U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Beroepsaansprakelijkheid advocaat.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel

zaaknummer / rolnummer: C/10/413125 / HA ZA 12-1018

Vonnis van 18 december 2013

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiseres],

gevestigd te Zwolle,

eiseres,

advocaat mr. M. van Tuijl,

tegen

de openbare maatschap handelend onder de gemeenschappelijke naam

DE BOK ROIJERS GASSELING ADVOCATEN,

gevestigd te Rotterdam,

gedaagde,

advocaat mr. V.R. Pool.

Partijen zullen hierna [eiseres] en De Bok Roijers Gasseling Advocaten genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het tussenvonnis van 18 september 2013 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;

het proces-verbaal van comparitie van 26 november 2013.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Tot 22 februari 2010 was de statutaire naam en handelsnaam van [eiseres] Steelpoint B.V. [eiseres] was onder die naam actief op het gebied van de handel in staalproducten.

2.2.

In september 2005 heeft [eiseres] een overeenkomst tot levering van bepaalde staalproducten gesloten met IHC Hydrohammer B.V. (hierna: IHC). De door [eiseres] te leveren zaken betroffen een bodemstuk (hierna: het bodemstuk), brandstofgordels en flenzen, ten behoeve van een door IHC te ontwikkelen onderwaterheihamer (hierna: de Pyrodriver).

2.3.

[eiseres] heeft de Italiaanse smederij Facs Fucine S.p.A. (hierna: FACS) opdracht gegeven om de aan IHC te leveren zaken te vervaardigen.

2.4.

De zaken zijn in de periode februari - maart 2006 geleverd en daarna door IHC toegepast in de Pyrodriver.

2.5.

Tijdens het in bedrijf stellen van de Pyrodriver op 10 april 2007 is het door [eiseres] geleverde bodemstuk gescheurd en is de Pyrodriver in tweeën gebroken.

2.6.

IHC heeft [eiseres] aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade. Voorts heeft IHC zich ter zake van door haar aan [eiseres] (ter zake van andere overeenkomsten) verschuldigde bedragen beroepen op verrekening.

2.7.

Bij brief van 4 december 2007 heeft IHC [eiseres] als volgt bericht:

'Hierdoor komen wij bij u terug op onze eerdere gesprekken en correspondentie met betrekking tot de bovengenoemde aangelegenheid.

Op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst d.d. 6 september 2005 (onze Purchase Order 70034), hebt u ons diverse materialen geleverd, bestaande uit smeedijzeren flenzen (upper en lower flange'), bodemstuk ('liner bottom') en brandstof gordel (fuel girdle') ten behoeve van een door ons ontwikkelde Pyrodriver. De eisen waaraan de door u te leveren zaken dienden te voldoen zijn zowel in de door ons aan u vóór het sluiten van de overeenkomst overhandigde specificatie alsook in de opdrachtbevestiging neergelegd. Op deze overeenkomst zijn de IHC Holland General Conditions of Purchase 1985 van toepassing.

Ter uitvoering van deze overeenkomst heeft u de in Italië gevestigde smederij FACS Fucine S.p.A. ingeschakeld. De materialen zijn, voorzien van Lloyds certificaten, bij ons geleverd in de periode februari - maart 2006. Na levering van deze materialen zijn deze in de Pyrodriver verwerkt.

Tijdens het inbedrijfstellen van de Pyrodriver aan boord van het M/S Normand Progress bij het Kikeh (gas)veld te Maleisië op 8 april jl. is de Pyrodriver na het plaatsen van een eerste anker, toen het aan boord gereed lag om een tweede anker te plaatsen, ter hoogte van de 'bottom liner' zonder enige indicatie of waarschuwing in tweeën gebroken. Telefonisch en bij e-mail van 10 juli jl. hebben wij u van dit voorval op de hoogte gesteld en hebben wij u twee illustratieve foto's van de situatie doen toekomen.

Omdat wij daarover alstoen niet direct duidelijkheid hadden, hebben wij teneinde de oorzaak van de breuk te kunnen achterhalen, zoals met u besproken en door u bij FACS Fucine S.p.A. bewerkstelligd, een onderzoek laten instellen naar de mogelijke oorzaken van de schade aan de Pyrodriver en naar het materiaal van de 'bottom liner'.

Van FACS Fucine S.p.A. ontvingen wij in juli 2007 een sample van het materiaal. Dit sample hebben wij door het onafhankelijke testinstituut Materiaal Metingen Testgroep te Ridderkerk (MME) onder toezicht van Lloyds laten onderzoeken. Intern hebben wij ons eigen onderzoek opgestart en hebben wij het gehele ontwerp opnieuw doorgerekend.

Inmiddels ontvingen wij het testrapport van MME. Haar conclusie is helder: het door u geleverde materiaal, althans in ieder geval de 'bottom liner', voldoet - in weerwil van de op de certificaten vermelde gegevens - uitdrukkelijk niet aan de overeengekomen vereisten, met name niet voor wat betreft de zogenoemde kerfslagwaarde. Ook de 0,2 rekgrens en de rek bij breuk wijken af.

In dit verband merken wij bovendien op dat de discrepantie tussen enerzijds de materiaaleigenschappen - en dan met name de kerfslagwaarde - zoals die door FACS Fucine S.p.A. in haar bij de materialen behorende certificaten heeft doen vermelden en anderzijds de door de MME gemeten waarden en gedane constateringen, zeer opmerkelijk is. Naar de oorzaak hiervan kunnen wij slechts gissen. Evident is in ieder geval dat het geleverde materiaal absoluut niet voldoet aan de overeengekomen specificaties.

De door het MME uitgevoerde onderzoeken leiden, tezamen met het door ons uitgevoerde eigen onderzoek, welke bevestigt dat de op de Pyrodriver inwerkende krachten ruim binnen de toleranties van het door ons gespecificeerde materiaal zijn gebleven, tot de conclusie dat de oorzaak van de breuk gelegen moet zijn in het feit dat (het materiaal van) de 'bottom liner' niet voldeed aan de overeengekomen vereisten en deze 'bottom liner' dientengevolge niet bestand bleek tegen de voormelde krachten en daardoor is gaan scheuren.

Het vorenstaande laat geen andere conclusie dan dat u toerekenbaar tekort bent geschoten in de uitvoering van de overeenkomst en dat de opgetreden schade daar een rechtstreeks aan toe te schrijven gevolg van is. Hierbij stellen wij u dan ook aansprakelijk voor de door ons geleden schade. Op dit moment zijn wij doende hiervan een inventarisatie te maken. Zodra een schadeoverzicht voor handen is, zullen wij daar bij u op terugkomen.

Het lijkt ons raadzaam dat u - zo u dat nog niet gedaan zou hebben - uw verzekeringmaatschappij van deze zaak op te hoogte stelt en onze aansprakelijkstelling aan hen doorleidt.

Wij stellen voor nadien met u (uw verzekeraar) en zo daartoe bij haar bereidheid bestaat eventueel FACS Fucine S.p.A. rond de tafel te gaan zitten, zodat wij enerzijds de uitkomsten van ons onderzoek en dat van MME kunnen toelichten en anderzijds dan valt te bezien of er een minnelijke regeling bereikt kan worden.

Om er zeker van te zijn dat deze brief u bereikt, zenden wij u deze zowel per gewone als per aangetekende post.'

2.8.

Bij brief van 15 januari 2008 heeft IHC [eiseres] als volgt bericht:

'Volgend op onze aansprakelijkheidsstelling van 4 december '07, doen wij u hierbij onze voorlopige schadeclaim toekomen.

Het gaat daarbij om de volgende onderdelen van onze Purchase order 70034, gedateerd 06/09/2005, Uw order SP2597/2596:

2 stuks liner bottom, vlgs. tekening 88414052, materiaal 35CrNiMoV12.5QT

4 stuks fuel girdle ½, vlgs. tekening 88415051, materiaal 35CrNiMoV12.5QT

In onze brief van 4 december jl. berichtten wij u reeds dat tijdens het inbedrijfstellen van de Pyrodriver, waarvan bovengenoemde leveringen deel uit maakten, er een breuk is ontstaan in een van de twee liner bottom's en dat na onderzoek naar de mogelijke oorzaak van dit falen is gebleken dat die ligt bij het door U toegeleverde materiaal.

Bij materiaalonderzoek is gebleken dat dit smeedstuk niet voldoet aan de specificaties.

Ook de door U, op ons verzoek, toegeleverde teststukken van beide bottom liners zijn onderworpen aan een materiaalonderzoek. Deze teststukken voldeden ook niet aan de gevraagde materiaalspecificaties.

Zoals eveneens in genoemde brief is aangegeven waren wij doende de door ons dientengevolge geleden en te lijden schade te inventariseren. Hoewel dat proces nog niet is afgerond (er lopen nog een aantal potentiële claims op ons), zijn een aantal schadeposten inmiddels al bekend.

Gezien de geconstateerde afwijkingen in bovenstaande materialen ten opzichte van de door ons geëiste, overeengekomen specificaties, met het rampzalige gevolg van totale breuk zoals die zich ten aanzien van de liner bottom heeft voorgedaan, kunnen wij niet anders dan uit voorzorg en ter voorkoming van mogelijk nog veel meer schade de vier stuks fuel girdle's, uit dezelfde productiebatch en (derhalve) met dezelfde materiaalspecificatie, als 'verdacht' en daardoor onbruikbaar te moeten aanmerken.

Onze schadeclaim heeft derhalve vooralsnog betrekking op de bovengenoemde zes onderdelen en de ten gevolge van de opgetreden breuk geleden schade.

De schade die veroorzaakt is door het inferieure materiaal zal zeer aanzienlijk zijn. Tot op heden bestaat deze in ieder geval uit de waarde van de geleverde smeedstukken, vermeerderd met de bewerkingskosten die tot het eindproduct hebben geleid, de onderzoekskosten, alsook de overige kosten die gemaakt moeten worden om het eindproduct te herstellen, te beproeven en weer in gebruik te kunnen nemen. Tevens zijn wij door onze opdrachtgever aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade. Een concrete onderbouwing van die schade hebben wij nog niet ontvangen, maar zullen die zodra die bekend is, uiteraard aan u doorleiden.

Wij komen daarmee tot het volgende voorlopige overzicht:

Onderdelen

Oty Omschrijving Tek. no. Prijs smeedstuk Prijs bewerking Totaal prijs

2 Liner Bottom 88414052 30.900,00 € 61.800,00

1. Liner Bottom 88414002 47.890,00 € 47.890,00

1. Liner Bottom 88414003 27.029,42 € 27.029,00

4 Fuel Girdle 1/2 88415051 13.400,00 € 53.600,00

2 Fuel Girdle 1/2 88415001 15.352,89 € 30.705,78

2 Fuel Girdle 1/2 88415002 15.352,89 € 30.705,78

Subtotaal onderdelen € 251.130,56

Onderzoek

Onderzoek Mat. Metingen Quality Consulting BV € 9.315,27

Onderzoek [Y] € 20.376,50

Onderzoek Geowave € 17.746,50 +

Subtotaal onderzoek € 47.438,27

Overige kosten IHC Merwede

Begeleidingskosten schade-onderzoek en schade herstel € 37.800,00

Arbeidskosten demontage en montage € 42.240,00

Yard test na reparatie € 91.870,00 +

Subtotaal Overige kosten € 171.910,00

Claim totaal € 471.078,83

Inmiddels hebt U van ons de volgende rapporten ontvangen:

--Engineering rapport TO-02138-R04, per e-mail door R.P. Baars op 11-12-2007

--Laboratory test report 2155/Pl van MME, per e-mail door M. Schaap op 7-1 -2008

--Laboratory test report 2155/2 van MME, per e-mail door M. Schaap op 7-1 -2008

--Laboratory test report 2473/3 van MME, pet e-mail door M. Schaap op 7-1 -2008

De rapporten van [Y] en van Geowave zijn bij ons ter inzage.

Ter compensatie van bovenstaande claim hebben wij betalingen voor reeds door U geleverde producten ter waarde van € 222.500,00 (onze PO nr's 72623 en 72370) opgeschort en verrekenen wij dit bedrag hierbij met de bovenstaande schade, ten gevolge waarvan door ons op dit moment nog een bedrag ad € 248.578,83 op U te vorderen is. Hierbij verzoeken wij u dit bedrag binnen twee weken na heden aan ons over te maken.

Uiteraard houden wij u op de hoogte van de verdere feiten in deze zaak.'

2.9.

[eiseres] heeft zich naar aanleiding van de aansprakelijkstelling en het beroep op verrekening door IHC voor juridische bijstand gewend tot mr. L.P. Quist van Quist en Eskes Advocaten. Deze adviseerde om een contra-expertise te laten verrichten.

2.10.

[eiseres] heeft de door IHC gerapporteerde onderzoeksbevindingen laten toetsen door Schielab B.V. (hierna: Schielab). Schielab heeft in een niet van een dagtekening voorziene (ook gefaxte) brief als volgt gerapporteerd:

'Schielab is gevraagd om aan de hand van de rapportage van de firma Materiaal Metingen Testgroep B.V. en IHC Hydrohammer BV te bepalen of betreffende onderzoeksresultaten de juiste zijn. Met name is gevraagd om aan te geven of het materiaal hier een smeedstuk betreft dan wel een gietstuk.

Het betreft hier de schade aan de bodemflens van een Pyrodriver. Deze bodemflens van de Pyrodriver zou een smeedstuk van materiaal type 35CrNiMoV12.5 (W.nr. 1.6959) moeten betreffen.

De rapporten 2473/1 rev.1 en 2155/Pl van de firma Materiaal Metingen Testgroep B.V. geven aan dat de mechanische eigenschappen van het materiaal van de Pyrodriver niet overeenkomen met 35CrNiMoVI2.5 (tekening nr. 88.41.40.52 (bijlage I blad 35 van 40 in rapport 2 155/Pl)).

Dit is juist geconcludeerd, immers de gemeten treksterkte, rekgrens, rek en kerfslagwaarden zijn te laag.

In de rapporten 2155/Pl, en 2155/2 en 2473/3 van de Materiaal Metingen Testgroep B.V. wordt vermeld dat er sprake is van een dendritische macrostructuur alsmede dat er interdendritische porositeiten in het materiaal van de Pyrodriver zijn aangetroffen. Nadere bestudering van de foto's uit het betreffende rapport bevestigt dit.

Een dendritische macrostructuur en ook aanwezige interdendritische porositeiten in een materiaal zijn karakteristieken van een gegoten materiaal. Deze kenmerken vindt men niet terug in materialen die gesmeed zijn en naar behoren zijn warmtebehandeld.

Het IHC Hydrohammer BV rapport TO-02138-R04 Rev.1.0. is een samenvatting van de eerder genoemde rapporten van de Materiaal Metingen Testgroep B.V. De samenvatting doet recht aan de resultaten zoals gerapporteerd in deze rapporten.

Kortom: Het materiaal van de Pyrodriver betreft een gietstuk en geen smeedstuk.'

2.11.

In september 2008 heeft [eiseres] zich gewend tot mr. R.J.R.M. de Bok van De Bok Roijers Gasseling Advocaten. Deze heeft bij brief van 29 september 2008 de opdracht van [eiseres] bevestigd om haar bij te staan inzake de geschillen met IHC en FACS.

2.12.

Bij brief van 22 oktober 2008 heeft mr. De Bok een advocaat te Italië, mr. A. Catucci, geïnstrueerd. Deze brief vermeldt onder meer het volgende:

'(…) In this case, I would like to ask you to review the documents attached to this letter, and let me know whether you would need additional documents in order to be able to determine the possibilities for Steelpoint in relation to FACS as well as Lloyd's Register. Furthermore, could you please supply me with a prognoses of the costs which would be involved in legal proceedings in Italy.

Please send your assignment letter directly to the client.'

2.13.

Op 8 december 2008 heeft mr. De Bok IHC namens [eiseres] doen dagvaarden voor de rechtbank Dordrecht teneinde betaling te vorderen van een hoofdsom van € 266.600,46 ter zake van in 2007 door [eiseres] aan IHC geleverde zaken.

2.14.

In de procedure bij de rechtbank Dordrecht heeft IHC zich in conventie op verrekening beroepen en in reconventie een vordering tegen [eiseres] ingesteld.

2.15.

Bij vonnis van 20 januari 2010 heeft de rechtbank Dordrecht het door IHC gedane beroep op verrekening gehonoreerd. De vorderingen van [eiseres] zijn afgewezen. In reconventie zijn de vorderingen van IHC in belangrijke mate toegewezen. De rechtbank Dordrecht heeft in reconventie voor zover thans van belang als volgt beslist:

'5.4. verklaart voor recht dat Steelpoint toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de tussen haar en IHC op 6 september 2005 tot stand gekomen overeenkomst (Purchase Order 70034);

5.5.

veroordeelt Steelpoint om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan IHC te voldoen:

- voor zover die schade thans bekend is, een bedrag van € 172.108,71 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 januari 2008 tot de dag der algehele voldoening;

- voor zover die schade thans nog niet bekend is een bedrag nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

(…)'

2.16.

Tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht is geen hoger beroep ingesteld.

2.17.

Gedurende de loop van de procedure bij de rechtbank Dordrecht zijn werkzaamheden die voorheen door [eiseres] onder de naam 'Steelpoint B.V.' pleegden te worden verricht ondergebracht in de rechtspersoon Steelpoint International B.V. Kort na het eindvonnis van de rechtbank Dordrecht heeft [eiseres] haar naam doen wijzigen van Steelpoint B.V. in [eiseres] IHC is er niet in geslaagd het door de rechtbank Dordrecht in reconventie aan haar toegewezen bedrag op [eiseres] te verhalen.

2.18.

Mr. Catucci heeft [eiseres] in mei 2009 geadviseerd dat er gronden zijn om over te gaan tot aansprakelijkstelling van zowel FACS als Lloyd's Register. Na door [eiseres] aansprakelijk te zijn gesteld, hebben zowel FACS als Lloyd's Register aansprakelijkheid afgewezen. Mr. Catucci heeft in opdracht van [eiseres] te Italië een procedure aanhangig gemaakt teneinde een onafhankelijk deskundige te doen benoemen. Nadat deze deskundige was benoemd, heeft IHC zich op het standpunt gesteld niet bereid te zijn haar medewerking te verlenen aan onderzoek door die deskundige, althans slechts onder bepaalde voorwaarden bereid te zijn daaraan haar medewerking te verlenen.

2.19.

[eiseres] heeft haar advocaten medio 2011 geïnstrueerd om verdere acties jegens FACS, Lloyd's Register en IHC op te schorten.

2.20.

Bij brief van 24 januari 2012 van mr. M. van Tuijl van Kneppehout & Korthals N.V. heeft 'Steelpoint B.V.' (bedoeld zal zijn: [eiseres]) De Bok Roijers Gasseling Advocaten aansprakelijk doen stellen voor door haar geleden nadeel ten gevolge van de wijze van procederen zoals door mr. De Bok bepaald. Deze brief luidt als volgt:

'Ik treed op voor Steelpoint B.V. ("Steelpoint").

Uw kantoor, uzelf in het bijzonder, stond Steelpoint bij in een procedure die vanaf 2007 is gevoerd tegen IHC Hydrohammer B.V. ("IHC"). De zaak is door uw kantoor behandeld onder dossiernummer 2008463.

Steelpoint verzocht mij de processtukken te bestuderen teneinde te bezien of haar belangen op de juiste wijze door uw kantoor zijn behartigd. Ik nam het dossier inmiddels door en wil u dienaangaande het volgende voorleggen.

Vorderingen

Steelpoint vorderde betaling van de facturen voor door Steelpoint aan IHC geleverde producten ter waarde van € 266.600,46, betrekking hebbende op de purchase orders 72623 en 72370.

IHC had betaling van de facturen van Steelpoint opgeschort en beriep zich op verrekening van het bedrag aan schade dat zij stelde te hebben geleden ten gevolge van een defecte Pyrodriver. Steelpoint had aan IHC, op basis van een door IHC aan Steelpoint verleende opdracht (purchase order 70034), smeedijzeren flenzen, een bodemstuk en een brandstofgordel geleverd. IHC bewerkte deze goederen en heeft deze op haar beurt, als onderdeel van een Pyrodriver, aan een klant van haar geleverd.

Bij haar conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, heeft IHC een aanzienlijk aantal producties overgelegd waaruit moest blijken dat het defect van de Pyrodriver voortvloeide uit de door Steelpoint aan IHC geleverde gebrekkige goederen. IHC vorderde voorts van Steelpoint in reconventie de betaling van schadevergoeding ad € 471.078,83 verrekend met de conventionele vordering van Steelpoint (mits haar beroep in conventie op verrekening werd toegewezen).

Procedure

Op 20 januari 2010 wees de Rechtbank te Dordrecht vonnis in de procedure met IHC. De Rechtbank stelde vast dat Steelpoint een ondeugdelijk product had geleverd en daarmee tekort was geschoten in de nakoming van haar verplichting jegens IHC. De tekortkoming was toerekenbaar aan Steelpoint aangezien zij diende in te staan voor de door haar gebruikte hulppersonen, waaronder de Italiaanse fabrikant van de door Steelpoint aan IHC geleverde onderdelen Facs Fucine S.A.R.L. ("Facs Fucine"). De Rechtbank wees de vordering van IHC vrijwel geheel toe.

Gezien de motivering van de Rechtbank werd geen hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. De focus werd gericht op een procedure in Italië om het bedrag waartoe Steelpoint is veroordeeld te betalen aan IHC te verhalen op de fabrikant van de door Steelpoint geleverde onderdelen, Facs Fucine.

In mijn ogen is met deze procestactiek een onnodig risico genomen. Het komt mij voor dat na het bekend worden met de eis in reconventie van IHC het voor de hand had gelegen om Facs Fucine in vrijwaring op te roepen in de procedure voor de rechtbank Dordrecht.

Bij gebrek aan een geldig forumkeuzebeding had Steelpoint immers de mogelijkheid om op grond van artikel 6 sub 2 EEX-verordening Facs Fucine voor de Rechtbank te Dordrecht in vrijwaring op te roepen. De (eventueel succesvolle) inhoudelijke verweren van Facs Fucine tegen de claim van Steelpoint had Steelpoint op haar beurt kunnen gebruiken als verweren tegen de eis in reconventie van IHC. Deze mogelijkheid is verkeken waardoor Steelpoint de aanzienlijke schadepost aan IHC moest vergoeden. Dit risico was in de omstandigheden te voorzien en had gemakkelijk vermeden kunnen worden zonder dat daarbij andere risico's in het leven zouden zijn geroepen, door Facs Fucine in vrijwaring op te roepen.

Tot besluit

Op grond van de processtukken spreek ik in ieder geval mijn verbazing uit dat deze insteek niet gekozen is. Mogelijk is dit een bewuste keuze geweest op basis van feiten die mij niet bekend zijn. Ik nodig u uit om uw visie hierop te geven en in het bijzonder aan te geven of u het eens bent met de conclusie dat in de concrete omstandigheden van het geval niet de juiste procestactiek gekozen is waardoor Steelpoint nu in een onnodig aanzienlijk ongunstigere positie verkeert.

Graag verneem ik spoedig uw reactie op het voorgaande. Vooralsnog behoud ik mij wel namens Steelpoint alle rechten voor en houd ik u aansprakelijk voor enig nadeel dat Steelpoint lijdt ten gevolge van de wijze van procederen zoals door u bepaald.'

3 Het geschil

3.1.

[eiseres] vordert dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

a. zal verklaren voor recht dat De Bok Roijers Gasseling Advocaten jegens [eiseres] aansprakelijk is uit hoofde van schending van haar contractuele verplichtingen jegens [eiseres], althans van onrechtmatig handelen jegens [eiseres];

b. De Bok Roijers Gasseling Advocaten zal veroordelen tot vergoeding van de schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, die [eiseres] heeft geleden en nog zal lijden;

c. De Bok Roijers Gasseling Advocaten zal veroordelen tot betaling van een voorschot van EUR 337.370,28, althans een bedrag dat de rechtbank in goede justitie billijk acht, op de schade die [eiseres] heeft geleden en nog zal lijden;

d. De Bok Roijers Gasseling Advocaten zal veroordelen in de proceskosten en de buitengerechtelijke kosten (begroot volgens Rapport Voorwerk II op 2 punten van Tarief VI voor een bedrag van EUR 4.000,00) alsmede in de nakosten als bedoeld in artikel 237 lid 4 Rv en de wettelijke rente over alle kosten vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening.

3.2.

De Bok Roijers Gasseling Advocaten heeft de vorderingen gemotiveerd weersproken en concludeert tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [eiseres] in de kosten en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.

4 De beoordeling

4.1.

[eiseres] grondt haar vorderingen primair op wanprestatie, subsidiair op onrechtmatige daad. Daartoe stelt zij - kort weergegeven - het volgende. Tussen [eiseres] en De Bok Roijers Gasseling Advocaten is een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 BW tot stand gekomen. De Bok Roijers Gasseling Advocaten is toerekenbaar tekortgeschoten in de ingevolge artikel 7:401 BW op haar rustende verplichting om bij haar werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen. De Bok Roijers Gasseling Advocaten heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat in acht moet nemen. Het handelen van De Bok Roijers Gasseling Advocaten kwalificeert tevens als een jegens [eiseres] gepleegde onrechtmatige daad. De Bok Roijers Gasseling Advocaten is gehouden de dientengevolge door [eiseres] geleden schade te vergoeden. [eiseres] verwijt De Bok Roijers Gasseling Advocaten concreet dat zij FACS in de procedure voor de rechtbank Dordrecht niet in vrijwaring heeft opgeroepen. Daarnaast verwijt zij De Bok Roijers Gasseling Advocaten dat zij in de procedure onvoldoende en onvoldoende onderbouwd verweer heeft gevoerd en dat zij heeft verzuimd om een deskundige in te schakelen, althans om [eiseres] te adviseren daartoe over te gaan.

4.2.

De rechtbank oordeelt als volgt.

4.3.

[eiseres] heeft het juridische kader correct geschetst. Het voornaamste geschilpunt betreft de vraag of een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat [eiseres] in de concrete omstandigheden van dit geval zou hebben geadviseerd om FACS in vrijwaring op te roepen.

4.4.

Mr. De Bok heeft ter comparitie toegelicht dat hij [eiseres] adviseerde om tot dagvaarding van IHC ter zake van de openstaande facturen over 2007 over te gaan omdat het niet verstandig leek het door IHC gedane beroep op verrekening te accepteren en verder af te wachten of IHC op enig moment alsnog een vordering tegen [eiseres] zou instellen. Teneinde eventueel in Italië een procedure aanhangig te kunnen maken, was het in de visie van mr. De Bok noodzakelijk om duidelijkheid te verkrijgen over de door [eiseres] geleden schade. Om de claim tegen FACS en Lloyd's Register - de certificerende instantie - te kunnen onderbouwen achtte hij het van belang om te kunnen beschikken over de informatie die door IHC diende te worden ingebracht in de procedure bij de rechtbank te Dordrecht. De rechtbank is van oordeel dat een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat tot deze afwegingen en advisering kon komen. Dat een andere strategie ook denkbaar was, doet daar niet aan af. De rechtbank neemt daarbij mede het volgende in overweging.

4.5.

Impliciete acceptatie door [eiseres] van het door IHC gedane beroep op verrekening zou haar positie in een nadien alsnog te voeren procedure en in eventuele onderhandelingen hebben verzwakt. Indien afgewacht zou worden tot IHC rechtsmaatregelen zou treffen, zou dat bovendien het risico hebben vergroot dat IHC - na verhaalsonderzoek - voor [eiseres] mogelijk zeer belastende conservatoire maatregelen jegens [eiseres] zou hebben getroffen. Daar komt bij dat IHC er in de loop van - of na - de procedure bij de rechtbank te Dordrecht wellicht alsnog door [eiseres] van overtuigd had kunnen worden dat het wenselijk was om samen te werken met [eiseres] teneinde de schade op FACS en/of Lloyd's Register te verhalen. Weliswaar was IHC daar aanvankelijk - vóór de procedure bij de rechtbank Dordrecht - niet toe bereid gebleken, maar dat standpunt zou IHC wellicht hebben heroverwogen zodra was komen vast te staan dat haar totale schade zeer aanzienlijk was en dat [eiseres] daarvoor geen verhaal bood.

4.6.

Bij het adviseren over de te hanteren strategie diende De Bok Roijers Gasseling Advocaten derhalve meer omstandigheden in aanmerking te nemen dan louter technisch processuele voor- en nadelen.

4.7.

Bij beoordeling van de vraag of een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat [eiseres] vervolgens zou hebben geadviseerd om in de procedure voor de rechtbank Dordrecht in reconventie FACS en eventueel Lloyd's Register in vrijwaring te betrekken, is naast het vorenstaande onder meer het volgende van belang. Op de rechtsverhoudingen tussen [eiseres] en FACS en [eiseres] en Lloyd's Register was geen Nederlands recht van toepassing. Dat zou de behandeling door een Nederlandse advocaat en de behandeling voor een Nederlandse rechter compliceren en aanzienlijk kostbaarder maken. Bovendien betroffen de mogelijke geschilpunten tussen [eiseres] enerzijds en FACS en Lloyd's Register anderzijds complexe technische materie. Op voorhand was niet aannemelijk dat van de zijde van [eiseres] - zonder het inroepen van externe technische deskundigen (wat kostbaar zou zijn) en zonder bijstand van IHC (waarvan vooralsnog niet aannemelijk was dat IHC reeds bereid was die te verlenen) - adequaat zou kunnen worden gereageerd op dienaangaande door FACS en/of Lloyd's Register in de procedure in te nemen stellingen. Eventuele bewijsvoering in Nederland zou tevens complex en kostbaar kunnen zijn doordat de productie en certificering van de producten waarvan de kwaliteit ter discussie stond in Italië hadden plaatsgevonden.

4.8.

Indien [eiseres] FACS (en Lloyd's Register) in de procedure voor de rechtbank Dordrecht in vrijwaring zou hebben betrokken, is voorts aannemelijk dat die partij(en) de bevoegdheid van de Nederlandse rechter zouden hebben betwist. [eiseres] heeft er weliswaar terecht op gewezen dat het ingevolge artikel 6 sub 2 EEX-verordening in beginsel mogelijk zou zijn geweest om FACS voor de rechtbank Dordrecht in vrijwaring op te roepen, maar De Bok Roijers Gasseling Advocaten heeft er terecht op gewezen dat die mogelijkheid niet bestaat wanneer een vordering is ingesteld om de opgeroepene af te trekken van de rechter die op grond van de verordening bevoegd is. Gelet op het feit dat [eiseres] reeds voorafgaande aan het aanhangig maken van de procedure bij de bij de rechtbank Dordrecht bekend was met de omvangrijkere tegenvordering van IHC en het feit dat zij daartegen geen kansrijke verweren kon voeren, is niet ondenkbaar dat een beroep op onbevoegdheid van de Nederlandse rechter zou zijn gehonoreerd. Immers, in een bevoegdheidsincident had het verweer kunnen worden gevoerd dat [eiseres] door de vordering tegen IHC in te stellen de vordering in reconventie opzettelijk had uitgelokt teneinde FACS van de ingevolge de hoofdregels van de EEX-verordening bevoegde Italiaanse rechter af te trekken.

4.9.

De rechtbank acht de visie van [eiseres] dat aan oproeping in vrijwaring van FACS en Lloyd's Register in de procedure bij de rechtbank Dordrecht slechts voordelen verbonden zouden zijn geweest derhalve niet juist. De conclusie dat een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat [eiseres] in de concrete omstandigheden van dit geval zou hebben geadviseerd om FACS in vrijwaring op te roepen, kan op grond van hetgeen hiervoor is overwogen niet worden getrokken, of beter geformuleerd: een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat kon ook - zoals De Bok Roijers Gasseling Advocaten - tot een ander advies komen. De rechtbank merkt daarbij op dat in deze procedure niet ter beoordeling staat of - achteraf bezien - de best mogelijke adviezen zijn gegeven en of optimaal is geprocedeerd, maar slechts of is gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat in acht moet nemen. De rechtbank is, alles overwegende, van oordeel dat De Bok Roijers Gasseling Advocaten door [eiseres] niet te adviseren om FACS (en Lloyd's Register) in vrijwaring in de procedure voor de rechtbank Dordrecht te betrekken niet heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat in acht moet nemen.

4.10.

Geoordeeld zou kunnen worden dat De Bok Roijers Gasseling Advocaten de eventuele mogelijkheid van het aanhangig maken van vrijwaringsprocedures tegen FACS en Lloyd's Register voor de rechtbank te Dordrecht in ieder geval met [eiseres] had moeten bespreken. Indien een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat over die mogelijkheid echter niet positief behoefde te adviseren, is niet aannemelijk dat het tot een oproeping in vrijwaring zou zijn gekomen. In de praktijk zal een cliënt - zolang er sprake is van een vertrouwensrelatie - de processuele adviezen van zijn advocaat immers opvolgen. Uit het feit dat De Bok Roijers Gasseling Advocaten [eiseres] niet heeft geadviseerd over de mogelijkheid van vrijwaring is derhalve geen schade voor [eiseres] voortgevloeid.

4.11.

De overige verwijten die [eiseres] De Bok Roijers Gasseling Advocaten maakt ter zake van de inhoudelijke behandeling van de procedure voor de rechtbank Dordrecht zijn onvoldoende onderbouwd.

4.12.

Dat De Bok Roijers Gasseling Advocaten kan worden verweten dat zij [eiseres] niet hebben geadviseerd om (nog) een deskundige in te schakelen, valt niet in te zien. [eiseres] heeft de door IHC verstrekte rapporten doen toetsen door Schielab. De uitkomst van die toetsing was dat [eiseres] inderdaad een evident ondeugdelijk product aan IHC had geleverd. Niet is in te zien waarom De Bok Roijers Gasseling Advocaten [eiseres] zou hebben moeten adviseren om - tegen hoge kosten - nog meer rapporten te doen opstellen. Op basis van de beschikbare informatie was immers reeds duidelijk dat IHC zich ter zake van het door haar aan [eiseres] verschuldigde bedrag op verrekening kon beroepen. In dit kader is van belang dat de precieze omvang van de vordering van IHC voor [eiseres] minder relevant was. Voor zover die vordering aanzienlijk uitsteeg boven het reeds verrekende bedrag bood [eiseres] daarvoor immers geen verhaal. De activiteiten die voorheen door [eiseres] werden uitgeoefend, werden inmiddels uitgeoefend door een andere vennootschap, Steelpoint International B.V.

4.13.

Het verwijt dat De Bok Roijers Gasseling Advocaten onvoldoende en onvoldoende onderbouwd verweer heeft gevoerd, mist eveneens een deugdelijke onderbouwing. Uit de stellingen van [eiseres] kan ook thans niet worden afgeleid welk verweer De Bok Roijers Gasseling Advocaten had kunnen voeren dat tot een zodanig gunstigere uitkomst voor [eiseres] had kunnen leiden dat [eiseres] daar feitelijk bij gebaat zou zijn geweest. Dat FACS [eiseres] - desgevraagd of indien zij in vrijwaring zou zijn gedagvaard - van een dergelijk verweer had kunnen voorzien, is gelet op de inhoud van de overgelegde technische rapporten volstrekt niet waarschijnlijk.

4.14.

De slotsom is dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen. De overige verweren van De Bok Roijers Gasseling Advocaten behoeven geen behandeling.

4.15.

[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Bok Roijers Gasseling Advocaten worden begroot op:

- griffierecht €  1.436,00

- salaris advocaat 6.000,00 (3,0 punten × tarief € 2.000,00)

Totaal €  7.436,00

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

wijst de vorderingen af,

5.2.

veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van De Bok Roijers Gasseling Advocaten tot op heden begroot op € 7.436,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken tot de dag van volledige betaling,

5.3.

veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van betaling,

5.4.

verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2013.

[1729/2148]


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature