Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Ontslagname door statutair bestuurder. Beëindiging arbeidsovereenkomst? Geen wilsovereenstemming over instandhouding arbeidsovereenkomst. Geen ‘functioneel bestuurder’.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel

zaaknummer / rolnummer: C/10/427928 / HA ZA 13-688

Vonnis van 23 juli 2014

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats],

eiser,

advocaat mr. J.W.G. van der Wallen te Voorburg,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ARTURO RIVA B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

gedaagde,

advocaat mr. M.C.A. te Poel te Amsterdam.

Partijen zullen hierna [eiser] en Arturo Riva genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het tussenvonnis van 16 oktober 2013;

het proces-verbaal van comparitie van 6 maart 2014.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[eiser], geboren op 9 april 1953, is per 1 april 2004 bij de rechtsvoorgangster van Arturo Riva in dienst getreden als controller tegen een bruto maandsalaris van € 5.030. Per 1 januari 2010 is [eiser] benoemd tot statutair bestuurder van de rechtsvoorgangster van Arturo Riva. Per 29 december 2012 is [eiser] benoemd tot statutair bestuurder van Arturo Riva. Het bruto maandsalaris is per 1 juli 2010 vastgesteld op € 7.500.

2.2.

Arturo Riva is onderdeel van de [persoon2] groep, waarvan de moedermaatschappij is gevestigd in Italië. De bedrijfsactiviteiten van Arturo Riva bestaan uit bevoorrading van schepen en offshoreplatforms met voedings- en genotmiddelen, scheepsbenodigdheden en visserijartikelen.

2.3.

[eiser] heeft op 8 februari 2013 om 8:29 uur een e-mailbericht aan de heren [persoon2] en [persoon3] (aandeelhouder respectievelijk directeur van de [persoon2]-groep) verzonden. De inhoud daarvan luidt als volgt:

“If I do not get a clear answer on my e-mail from yesterday before 10:00 hours, I will resign as statutory director of Arturo Riva B.V. and will continue to fullfill my duties as director of Riva without statutory responsibilities”

[eiser] heeft zich op 8 februari 2013 laten uitschrijven als statutair bestuurder bij de Kamer van Koophandel en om 15:53 uur de volgende mail aan [persoon2] en [persoon3] verzonden:

Enclosed please find the extraction of the chamber of commerce, where I am no longer Statutory director.

2.4.

Op 11 februari 2013 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen [eiser], de heer A.I. [persoon3], generaal directeur van [persoon2] Catering Services S.A. (de enig aandeelhouder van Arturo Riva), en de heer[persoon1]. [eiser] heeft tijdens die bespreking toegezegd zich weer in te schrijven als statutair bestuurder. Op 15 februari 2013 heeft [eiser] daar alsnog van afgezien.

2.5.

Op 19 februari 2013 is de heer[persoon1] benoemd tot statutair bestuurder van Arturo Riva.

2.6.

Op 12 maart 2013 heeft [eiser] aan Arturo Riva een brief gestuurd, met als onderwerp; “wijziging functie”. De inhoud daarvan luidt, voor zover relevant, als volgt:

“(…) Omdat er geen oplossing kwam heb ik zoals aangekondigd op 8 februari 2013 mijn bestuurdersfunctie neergelegd, heb ik mij laten uitschrijven als bestuurder en heb ik alleen nog maar mijn werkzaamheden als controller voortgezet. Dit in het belang van de onderneming,

Na 8 februari 2013 heb ik dus, mede op jullie verzoek, mijn werkzaamheden als controller voortgezet en heb ik geen handelingen meer verricht die aan te merken zijn als bestuurshandelingen. Mijn arbeidsrechtelijke relatie met de B.V. is daardoor nog wel blijven bestaan. (…)

Belangrijk is dat de wijziging ook verder geformaliseerd wordt. (…)

Verdere formalisering van mijn arbeidsovereenkomst lijkt mij overbodig, omdat mijn functie als controller voldoende is weergegeven in mijn arbeidsovereenkomst, en ik maandelijks een vast loon met emolumenten ontvang. (…)”

2.7.

[eiser] heeft zich op 26 maart 2013 ziek gemeld. Op 26 maart 2013 heeft [eiser] een brief aan Arturo Riva gestuurd met als onderwerp: “opzegging arbeidsovereenkomst”. De inhoud daarvan, luidt, voor zover relevant, als volgt:

“(…) Door toedoen van de aandeelhouder was ik op 8 februari 2013 genoodzaakt om mijn bestuurdersfunctie neer te leggen en heb ik mij laten uitschrijven als bestuurder. Een en ander heb ik met jullie besproken. Op 8 februari 2013 is mijn arbeidsovereenkomst niet beëindigd, maar voor onbepaalde tijd blijven voortduren. Een en ander wordt bevestigd door het feit, dat ik met jullie instemming mijn werkzaamheden als controller heb voortgezet, dat ik in jullie opdracht als ondergeschikte werkzaamheden heb uitgevoerd, dat van mij verwacht werd dat ik mijn werkzaamheden als controller zou blijven voortzetten, dat jullie mij vanaf 8 februari 2013 steeds toegang hebben verleend tot mijn kantoor om van daaruit werkzaamheden te verrichten, dat ik de sleutels van het kantoor niet heb hoeven in te leveren en dat ik van de B.V. ook voor mijn werkzaamheden salaris heb ontvangen. Daarnaast is onze arbeidsrechtelijke relatie voortgezet in het belang van de onderneming. Hierover bestond geen onduidelijkheid.

Vandaag gaven jullie aan, dat op grond van de geldende jurisprudentie de beëindiging van het bestuurderschap samengaat met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Dat kan in beginsel mogelijk zijn, wanneer alle feiten en omstandigheden die richting op wijzen. In mijn geval hebben wij echter niet gekozen voor een beëindiging van de arbeidsrelatie. Daarom hebben wij de arbeidsrelatie laten voortduren.(…).”

2.8.

Op 27 maart 2013 heeft Arturo Riva een brief aan [eiser] gezonden met, voor zover relevant, de volgende inhoud:

“Hereby we would like to respond to your letter of 26 March 2013. (…)

As we have mentioned before, under Dutch law when an employee resigns as a Managing Director he automatically resigns his employment agreement. It is not possible for a Managing Director to only terminate his management position and continue his employment agreement.

We therefore maintain our position that our employment agreement terminates after your notice period has expired. This means that your employment agreement ends on 1 April 2013. (…)”

2.9.

Een e-mailbericht van [eiser] aan[persoon1] van 3 april 2013 luidt als volgt:

“Thanks for meeting me this morning. And I was happy to hear from you that you want to continue working with me.

In response of your proposal today, I propose the following.

- The contract of 01-04-2004 will be continued

- I continue to work as controller.

- My salary will be reduced to the salary before 01-01-2010, being Eur. 6.000,00 gross per month.

- I keep the same emoluments as recieved before 01-01-2010.”

De reactie van Degli Agostini per e-mail van 3 april 2013 luidt, voor zover relevant, als volgt:

“I am sorry to hear that you do not accept the proposal we discussed today. As we are not willing to accept your counterproposal this means that our ways will part. (…)”

3 Het geschil

3.1.

[eiser] vordert samengevat – primair te verklaren voor recht dat de arbeidsovereenkomst voortduurt met veroordeling van Arturo Riva tot doorbetaling van loon en subsidiair voor recht te verklaren dat het ontslag kennelijk onredelijk is met veroordeling van Arturo Riva tot betaling van € 430.123,50 bruto en pensioenschade ad

€ 84.733,20, vermeerderd met rente en kosten.

3.2.

[eiser] legt aan zijn vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de volgende stellingen ten grondslag. De arbeidsrechtelijke relatie met Arturo Riva is na 8 februari 2013 blijven voortbestaan en niet rechtsgeldig beëindigd. Subsidiair is het ontslag kennelijk onredelijk omdat Arturo Riva zich niet als goed werkgever jegens eiser heeft gedragen. De gevolgen van de opzegging door Arturo Riva zijn voor [eiser] te ernstig in vergelijking met het belang van Arturo Riva. De redenen die Arturo Riva heeft gegeven voor het ontslag zijn vals.

3.3.

Arturo Riva concludeert – samengevat – tot afwijzing van de vordering met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. Door Arturo Riva worden de hiervoor genoemde stellingen van [eiser] gemotiveerd betwist. Daarnaast voert zij aan dat [eiser] de overeenkomst heeft opgezegd zodat een schadevergoeding op grond van artikel 7:681 BW daarom alleen kan worden toegekend aan Arturo Riva

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

[eiser] stelt dat zijn besluit om ontslag te nemen als statutair bestuurder niet tot beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst heeft geleid.

4.2.

Artikel 2:244 BW strekt ertoe te bewerkstelligen dat door een ontslagbesluit ook een einde wordt gemaakt aan de arbeidsrechtelijke verhouding. Daarom heeft te gelden dat een ontslagbesluit in beginsel tevens de beëindiging van de dienstbetrekking van de bestuurder tot gevolg heeft. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 15 april 2005 Bartelink/Ciris aangenomen dat ook de ontslagneming door de statutaire bestuurder in beginsel tot gevolg heeft dat zijn dienstbetrekking eindigt. Daaruit vloeit tevens voort dat niet kan worden aanvaard dat de bestuurder, die zijn functie neerlegt, die ontslagneming eenzijdig kan beperken tot het verlies van de hoedanigheid van bestuurder van de vennootschap met instandhouding van zijn dienstbetrekking. Voor een uitzondering is slechts plaats indien een wettelijk ontslagverbod aan die beëindiging in de weg staat of indien partijen anders zijn overeengekomen.

4.3.

In deze zaak is geen sprake van een wettelijk ontslagverbod ten tijde van de ontslagneming door [eiser]. Beoordeeld dient derhalve te worden of partijen in dit geval anders zijn overeengekomen. [eiser] heeft in dat verband gesteld dat Arturo Riva hem na 8 februari 2013 diverse malen te kennen heeft gegeven dat hij kon blijven doorwerken als controller en dat hij dat ook heeft gedaan. Voorts zou de wil van beide partijen om [eiser] zijn controllersfunctie te laten voortzetten ook blijken uit het feit dat Arturo Riva aan [eiser] een gewijzigde arbeidsovereenkomst heeft aangeboden. Ter comparitie heeft [eiser] nog aangevuld dat partijen een andere bedoeling (dan beëindiging van de arbeidsrelatie) hadden en dat dat blijkt uit het feit dat Arturo Riva aan derden zoals Deloitte, de douane en haar huisbank heeft medegedeeld dat [eiser] als controller voor Arturo Riva bleef werken. Tot zover de stellingen van [eiser].

4.4.

Arturo Riva heeft aangevoerd dat er geen sprake was van een uitdrukkelijk verzoek tot doorwerken. Arturo Riva heeft [eiser] gedurende zijn opzegtermijn laten doorwerken om er voor te zorgen dat er overdracht kon plaatsvinden aan de nieuwe algemeen directeur. Arturo Riva heeft [eiser] op 20 februari uitgelegd dat zijn arbeidsovereenkomst als gevolg van zijn opzegging op 1 april 2013 zou eindigen. Op 3 april 2013 heeft Arturo Riva een nieuwe arbeidsovereenkomst aan [eiser] aangeboden. Partijen zijn het echter over de essentiële voorwaarden, namelijk salaris en emolumenten, niet eens geworden waardoor er geen nieuwe arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. In de gesprekken met de bank en Deloitte is aangegeven dat [eiser] contactpersoon respectievelijk aanspraakpunt bleef tot april 2013. Aldus het verweer van Arturo Riva.

4.5.

Bij beantwoording van de vraag of [eiser] en Arturo Riva ondanks de ontslagneming van [eiser] als bestuurder instandhouding van de dienstbetrekking zijn overeengekomen is het volgende van belang. Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan. Een aanbod is door [eiser] niet gesteld. [eiser] heeft gesteld dat hij niet op de hoogte was van de jurisprudentie waaruit voortvloeit dat ontslag als statutair directeur beëindiging van de arbeidsovereenkomst betekent en dat hij gezien de houding en uitlatingen van Arturo Riva er vanuit ging dat de arbeidsovereenkomst ‘gewoon doorliep’. Voor wat betreft het bestaan van een ‘aanvaarding’ heeft [eiser] verwezen naar het feit dat hij zijn werkzaamheden mocht blijven voortzetten waardoor de schijn is gewekt dat de arbeidsrechtelijke band niet is beëindigd.

4.6.

Vast staat dat [eiser] na zijn ontslagname als statutair directeur werkzaamheden is blijven uitvoeren voor Arturo Riva. Dit enkele gegeven is echter, ook in combinatie met het onder 2.3 weergegeven e-mailbericht, onvoldoende om te concluderen dat Arturo Riva een door [eiser] gedaan aanbod (voor zover voormeld e-mailbericht al als voldoende bepaald aanbod gekwalificeerd zou kunnen worden) heeft aanvaard. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank het volgende.

4.7.

De vraag of het feit dat [eiser] zijn werkzaamheden mocht blijven voortzetten een aanvaarding inhoudt, dient te worden bepaald aan de hand van de wilsvertrouwensleer: zowel de verklaarde wil als het bij de ander opgewekte vertrouwen kan de rechtshandeling doen ontstaan. Het gegeven dat [eiser] zijn werkzaamheden van Arturo Riva mocht voortzetten kan (ook) worden gezien in het kader van de overdracht aan de opvolger van [eiser]. Enkel aan dit feit kon [eiser] niet het gerechtvaardigd vertrouwen (als bedoeld in artikel 3:35 BW) ontlenen dat Arturo Riva daarmee beoogde de dienstbetrekking - ondanks zijn ontslagname als bestuurder - in stand te houden. Uit de door [eiser] in maart 2013 verstuurde brieven (zie onder 2.6 en 2.7) blijkt ook dat hier nu juist geen duidelijkheid over bestond tussen partijen. [eiser] verklaart immers in zijn brief van 12 maart 2013 dat hij zich op het standpunt stelt dat de arbeidsrechtelijke relatie is blijven bestaan. En in zijn brief van 26 maart schrijft hij “in mijn geval hebben wij echter niet gekozen voor een beëindiging van de arbeidsrelatie. Daarom hebben wij de arbeidsrelatie laten voortduren.”. Een verklaring van Arturo Riva dat zij het met deze zienswijze eens is ontbreekt echter. Aldus bestond er tussen partijen geen wilsovereenstemming over instandhouding van de dienstbetrekking tussen Arturo Riva en [eiser].

4.8.

Uit het feit dat Arturo Riva na afloop van de arbeidsovereenkomst per 1 april 2013 een gewijzigde arbeidsovereenkomst heeft aangeboden blijkt uiteraard niet dat partijen instandhouding van de dienstbetrekking zijn overeengekomen, noch dat [eiser] daar gerechtvaardigd op mocht vertrouwen.

4.9.

Het bewijsaanbod van [eiser] van de mededeling van [persoon3] aan de bank, dat [eiser] als controller zou aanblijven, wordt gepasseerd. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] vlak na zijn ontslagneming contactpersoon voor de bank is gebleven en aanspreekpunt voor Deloitte is geweest bij de besprekingen over de AEO Certificering en douanevergunningen. Arturo Riva stelt zich op het standpunt dat niet gesproken is over de situatie na 1 april 2013 en [eiser] stelt dat geen datum is genoemd. Wat daar ook van zij, mocht al vast komen te staan dat aan de bank (of andere derden) is medegedeeld dat [eiser] zou aanblijven als controller, dan is dat onvoldoende om te concluderen dat op grond daarvan sprake is van wilsovereenstemming tussen [eiser] en Arturo Riva over instandhouding van de arbeidsovereenkomst na 1 april 2013, ondanks het door [eiser] genomen ontslag als statutair bestuurder.

4.10.

Voorts heeft [eiser] een beroep gedaan op een (derde) uitzondering op de hoofdregel uit het in 4.2 weergegeven (15-april)arrest en gesteld dat hij bij Arturo Riva een zogenoemde ‘functionele bestuurder’ was. In dat kader stelt [eiser] dat hij voor 1 januari 2010 al als controller werkzaam was bij Arturo Riva, dat de aandeelhouders het beleid en de financiële beslissingen namen en dat hij de instructies van de aandeelhouder diende op te volgen. Arturo Riva heeft daartegen aangevoerd dat zij onderdeel van een groep is en rekening dient te houden met groepsbeleid. [eiser] was echter zowel voor als na de fusie verantwoordelijk voor het dagelijks beleid, de bedrijfsstrategie, de commerciële strategie, de ‘pricing’, werving van klanten, financiën, inkoop en ‘HR’ van Arturo Riva.

4.11.

Een ‘uitzonderlijk geval’, waarin reden is voor een splitsing tussen de vennootschappelijke en arbeidsrechtelijke positie, zoals onder 2.7 in de conclusie van A-G Timmerman bij het arrest Seebregts/NH genoemd, doet zich in de onderhavige zaak niet voor. Het enkele feit dat [eiser] voordat hij bestuurder werd al een arbeidsovereenkomst met de vennootschap had als controller is niet voldoende. Het salaris van [eiser] is (naar aanleiding van zijn benoeming als bestuurder) per 1 juli 2010 aanzienlijk verhoogd tot

€ 7500. Voorts staat vast dat [eiser] naast de werkzaamheden die hij voorheen als controller deed, commerciële activiteiten verrichtte en verantwoordelijk was voor de gehele gang van zaken binnen Arturo Riva in Nederland (een vennootschap met een omzet van 10 miljoen en 22 werknemers in dienst). Van ‘functioneel bestuurderschap’ is derhalve geen sprake geweest. Dat [eiser] zich, als directeur van een vennootschap die deel uitmaakte van een groep, diende te richten naar het groepsbeleid en in dat kader ook aanwijzingen van de aandeelhouder(s) ontving, doet daar niet aan af.

4.12.

De overige stellingen van [eiser], te weten dat Arturo Riva de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig heeft beëindigd en dat [eiser] ziek was, behoeven geen bespreking nu vast staat dat [eiser] met zijn ontslagneming de arbeidsovereenkomst zelf heeft beëindigd en [eiser] op dat moment bovendien niet ziek was.

4.13.

[eiser] heeft subsidiair gesteld dat het ontslag kennelijk onredelijk is omdat de gevolgen voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Arturo Riva bij opzegging en omdat sprake is van een valse reden. Deze stelling treft geen doel. Artikel 7:681 BW bepaalt immers dat de rechter indien één van de partijen de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk opzegt aan de wederpartij een schadevergoeding kan toekennen. Nu [eiser] degene is die de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd kan dit geen grondslag zijn voor toekenning van schadevergoeding aan [eiser].

4.14.

[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Arturo Riva worden begroot op:

- griffierecht € 589

- salaris advocaat 904 (2 punten × tarief € 452)

Totaal € 1.493

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

wijst de vorderingen af;

5.2.

veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Arturo Riva tot op heden begroot op € 1.493, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;

5.3.

veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,

5.4.

verklaart dit vonnis voor zover het de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2014.

1573/1404

JOR 2005/144

JAR 2006/66


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature