U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

smartengeld na mishandeling.

Uitspraak



RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 2952134 CV EXPL 14-16261

uitspraak: 13 juni 2014 (bij vervroeging)

vonnis van de kantonrechter, zittinghoudende te Rotterdam,

in de zaak van

[Eiser],

wonende te Rotterdam,

eiser,

gemachtigde: mr. P.H.G.C. Gremmen, advocaat te Roosendaal,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te Spijkenisse,

gedaagde,

in persoon verschenen.

1 Het verloop van de procedure

1.1.

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:

- het exploot van dagvaarding van 31 maart 2014 met producties;

- de aantekening mondeling antwoord van 8 april 2014;

- het tussenvonnis van 8 april 2014 waarbij een comparitie van partijen is gelast;

- het proces verbaal van de op 28 mei 2014 gehouden comparitie van partijen;

1.2.

De uitspraak van het vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.

2 De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties staat tussen partijen - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende vast:

2.1.

Gedaagde is op 15 juli 2011 door het Gerechtshof te ’s-Gravenhage veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, wegens een poging tot zware mishandeling van eiser.

2.2

De mishandeling heeft plaatsgevonden op 8 mei 2010 te Spijkenisse. Die dag hebben drie kinderen kattenkwaad uitgehaald bij een garagebedrijf. Zij hebben een rek met banden weggeduwd, waardoor dat naar geparkeerde auto’s is gerold. Eiser was daar aanwezig. Hij heeft het rek tegengehouden en heeft de kinderen, waaronder de zoon van gedaagde, op hun gedrag aangesproken nadat hij ze achterna is gerend. De juiste toedracht van wat er is gebeurd staat niet vast. Gedaagde is gebeld door de moeder die meedeelde dat de zoon was aangeraakt en beledigd bij de garage. Gedaagde, die buiten Spijkenisse was, is vervolgens naar Spijkenisse gereden, heeft zijn zoon en de twee andere kinderen en twee volwassen mannen opgehaald en is vervolgens naar de garage gereden. Nadat de zoon eiser had aangewezen is gedaagde met de twee volwassen mannen de garage ingegaan, hebben zij eiser naar buiten gesleurd en heeft gedaagde een Bahco sleutel van ongeveer 70 centimeter lang gepakt uit een rek in de garage. Vervolgens heeft gedaagde eiser herhaaldelijk op het hoofd geslagen.

2.3.

Eiser heeft een hoofdwond opgelopen die in het Ruwaard van Putten ziekenhuis is gehecht. Verder zijn kneuzingen en bloeduitstortingen in de rug vastgesteld in het ziekenhuis. De hechtingen zijn na een week verwijderd. Er is geen blijvend letsel vastgesteld.

2.4.

Volgens een verklaring van uitzendbureau Tempo-Team was eiser van 10 mei tot en met 17 mei 2010 ( 6 werkdagen) niet in staat te werken door lichamelijke omstandigheden. Op 20 mei 2010 heeft eiser een vrije dag genomen voor een bezoek aan slachtofferhulp.

Eiser werkt, aldus de verklaring, bij [X] en verdient € 87,60 per dag.

2.5.

Gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid heeft het UWV een ziektewetuitkering verstrekt van 70%.

2.6.

Uit het medisch dossier van de huisarts van eiser blijkt dat op 7 mei 2010 door de verslavingszorgorganisatie Kentron is bericht dat eiser sinds 3 weken 5 dagen per week werkt en dat een verslaving aan cocaïne is teruggebracht tot 3 keer per week in het weekend. Uit het dossier blijkt dat op 8 juni 2010 is genoteerd dat sprake is van een terugval in het cocaïnegebruik en dat eiser op dat moment geen behandeling wenst, maar rust.

2.7.

Gedaagde heeft verweer gevoerd tijdens de rolzitting, maar is tijdens de gehouden comparitie van partijen, hoewel hij behoorlijk is opgeroepen, niet verschenen.

3 De stellingen van partijen

3.1.

Eiser vordert veroordeling van gedaagde tot betaling van € 7.989,49 vermeerderd met incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De grondslag voor deze vordering is onrechtmatige daad. De gevorderde kosten bestaan uit een bedrag van € 876,-- aan inkomstenderving gedurende tien werkdagen, € 76,84 aan reiskosten voor de medische behandeling en € 5.000,-- voor smartengeld.

De kosten zijn het gevolg van de mishandeling door gedaagde. Eiser heeft lichamelijk letsel opgelopen, maar vooral ook psychisch letsel. Door de mishandeling en de wijze waarop dat is gegaan, is eiser angstig geworden. Ook is hij teruggevallen in zijn cocaïneverslaving waardoor zijn relatie tot een einde is gekomen en zijn hele leven in het honderd is gelopen.

3.2.

Gedaagde zegt dat hij zijn straf voor de mishandeling heeft uitgezeten. Omdat eiser zijn zoon heeft aangeraakt en vernederd voelt hij een zekere rechtvaardiging voor zijn gedraging. Eiser heeft hem daardoor uitgedaagd. Door het gebeuren is zijn zoon twee jaar onder psychologische behandeling geweest en hij wil de kosten daarvan door eiser betaald zien. Het gevorderde is, met name door het smartengeld, buiten iedere proportie.

4 De beoordeling van het geschil

4.1.

Dat eiser door gedaagde is mishandeld staat vast, nu dit in de strafzaak bewezen is verklaard. In deze zaak dient de kantonrechter alleen de hoogte van de gevorderde schade te beoordelen.

4.2.

De inkomstenderving is, zo blijkt uit de stukken, aanzienlijk lager dan gevorderd. Uit de verklaring van Tempo-Team blijkt dat eiser 6 werkdagen niet heeft gewerkt in plaats van de 10 (in de dagvaarding staat 14, maar dat moet een tikfout zijn) gevorderde verzuimdagen. De kantonrechter zal de vordering daarom tot 6 dagen beperken.

De hoogte van het salaris blijkt uit de verklaring van Tempo-Team en komt niet onredelijk voor zodat in beginsel wordt uitgegaan van een salaris per dag van € 87,60. Aangenomen moet worden dat dit een brutosalaris betreft.

Toch kan niet het gehele salaris worden toegewezen, nu eiser tijdens de gehouden comparitie van partijen heeft verklaard dat hij gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid een ziektewetuitkering heeft ontvangen van 70%. Door deze uitkering is de schade van eiser beperkt tot 30% van het salaris per dag. Voor de snipperdag die nodig was voor een bezoek aan slachtofferhulp wordt wel het volledige salaris toegekend, omdat eiser op dat moment niet meer arbeidsongeschikt was.

Dit betekent dat voor inkomstenderving een bedrag van (6 x 30% van € 87,60 + € 87,60) = € 245,28 kan worden toegewezen.

4.3.

De gevorderde reiskosten zien op twee bezoeken aan het ziekenhuis en een bezoek aan de huisarts. Het eerste ziekenhuisbezoek was vanwege de behandeling na de mishandeling. Het tweede bezoek was om de hechtingen te verwijderen. Nu uit het dossier van de huisarts niet blijkt dat deze de hechtingen verwijderd heeft, neemt de kantonrechter aan dat eiser voor het verwijderen van de hechtingen inderdaad naar het ziekenhuis is gereisd. De reiskosten worden toegewezen, nu deze niet als onredelijk worden beoordeeld.

4.4.

Door eiser worden ook incassokosten gevorderd, maar hij vordert niet een concreet bedrag. Omdat uit het dossier niet blijkt van incassowerkzaamheden en nu met name niet blijkt dat door eiser een zogenaamde veertien dagen brief aan gedaagde is gezonden, is er geen grondslag voor toewijzing van incassokosten.

4.5.

Eiser vordert een bedrag van € 5.000,-- voor smartengeld. Smartengeld is bedoeld om de benadeelde genoegdoening en compensatie te bieden voor wat hem is aangedaan. Bij het vaststellen van de hoogte van het schadebedrag moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden, waarbij het gaat om de aard en ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor de benadeelde. Daarbij moet worden aangesloten bij de bedragen die door de rechter in Nederland plegen te worden toegekend in vergelijkbare gevallen.

Door de mishandeling is een hoofdwond ontstaan die met 5 hechtingen is gehecht. De hechtingen zijn na een week verwijderd en er is geen sprake van blijvend letsel. Daarnaast is sprake van kneuzingen en bloeduitstortingen op de rug. Het is aannemelijk dat eiser daardoor pijn heeft gehad, maar het hier beschreven letsel en de pijn zijn in tijd relatief beperkt geweest.

Eiser stelt voorts dat hij psychische schade heeft opgelopen. Door de mishandeling stelt hij angstig te zijn geworden. De kantonrechter stelt voorop dat dit psychisch letsel niet vaststaat. Niet is gesteld of gebleken dat eiser zich voor deze gevolgen onder behandeling heeft laten stellen. Ook is op geen enkele wijze gebleken van een causaal verband tussen de mishandeling, de terugval in de verslaving, het eindigen van de relatie en de algehele malaise in het leven van eiser.

Desondanks acht de kantonrechter het aannemelijk dat de mishandeling ook psychisch gevolgen moet hebben of hebben gehad. Eiser is immers door drie mensen uit de garage gesleurd, geslagen door twee mensen en bovendien op het hoofd geslagen door gedaagde met een grote Bahco-sleutel. Deze ervaring moet voor eiser een traumatische ervaring hebben opgeleverd. Het slaan met een zwaar voorwerp op het hoofd is nu eenmaal zeer bedreigend. Wanneer de sleutel op een ander deel van het hoofd terecht was gekomen had veel ernstiger letsel kunnen ontstaan en het kan niet worden uitgesloten dat het letsel fataal zou zijn geweest. In elk geval moet eiser op dat moment het gevoel hebben gehad dat zijn laatste uur geslagen was. Dat eiser daar slapeloze nachten van heeft gehad en nog altijd angstig is, is niet onaannemelijk. De kantonrechter vindt het een verzwarende omstandigheid dat gedaagde zondermeer is gaan slaan en zich niet eerst heeft laten informeren over het standpunt van eiser over wat er gebeurd is. Gedaagde heeft zich louter op de woorden van zijn zoon verlaten en niet aan eiser gevraagd wat er was gebeurd. Dit is vooral van belang omdat niet vaststaat dat eiser de zoon heeft aangeraakt of beledigd. Als de zoon het bandenrek in beweging heeft gebracht is het een volstrekt normale reactie dat die zoon op dit gedrag wordt aangesproken. Om dit aanspreken als beledigend aan te merken getuigt van weinig realiteitszin. Juist door zondermeer aan te vallen, zo oordeelt de kantonrechter, heeft gedaagde psychische schade veroorzaakt.

Alle omstandigheden in aanmerking nemend oordeelt de kantonrechter dat een immateriële schadevergoeding van € 750,-- op zijn plaats is.

4.6.

Gedaagde heeft gesteld dat hij schadevergoeding wenst voor de psychologische behandeling van zijn zoon. Deze wens wordt niet gehonoreerd. Uit niets blijkt dat de zoon onder behandeling is geweest, laat staan dat dat een gevolg is geweest van een gedraging van eiser. Het is aan gedaagde om daarover het nodige te stellen en nu dat niet is gebeurd, ontbreekt een grondslag voor deze vordering.

4.7.

De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen, nu die vordering op de wet is gebaseerd.

4.8.

Als de in het ongelijk gestelde partij wordt gedaagde belast met de kosten van het geding.

5 De beslissing

De kantonrechter:

veroordeelt gedaagde om aan eiser te betalen een bedrag van € 1.072,12 te verhogen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 juli 2013 tot de dag der algehele voldoening;

veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiser van de proceskosten welke kosten tot op dit moment worden vastgesteld op € 95,77 voor de dagvaarding, op € 219,-- voor het griffierecht en op € 500,-- voor het salaris van de gemachtigde van eiser;

wijst af het meer of anders gevorderde en verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. L.J. van Die en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

401


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature