Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Wrakingsverzoek afgewezen. De rechters hebben slechts beslist, dat gelet op het inmiddels verrichte onderzoek en de resultaten daarvan, het op dat moment niet zinvol en noodzakelijk werd geacht om de door de verdediging aangewezen tapgesprekken door een andere tolk te doen her-vertalen. Niet gebleken is dat de rechters bij het nemen van die afwijzende beslissing zich reeds een oordeel hebben gevormd over feiten of rechtsvragen dat eerst bij de eindbeslissing zou dienen te worden gevormd. Integendeel, de rechters zijn voornemens - zoals zij ter zitting van de wrakingskamer bij monde van de gewraakte voorzitter en oudste rechter hebben meegedeeld - verzoeker ter zake van de thans door te tolk aangedragen verschillen in de vertaling ter zitting te bevragen en daarover met hem verder te spreken.

Uitspraak



Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken

Uitspraak: 21 maart 2014

Zaaknummer: 444880

Rekestnummer: HA RK 14-114

Parketnummer: 10.960011-13

Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:

[naam verzoeker],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],

niet ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie,

verzoeker,

advocaat mr. H. Raza,

strekkende tot wraking van mr. M. van Mourik, mr. G.J. Schiffers-Hanssen en

mr. E. van der Steeg rechters in de rechtbank Rotterdam, afdeling publiekrecht, team straf 3 (hierna: de rechters).

1 Het procesverloop en de processtukken

Ter terechtzitting van 11 februari 2014 is door de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, welke kamer was samengesteld door de rechters, voortgezet de behandeling van de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaak met het hierboven vermelde parketnummer.

Bij die gelegenheid is het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd geschorst en is de zaak verwezen naar de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank voor nader onderzoek.

Bij faxbericht van 12 februari 2014 heeft de advocaaat van verzoeker de rechters gewraakt.

De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van de hiervoor omschreven strafzaak, waarin zich onder meer bevinden de processen-verbaal van de in de strafzaak tegen verzoeker vanaf 23 april 2013 tot en met 11 februari 2014 gehouden terechtzittingen van de meervoudige strafkamer.

Verzoeker, zijn advocaat, de rechters, alsmede de officier van justitie zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.

De rechters zijn in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechters hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt.

Ter zitting van 7 maart 2014, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: de advocaat van verzoeker, rechters mr. Van Mourik en mr. Schiffers-Hanssen, alsmede officier van justitie mr. Patist. Genoemde personen hebben alle hun standpunt nader toegelicht.

Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van het schriftelijk standpunt van de officier van justitie, gedateerd 26 februari 2014.

2 Het verzoek en het verweer daartegen

2.1

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :

2.1.1

In de strafzaak tegen verzoeker als verdachte is reeds vanaf 30 mei 2013 door de verdediging betwist dat de tapgesprekken correct waren vertaald en uitgewerkt. De eerste reactie van het Openbaar Ministerie was dat er was ontdekt dat de gesprekken eigenlijk in de taal Zaza/Dersim waren en niet in het Turks en dat alle gesprekken nogmaals zouden worden vertaald. Na de ontvangst van de nieuwe vertalingen en uitwerking, heeft de verdediging de taps beluisterd. Na het beluisteren bleek nog immer dat er sprake was van onjuiste vertalingen en zelfs onjuiste uitwerking van gesprekken, zelfs over essentiële zaken die in gesprekken voorkwamen zoals bijvoorbeeld data die al dan niet waren genoemd.

2.1.2

Een en ander is uitvoerig besproken tijdens de pro forma zitting van 19 december 2013. Op die zitting heeft de rechtbank overwogen en beslist:

“De raadsman krijgt de gelegenheid om tot en met 31 december 2013 een overzicht aan te

leveren aan de officier van justitie van de tapgesprekken - en de passages daarin - welke naar de mening van de verdediging onjuist zijn vertaald (met redenen omkleed). Daarna zal de officier van justitie zorgdragen voor vertaling door een tolk in de taal als op te geven door de verdediging.”

2.1.3

Vervolgens heeft de verdediging bij faxbericht d.d. 30 december 2013 zes bladzijden aan het OM toegezonden met de zaken die verkeerd zijn uitgewerkt en vertaald.

2.1.4

Het OM heeft eerst op de dag voor de zitting van 11 februari 2014 en wel om 15.27 uur een aanvulling van het dossier verzonden, waarin letterlijk het volgende was vermeld:

op bladzijde 1391

“Gelet op de restrictie, dat genoemde gesprekken niet opnieuw door dezelfde interceptietolk

Koerdisch (Dersim-Zaza) mochten worden vertaald, is er een uitvraag gedaan via de

tolkencoördinator bij de Landelijke eenheid van de politie. Het resultaat is, dat er op dit moment vanuit het tolkenregister van de politie, geen andere (interceptie)tolk Koerdisch (Dersim-Zaza) binnen Nederland beschikbaar is en ingezet kan worden.

Als alternatief is aangedragen om een (interceptie)tolk buiten Nederland de opdracht te

gunnen indien deze aan de in Nederland gestelde veiligheids-, integriteits- en kwaliteitseisen

kan voldoen. Hieraan kan worden voldaan, echter deze tolk bevindt zich in Duitsland en is de Nederlandse taal niet machtig. De door hem te vertalen gesprekken zullen dus vanuit de

Duitse taal naar het Nederlands vertaald moeten worden.

Bovenstaande is overlegd met de officier van justitie mr. A.M.F. van Veghel, deze besloot af te zien van deze vorm van inzet (interceptie)tolk.”

en op bladzijde 1393

“Gelet op het gerelateerde in proces-verbaal 30524967 met betrekking tot de correctie van

interceptiegesprekken in de taal Koerdisch (Dersim-Zaza), is in overleg met dc officier van

Justitie me. A.M.F. van Veghel, besloten om de zestien (16) genoemde gesprekken opnieuw te laten vertalen, met inachtneming van de opmerkingen van de verdediging, door dezelfde tolk Koerdisch (Dersim-Zaza).

Deze gesprekken zijn in week 6 van 2014 opnieuw beluisterd door de beëdigd tolk T132 en

indien nodig gecorrigeerd vertaald naar het Nederlands.

Volgens deze tolk betreft het gesprekken die (deels) in de Turkse en Koerdische (Dersim-Zaza) taal zijn gevoerd. In de betreffende gesprekken wordt geen Nederlands gesproken.

Abusievelijk is bij de eerste vertaalde uitwerkingen vermeld, dat er deels Nederlands

gesproken werd.

De tolk heeft verklaard, dat na het opnieuw beluisteren en vertalen van de gesprekken, de

gedeelten in het Koerdisch (Dersim-Zaza), niet significant afwijken van de eerste vertalingen en zal waar nodig extra toelichting geven in de nieuwe uitwerkingen. Een gedeelte van deze gesprekken is tevens letterlijk uitgewerkt en enkele nog samengevat.

Dc resultaten van de zestien (16) gecorrigeerde interceptiegesprekken, die betreffen de

gedeelten waarbij Koerdisch (Dersim-Zaza) gesproken wordt, zijn bij dit proces-verbaal

gevoegd.”

2.1.5

Ter zitting van 11 februari 2014 is door de verdediging aangegeven dat dit natuurlijk heel erg onbevredigend was, zeker daar waar de verdediging sinds 30 mei 2013 zowel de vertalingen alsook de uitwerking betwiste. Bovendien had de verdediging de nieuw aangeleverde stukken nog niet kunnen bestuderen en kunnen vergelijken met wat er al was en ook niet met verzoeker kunnen bespreken.

2.1.6

Het goedvinden door de rechters van deze poging van de officier van justitie om aan

de opdracht van de rechters te voldoen te vergelijken met een zaak die door de rechtbank wordt behandeld waarbij iemand wordt veroordeeld en dat het hoger beroep door dezelfde rechter zou worden gedaan. In dit geval is dus dezelfde tolk ingezet om zichzelf zogenaamd te corrigeren.

2.1.7

Bovendien heeft dit wel degelijk tot belangrijke verschillen geleid in de uitwerking en

vertaling met als voorbeeld het gesprek met nummer 287480803 (bladzijde 1409 e.v.

aanvulling).

In dat gesprek was aanvankelijk genoteerd dat er gezegd zou zijn (bladzijde 149):

“nee, nee, nee, nee ... nee ... 22... 21 ... rond dat”

Na het herbeluisteren is door dezelfde tolk het volgende uitgewerkt (bladzijde 1410):

“nee, nee, neee, nee..nee.... l ...2 ..l ... 21 … rond dat”

2.1.8

De verdediging heeft in het schrijven d.d. 30 december 2013 letterlijk gesteld:

“Ik verzoek u vriendelijk doch dringend het gehele gesprek ‘ad verbatim’ uit te werken. Ik heb u reeds aangegeven dat 21/22 in het gesprek niet voorkomt. Wat er wel is gezegd, is het

woord ‘yu’, hetgeen 1 betekent in het Zaza (anders dan het Turks woordje ‘bir’).”

Dit is een voorbeeld van een gesprek dat essentieel is in de bewijsvoering, zeker omdat uit het dossier blijkt dat er op 21 januari 2013 sprake zou zijn van de vertrek van een vrachtwagen uit Istanbul, waarvan de politie vermoedt dat de heroïne misschien daarin werd vervoerd (zie bladzijde 1196 e.v.).

De verdediging heeft zowel de eerdere alsook de latere uitwerking expliciet betwist en

heeft daar tegenover gesteld dat 21/22 niet is gezegd.

2.1.9

De verdediging heeft concreet verzocht om de taps door een andere tolk te laten uitwerken

dan de tolk die reeds eerder dezelfde taps zou hebben uitgewerkt, omdat het natuurlijk

onlogisch is dat diezelfde tolk zijn eigen werk moet beoordelen, zeker gelet op wat de

verdediging over de kwaliteit van de uitwerking en de vertaling al maanden stelt.

Voorts is er door de verdediging gesteld dat de officier van justitie ook in België (waar

Vlaams wordt gesproken) of in een ander land had kunnen zoeken naar een tolk Dersim/Zaza en dat de rechters aan de officier van justitie opdracht zou moeten verstrekken om de taps desnoods door een tolk in het buitenland, bijvoorbeeld een tolk in België, te doen uitwerken, zeker omdat dan geen noodzaak bestaat van een dubbele vertaling.

2.1.10

De rechters hebben geoordeeld dat de officier van justitie zich voldoende heeft ingezet om

te zoeken naar een andere tolk, dat er bij vertalingen sprake is van nuanceverschillen en dat

daarom geen opdracht zou worden verstrekt om de gesprekken door een andere tolk uit te

werken. Met andere woorden, het laten uitwerken van deze gesprekken door een andere tolk zou uitsluitend kunnen leiden tot nuanceverschillen en dus geen aanzienlijke verschillen.

Dit terwijl de verdediging juist had aangegeven dat er wel degelijk sprake was van belangrijke en aanzienlijke verschillen.

2.1.11

Gelet op het voorgaande en de gang van zaken vanaf 30 mei 2013, de diverse verzoeken die

de verdediging heeft gedaan bij het OM en de rechtbank, de opdracht van de rechtbank van 19 december 2013 en de gang van zaken tijdens de zitting van 11 februari 2014 (inclusief de beslissing op het verzoek van de verdediging), kan er thans worden gesproken van een situatie waarbij er zwaarwegende aanwijzingen bestaan dat de rechters enige vooringenomenheid koesteren. Deze vrees is gelet op de gang van zaken ook objectief gerechtvaardigd. Die vooringenomenheid bestaat concreet ten aanzien van de betrouwbaarheid van de uitwerking en de vertaling van de tapgesprekken, nu de rechters ondanks alles wat hiervoor is overwogen heeft geweigerd om het OM alsnog te bevelen de taps door een andere tolk te laten uitwerken/vertalen. Dit is vooral van belang omdat het mogelijke bewijs tegen verzoeker nagenoeg uitsluitend uit tapgesprekken bestaat. Daarmee geven de rechters een waardeoordeel omtrent de betrouwbaarheid van de uitwerking en de vertaling van de tapgesprekken, terwijl de verdediging die keer op keer heeft betwist, zeker in het schrijven van de verdediging op 30 december 2013 en ook ter zitting van 11 februari 2014.

2.1.12

Uit de uw afwijzing van het verzoek heeft de verdediging kunnen en mogen afleiden dat de rechters reeds een oordeel hebben over de betrouwbaarheid van de uitwerking en vertaling

van de tapgesprekken, in die zin dat die uitwerking en vertaling betrouwbaar is.

Door de mogelijkheid uit te sluiten dat het door de verdediging gedane verzoek om de

tapgesprekken die zijn betwist alsnog door een andere tolk te laten uitwerken en te vertalen hebben de rechters immers ook zonder enig voorbehoud uitgesloten dat de conclusie van het

opnieuw uitwerken en vertalen van de tapgesprekken zal kunnen zijn dat (zeer) aannemelijk

moet worden geacht dat de eerdere uitwerking en de vertaling van de tapgesprekken

onbetrouwbaar is en dus uitgestoten zou moeten worden van het bewijs.

De rechters hebben in dat kader derhalve vooruitgelopen op een beslissing die eigenlijk pas bij einduitspraak kan worden genomen.

2.2

De rechters hebben niet in de wraking berust.

De rechters bestrijden deels de feitelijke grondslag van het verzoek en hebben overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechters kan opleveren, waarbij zij – verkort en zakelijk weergegeven – hebben aangevoerd:

2.2.1

Hoewel in het proces-verbaal van de zitting van 19 december 2013 niet met zoveel woorden staat dat een andere tolk diende te worden ingeschakeld, was dat wel de bedoeling van de rechtbank. Op 11 februari 2014 waren de rechters in aanvang verbaasd dat voor het vertalen van de door de verdediging aangewezen tapgesprekken door de officier van justitie dezelfde tolk was ingeschakeld. Vervolgens kwam op die zitting de uitleg van de officier van justitie dat niet nog een tweede tolk Zaza in Nederland niet beschikbaar is. Hij had vervolgens gezocht in de ons omringende landen en kwam toen als beste optie op het inschakelen van een tolk Zaza - Duits. Dat impliceert een dubbelslag in die zin, dat een tapgesprek eerst zou moeten worden vertaald van Zaza in de Duitse taal en vervolgens door een tweede tolk van Duits naar Nederlands. Dat vervuilt en geeft ruis. De advocaat van verzoeker hamerde ter zitting sterk aan op het zoeken van een tolk in Vlaanderen. De rechters waren hierop van oordeel dat langs die weg verder geen voortgang meer zou worden geboekt. Daarbij is de mogelijkheid van Vlaanderen meegewogen. De oorspronkelijke tolk heeft kritisch naar de eigen vertalingen gekeken en heeft nuances aangebracht, hetgeen getuigt van een professionele blik. Vertalen is geen exacte wetenschap. Het staat geenszins vast dat de tapgesprekken het enige bewijs vormen tegen verzoeker. Met de beslissing van 11 februari 2014 is geen eindoordeel gegeven. De thans – met de herziening en her-vertaling door de tolk – geconstateerde verschillen zullen nog ter zitting met verzoeker moeten worden besproken.

2.3

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek, waarbij hij – verkort en zakelijk weergegeven – heeft aangevoerd:

2.3.1

Het is evident dat de verdediging het niet eens is met de beslissing van de rechtbank. Ter beoordeling is de vraag of er sprake is van zwaarwegende aanwijzingen voor enige vooringenomenheid van de rechters. Niet blijkt dat zij met hun beslissing vooruit liepen op de bewijswaardering, of en hoe zij de vertalingen van tapgesprekken als bewijs gaan gebruiken en wat zij daarmee gaan doen.

3 De beoordeling

3.1

Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van een partij, elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Naar vaste rechtspraak dient bij de beoordeling van een wrakingsverzoek voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat hij jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

3.2

Voorts geldt dat het niet aan de wrakingskamer is een door de rechter gegeven beslissing

inhoudelijk te toetsen, ook niet indien een beslissing op het oog onjuist zou kunnen worden

geacht. Dat geldt ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige of

onjuiste beslissingen. De vrees voor vooringenomenheid kan indien het wrakingsverzoek zich richt op (de motivering van) een gegeven beslissing alleen objectief gerechtvaardigd zijn indien in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval, de rechter een beslissing heeft genomen die zo onbegrijpelijk is dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid is ingegeven.

3.3

Daarnaast kan zich het geval voordoen dat de motivering van de aangevochten beslissing erop duidt dat de rechter zijn beslissing (mede) heeft gebaseerd op (betwiste doch) door hem reeds vastgestelde feiten of op een reeds gevormd oordeel omtrent vragen die eerst bij eindbeslissing aan de orde dienen te komen. Dan immers is een (al dan niet begrijpelijke) beslissing niettemin kennelijk ingegeven door vooringenomenheid, althans kan de vrees daarvoor dan objectief gerechtvaardigd zijn.

3.4

De wrakingskamer is van oordeel dat van het vorenstaande in het onderhavige geval geen sprake is en overweegt daartoe het volgende:

3.5

Blijkens het proces-verbaal van de zitting van 11 februari 2014 hebben de rechters het verzoek van de verdediging een nieuwe tolk te benoemen (voor het her-vertalen van door de verdediging aangewezen en reeds eenmaal door een andere tolk vertaalde tapgesprekken) afgewezen met als motivering dat:

“……. is voldaan aan de opdracht gegeven door de rechtbank op 19 december 2013. De officier van justitie heeft zich ingespannen om een andere tolk Zazaki te vinden, maar heeft die alleen in Duitsland kunnen vinden. De rechtbank is van oordeel dat het bij een vertaling gaat om nuances en dat deze nuances bij een dubbelslag, via een vertaling uit het Duits of een andere taal, nog meer verloren zullen gaan. In het door de verdediging genoemde voorbeeld ziet de rechtbank geen aanleiding om te komen tot het oordeel dat de tolk het werk onoordeelkundig heeft verricht.”

De afwijzing van het verzoek van de verdediging is een procesbeslissing en de wrakingskamer is van oordeel dat rechters een tussentijds aan hen gevraagde procesbeslissing moeten kunnen nemen en motiveren, zodat de procedure voortgang kan vinden. Deze beslissing moet worden gezien in het licht van de stand van zaken op dat moment. Met het nemen van een dergelijke beslissing blijkt weliswaar onvermijdelijk van een standpunt van de rechters, maar dat levert niet zonder meer een zwaarwegende aanwijzing als vorenbedoeld op dat een vrees voor partijdigheid ten aanzien van andere door de rechters te nemen beslissingen objectief gerechtvaardigd is. De rechters hebben slechts beslist, dat gelet op het inmiddels verrichte onderzoek en de resultaten daarvan, het op dat moment niet noodzakelijk werd geacht om de door de verdediging aangewezen tapgesprekken door een andere tolk te doen her-vertalen. Niet gebleken is dat de rechters bij het nemen van die afwijzende beslissing zich reeds een oordeel hebben gevormd over feiten of rechtsvragen dat eerst bij de eindbeslissing zou dienen te worden gevormd. Integendeel, de rechters zijn voornemens – zoals zij ter zitting van de wrakingskamer bij monde van de gewraakte voorzitter en oudste rechter hebben meegedeeld – verzoeker ter zake van de thans door te tolk aangedragen verschillen in de vertaling ter zitting te bevragen en daarover met hem verder te spreken.

3.7

Ook in het geval dat de beslissing van de rechters onjuist zou zijn, zijn er geen bijzondere omstandigheden gesteld of gebleken, waardoor gesteld kan worden dat de rechters jegens verzoeker als verdachte vooringenomenheid hebben gekoesterd, in die zin dat de bij verzoekers dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Er is geen sprake van een beslissing die dermate onbegrijpelijk is dat daarvoor geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid is ingegeven.

3.8

Uit het voorgaande vloeit voort dat de verzoeken ongegrond zijn en dienen te worden afgewezen.

4 De beslissing

De rechtbank:

wijst af het verzoek tot wraking van mr. M. van Mourik, mr. G.J. Schiffers-Hanssen en

mr. E.H. van der Steeg.

Deze beslissing is gegeven op 21 maart 2014 door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. W.J.J. Wetzels en mr. M. Fiege, rechters.

Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.

Verzonden op:

aan:

- mr. H. Raza

- mr. M. van Mourik

- mr. G.J. Schiffers-Hanssen

- mr. E. van der Steeg

- mr. F. van Veghel


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature