaat mr. I.N. Weski.

Procedure

Op 6 maart 2014 zijn ingediend twee verzoekschriften met verzoeken op grond van artikel 89 respectievelijk artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

Op 2 januari 2016 is een e-mail van de raadsvrouw ingekomen, waarin het op grond van artikel 89 Sv ingediende verzoek is gewijzigd en aangevuld.

De verzoeken zijn op 7 januari 2016 door de meervoudige raadkamer in het openbaar behandeld. De officier van justitie mr. M. van Solingen, de verzoeker en de advocaat zijn gehoord.

De rechtbank heeft bij beschikking van 4 februari 2016 een beslissing genomen ten aanzien van het op grond van artikel 591a Sv gedane verzoek (met RK-nummer [rekestnummer 1] ). Tevens heeft de rechtbank daarbij een beslissing genomen met betrekking tot het op grond van artikel 89 Sv gedane verzoek (met RK-nummer [rekestnummer 2] ), voor zover dat strekt tot toekenning van een vergoeding voor immateriële schade. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op grond van artikel 89 Sv voor het overige (met betrekking tot de materiële schade) voor onbepaalde tijd aangehouden. Daartoe is beslist om de verzoeker in de gelegenheid te stellen om de gestelde schade, die in de beschikking is genoemd onder c., en de gestelde causaliteit tussen die schade en het voorarrest nader te onderbouwen. Aansluitend is de officier van justitie in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.

Bij de rechtbank zijn daarna de volgende stukken ingekomen:

een e-mail van de raadsvrouw van 24 februari 2016, waarin met betrekking tot de schadepost onder c. een nadere toelichting is gegeven;

en een reactie daarop van de officier van justitie mr. M. van Solingen bij e-mail van 17 mei 2016, met bijlagen, waaronder een rapportage van de registeraccountant [naam 1] .

De openbare behandeling van het verzoek op grond van artikel 89 Sv ten aanzien van de vergoeding voor materi ële schade is voortgezet op 14 juni 2016. Toen is niemand verschenen, omdat de rechtbank op voorhand heeft bericht dat de behandeling van de zaak zal worden aangehouden.

Vervolgens is de openbare behandeling voortgezet op 21 september 2016. De officier van justitie, de verzoeker en de advocaat zijn gehoord. De behandeling van de zaak is aangehouden om de verzoeker in de gelegenheid te stellen te reageren op het rapport van [naam 1] , omdat de advocaat dit toen niet had ontvangen. De officier van justitie is

vervolgens in de gelegenheid gesteld, indien gewenst, op deze reactie te reageren.

Bij de rechtbank zijn daarna de volgende stukken ingekomen:

een e-mail van de raadsvrouw van 7 november 2016, met daarbij gevoegd een rapportage van de registeraccountant [naam 2] , inhoudende een reactie op het rapport van [naam 1] , met bijlagen;

en een reactie daarop van de officier van justitie mr. A.C. Schaafsma, die de zaak heeft overgenomen van mr. M. van Solingen, bij e-mail van 14 december 2016.

De openbare behandeling van het verzoek op grond van artikel 89 Sv ten aanzien van de vergoeding voor materi ële schade is voortgezet op 5 januari 2017. De officier van justitie mr. A.C. Schaafsma, de verzoeker en de advocaat zijn gehoord.

Inhoud verzoek en standpunt verzoeker

Het verzoek, zoals dat is gewijzigd bij e-mail van 2 januari 2016, in het bij de e-mail van 7 november 2016 gevoegde rapport van [naam 2] en bij de behandeling in raadkamer op 5 januari 2017, en voor zover daarop nog niet is beslist, strekt ertoe dat aan de verzoeker ten laste van de Staat wordt toegekend een bedrag van € 1.246.129,35 als vergoeding voor materiële schade als gevolg van het voorarrest, bestaande uit:

kosten van de psychologische behandeling van de dochter van de verzoeker ter hoogte van een bedrag van € 3.250,=;

kosten van een gemiste vakantie ter hoogte van een bedrag van € 4.283,35;

schade voor de verzoeker als enig aandeelhouder van het bedrijf [naam rechtspersoon 1] ter hoogte van een bedrag van € 1.238.596,= als gevolg van de door dit bedrijf gemiste inkomsten/resultaten.

Met betrekking tot deze schadeposten is – kort weergegeven – het volgende aangevoerd.

ad a) De dochter van de verzoeker is als gevolg van het voorarrest van de verzoeker aan verlatingsangst gaan leiden en is in verband daarmee behandeld door een psycholoog. De verzoeker heeft de hiermee gemoeide kosten voldaan.

ad b) De verzoeker heeft een reis geboekt naar [plaats] in [land] (verblijf en de heen- en terugreis) voor hem en zijn gezin en een vriend van hem en zijn gezin. Deze vakantie zou plaatsvinden van 22 oktober tot en met 29 oktober 2011 en kon daarom door het voorarrest van de verzoeker niet doorgaan. De verzoeker heeft deze reis betaald. Vrijheidsbeneming valt niet onder de voorwaarden voor annulering, zodat dit niet werd gedekt door de annuleringsverzekering.

ad c) De onderneming [naam rechtspersoon 1] heeft schade geleden als gevolg van de vrijheidsbeneming van de verzoeker. Dit betreft de volgende schade:

i. Schade door de daling van het netto resultaat van [naam rechtspersoon 1] als gevolg van de daling van de omzet van de dochterondernemingen van [naam rechtspersoon 1] in de jaren 2011, 2012 en 2013, in totaal € 1.004.711,=;

ii. Schade door de gemiste overnames van [naam rechtspersoon 2] ., [naam rechtspersoon 2] Logistiek Meppel B.V. en de bijbehorende holdings in 2011 ten bedrage van € 241.751,=;

iii. Schade, door gemiste tenders voor extra klanten in 2012 ten bedrage van € 405.000,=.

De totale schade van [naam rechtspersoon 1] betreft een bedrag van € 1.651.462,=.

De verzoeker kan worden vereenzelvigd met de onderneming [naam rechtspersoon 1] Hij is enig aandeelhouder van deze onderneming en daarom heeft hij persoonlijk schade geleden als gevolg van de gemiste inkomsten/resultaten. Uitgaande van de schade van € 1,651.462,=, welke is berekend na aftrek van vennootschapsbelasting, dient de door de verzoeker geleden schade gecorrigeerd te worden voor een “aanmerkelijk belangheffing” van 25%, zodat de netto schade voor de verzoeker uitkomt op een bedrag van € 1.238.596,=.

Ad i. De verzoeker en zijn bedrijf hebben door de aanhouding, de verdenking, de vervolging, de vrijheidsbeneming en de media-aandacht voor de zaak, reputatieschade opgelopen. Door alle media-aandacht kwamen klanten en potentiële klanten op de hoogte van de verdenkingen tegen de verzoeker en het feit dat hij in voorarrest verbleef. Een aantal klanten is vertrokken, doordat zij niet in verband wilden worden gebracht met de mogelijke criminele activiteiten waarvan de verzoeker werd beschuldigd. In de periode na zijn vrijheidsbeneming is de omzet van de dochterondernemingen daardoor verder gedaald. Ook is het resultaat in 2011 lager door hogere advocaat- en accountantskosten.

Ad ii. De verzoeker is ook de drijvende kracht achter de onderneming en had in het bedrijf een actieve rol. In de periode van zijn afwezigheid door de vrijheidsbeneming is het resultaat in 2011 gedaald. In die periode speelde onder andere de overname van de bedrijven van [naam rechtspersoon 2] , hetgeen de verzoeker niet alleen deed, maar waarbij hij wel de leidende persoon was. De kredietinstellingen weigerden, gelet op de beschuldigingen en de vrijheidsbeneming, aan de verzoeker een financiering te verlenen voor de overname door de verzoeker van de bedrijven van [naam rechtspersoon 2] . De partijen waren daardoor genoodzaakt om de contracten te ontbinden. Dat deze bedrijven niet konden worden overgenomen, is daarom het gevolg van de vrijheidsbeneming van de verzoeker.

Ad iii. Medio 2012 konden de dochtermaatschappijen van [naam rechtspersoon 1] inschrijven op diverse tenders om meer omzet te genereren. Zij hebben die tenders gemist door de vrijheidsbeneming van de verzoeker en daardoor is er omzet en winst misgelopen.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek voor zover het de onder c. genoemde schadepost betreft, omdat het causaal verband tussen die schade en het voorarrest niet is aangetoond en ook de schade zelf niet voldoende is onderbouwd.

Met betrekking tot de onder a. en b. genoemde schadeposten heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Feiten

De verzoeker is in de strafzaak met bovengenoemd parketnummer van 10 augustus 2011 tot op 12 augustus 2011 in verzekering gesteld geweest op verdenking van betrokkenheid bij de invoer van harddrugs (artikel 2, onder a juncto 10 van de Opiumwet) en op opiumwetdelicten gerichte voorbereidingshandelingen (artikel 10a van de Opiumwet). Aansluitend heeft de verzoeker tot op 20 september 2011 in voorlopige hechtenis verbleven.

De rechtbank heeft op die datum de vordering tot verlenging van de gevangenhouding afgewezen en de onmiddellijke invrijheidstelling gelast. Het gerechtshof ‘s-Gravenhage heeft de beschikking van de rechtbank op 13 oktober 2011 vernietigd en de vordering tot verlenging van de gevangenhouding alsnog toegewezen. In verband daarmee is de voorlopige hechtenis op 18 oktober 2011 hervat. De verzoeker heeft vanaf die datum tot op 11 november 2011 in voorlopige hechtenis verbleven.

Bij vonnis van deze rechtbank, uitgesproken op 12 december 2013, is de verzoeker vrijgesproken van hetgeen hem in de strafzaak ten laste was gelegd. Dit vonnis is op 28 december 2013 onherroepelijk geworden.

Beoordeling verzoek ten aanzien van de materiële schade

Vooropgesteld wordt dat de rechtbank ingevolge artikel 89 Sv op verzoek van de gewezen verdachte - indien de zaak is ge ëindigd zonder oplegging van straf of maatregel - hem een vergoeding kan toekennen voor de schade welke hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden. De toekenning van een dergelijke vergoeding heeft ingevolge artikel 90 Sv plaats indien hiervoor naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.

Zoals reeds is overwogen in de beschikking van 4 februari 2016 is de strafzaak tegen de verzoeker geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Vergoeding van schade op grond van artikel 89 Sv is daarom in beginsel mogelijk . De rechtbank zal hierna de door verzoeker gestelde schadeposten bespreken, maar stelt hierbij voorop, dat uitsluitend de schade die direct verband houdt met het ondergane voorarrest op de voet van artikel 89 Sv voor vergoeding in aanmerking komt. Het moet daarnaast ook steeds gaan om persoonlijke schade van de verzoeker: schade die hij dus zelf heeft geleden.

De rechtbank overweegt het volgende.

a. Kosten psychologische behandeling dochter

De schade, die wordt gesteld (de verlatingsangst), betreft schade die de dochter van de verzoeker heeft geleden en betreft dus geen schade die op grond van artikel 89 Sv voor vergoeding in aanmerking komt. Dat de verzoeker de rekening voor de psychologische behandeling heeft betaald, doet daar niet aan af. Bovendien kan op grond van de stukken niet met enige reële mate van zekerheid worden vastgesteld dat de behandeling geheel of in overwegende mate noodzakelijk is geworden als gevolg van het voorarrest van de verzoeker.

Kosten gemiste vakantie

Op één van de overgelegde (voorlopige) boekingen (die van 27 april 2011) staat de verzoeker vermeld als degene die de boeking heeft gedaan. Deze boeking vermeldt het bedrag van € 4.283,35 dat de verzoeker stelt te hebben betaald voor de reis. Op die boeking staat de verzoeker echter niet vermeld als deelnemer aan de reis.

Van de andere (voorlopige) boeking (de boeking met het bedrag van € 6.463,=) is slechts één pagina overgelegd. Ook daarop staat de naam van de verzoeker als degene, die de boeking heeft gedaan, maar gegevens over de bestemming, de data van deze reis en de deelnemers aan deze reis ontbreken.

Bij de overgelegde stukken bevindt zich ook een bevestiging van de boeking, die gedateerd is op 30 september 2011. Daarop staat de verzoeker wel vermeld als een van de deelnemers aan de reis. De deelnemers, die zijn vermeld op de boeking van 27 april 2011, staan daar echter niet op, met uitzondering van [naam 3] (de dochter van de verzoeker).

Hierdoor is niet duidelijk geworden of het bedrag van € 4.283,35 is betaald voor een reis waaraan de verzoeker zou deelnemen.

Bovendien zijn er geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de verzoeker dit bedrag daadwerkelijk heeft betaald. Het had op de weg van de verzoeker gelegen dit te onderbouwen met een bankafschrift of een ander bewijsstuk waaruit de betaling ondubbelzinnig blijkt.

Gelet op het voorgaande is onvoldoende aannemelijk geworden dat de verzoeker deze schade heeft geleden.

Schade als gevolg van gemiste inkomsten/resultaten [naam rechtspersoon 1]

De onderneming [naam rechtspersoon 1] en de daaronder ressorterende dochterondernemingen hebben wellicht negatieve financiële gevolgen ondervonden van de strafrechtelijke vervolging van de verzoeker. De gestelde vereenzelviging van de verzoeker met deze onderneming en de dochterondernemingen daarvan is echter onvoldoende aannemelijk gemaakt. De eventuele schade van de rechtspersoon [naam rechtspersoon 1] is niet hetzelfde als schade van de verzoeker in persoon. In zijn hoedanigheid als enig aandeelhouder van deze holding heeft de verzoeker er wel belang bij dat het bedrijf goede resultaten behaalt, in die zin dat de waarde van de aandelen hoger kunnen worden bij (bestendige) goede bedrijfsresultaten. Omgekeerd kunnen de aandelen bij slechte resultaten minder waard worden. In het algemeen kan niet worden gezegd dat de verzoeker als enig aandeelhouder kan worden vereenzelvigd met deze onderneming en evenmin met de dochterondernemingen daarvan. In hoeverre de verzoeker tegenvallende resultaten in dit geval op enigerlei wijze persoonlijk in zijn portemonnee heeft gevoeld, is onvoldoende gebleken. Dat de gestelde schade voor [naam rechtspersoon 1] geheel of grotendeels moet worden aangemerkt als persoonlijke schade voor de verzoeker, zoals wordt gesteld, is niet aannemelijk gemaakt. Evenmin kan met enige reële mate van zekerheid worden vastgesteld dat de gestelde schade geheel of grotendeels het directe gevolg is van het door de verzoeker ondergane voorarrest. Ook deze schade komt daarom niet op de voet van artikel 89 Sv voor vergoeding in aanmerking.

Besluit

Gelet op het voorgaande zal het verzoek voor zover dat strekt tot toekenning van een vergoeding voor materiële schade in zijn geheel worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:

wijst af het verzoek voor zover dat strekt tot toekenning van een vergoeding voor materiële schade.

Deze beschikking is gegeven door:

mr. W.A.F. Damen, voorzitter,

mrs. L.C. van Walree en B.E. Dijkers,

in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,

en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2017.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature