Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Gedaagde in deze procedure heeft van eiseres een auto gehuurd. Tijdens de huurperiode is de auto gestolen. Gedaagde is aansprakelijk voor de hierdoor onstane schade van eiseres.

Uitspraak



RECHTBANK ROTTERDAM

Sector kanton

Locatie Rotterdam

vonnis

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

HUURMIJ B.V.,

gevestigd te Leiden

eiseres bij exploot van dagvaarding van 11 maart 2009,

gemachtigde: dhr. J.A.W. van der Helm te Leiden,

tegen

[gedaagde],

wonende te [woonplaats],

gedaagde,

gemachtigde: mr. J.M.L.G. de Jong te Rotterdam.

Partijen worden hierna aangeduid als “Huurmij” respectievelijk “[gedaagde]”.

1. Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:

- het exploot van dagvaarding met zeven producties;

- de conclusie van antwoord;

- het tussenvonnis van 3 juni 2009 waarin een comparitie van partijen is bepaald;

- de voorafgaand aan de comparitie van partijen door Huurmij in het geding gebrachte stukken;

- het proces-verbaal van de comparitie van partijen gehouden op 9 juli 2009, waar de heer [gedaagde] als gevolg van verblijf in het buitenland niet is verschenen;

- de akte uitlating van de zijde van Huurmij;

- het proces-verbaal van de voortgezette comparitie van partijen gehouden op 21 september 2009.

2. De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken staat tussen partijen – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende vast:

- [gedaagde] en Huurmij hebben op 10 maart 2008 een overeenkomst gesloten voor de verhuur van de personenauto (type Citroën C1) met kenteken 80 TZ KX (hierna: de auto) voor de periode van 10 tot 12 maart 2008. Op deze overeenkomst zijn de Bovag algemene huurvoorwaarden (versie januari 2004) van toepassing. [gedaagde] heeft de auto met instemming van Huurmij langer dan de overeengekomen termijn gehouden.

- Op 18 maart 2008 heeft [gedaagde] geconstateerd dat de autosleutels tijdens het uitladen van zijn boodschappen verdwenen waren. [gedaagde] heeft Huurmij hiervan om circa 20:30 uur in kennis gesteld. Huurmij heeft bij deze gelegenheid [gedaagde] te kennen gegeven dat voor het ter beschikking stellen van een reservesleutel of het ophalen van de auto € 200,00 in rekening wordt gebracht. [gedaagde] heeft afgezien de mogelijkheid om de reservesleutels te laten brengen of om deze op te halen.

- In de nacht van 18 op 19 maart 2008 is de auto gestolen.

3. De stellingen van partijen

3.1. Huurmij heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan haar van in totaal € 9.050,00 te vermeerderen met rente en kosten. Aan haar vordering heeft Huurmij ten grondslag gelegd dat [gedaagde], ondanks sommaties, in gebreke is gebleven met betaling van:

- de verschuldigde huur over de periode van 10 maart 2009 tot en met 19 maart 2008 ter hoogte van € 319,49;

- de schadevergoeding voor de vermissing van de auto ter hoogte van € 7.500,21;

- bijkomende (administratie)kosten ter hoogte van € 24,50.

Hierdoor heeft Huurmij € 7.844,20 te vorderen. Naast dit bedrag maakt Huurmij aanspraak op buitengerechtelijke kosten ad € 1.205,80.

3.2. [gedaagde] heeft tegen de eis – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – aangevoerd dat Huurmij zich niet als goed huisvader heeft gedragen. Huurmij wilde slechts een reservesleutel aan [gedaagde] ter beschikking stellen tegen contante betaling van € 200,00, maar [gedaagde] kon dit bedrag op 18 maart 2008 niet bijeen krijgen. Van Huurmij mocht verwacht worden dat zij zelf actie ondernam om te voorkomen dat de auto gestolen werd. De schade is daardoor deels aan Huurmij zelf te wijten. Gelet op deze omstandigheden is het beding in de algemene voorwaarden waarop Huurmij zich baseert onredelijk bezwarend. [gedaagde] is voorts van mening dat de auto allrisk verzekerd is, waardoor hij niet aangesproken hoeft te worden. Ten slotte betwist [gedaagde] het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn.

4. De beoordeling van het geschil

4.1. Beoordeeld moet worden of [gedaagde] de gevorderde bedragen aan huur, schadevergoeding en overige kosten verschuldigd is.

Huurtermijn

4.2. Tegen het gevorderde huurtarief ad € 319,49, gespecificeerd in factuur 8000240 van 20 maart 2008 (productie 3 bij de dagvaarding), heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd. Uit de stellingen van [gedaagde] blijkt bovendien dat hij gedurende deze periode het genot over de auto heeft gehad. Dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen.

Schadevergoeding

4.3. De door [gedaagde] gehuurde auto is tijdens de huurperiode ontvreemd. Op grond van artikel 8 lid 2 van de algemene voorwaarden is [gedaagde] aansprakelijk voor de door Huurmij als gevolg van de diefstal geleden schade. Op grond van HR 24 oktober 1997 (LJN: ZC2469) dient de schade als gevolg van de diefstal – indien de huurder hieraan geen schuld heeft – echter naar de in het verkeer geldende opvattingen in beginsel voor de verhuurder te blijven. In het onderhavige geval dient daarom beoordeeld te worden of [gedaagde] een verwijt gemaakt kan worden. Dit houdt in dat bepaald moet worden of [gedaagde] zich als een goed huurder in de zin van artikel 7:213 BW heeft gedragen.

4.4. [gedaagde] heeft in zoverre juist gehandeld door na ontdekking van het verlies van de sleutel Huurmij daarvan in kennis te stellen. Hij heeft echter ook de verplichting de auto zodanig achter te laten dat deze behoorlijk tegen risico van vermissing is beschermd. De door [gedaagde] getroffen maatregelen – het loskoppelen van de accu en het plaatsen van een aardappel in de uitlaat – zijn hiertoe niet voldoende, omdat deze maatregelen relatief eenvoudig ongedaan gemaakt kunnen worden. Het waken voor het raam is eveneens niet voldoende, nu [gedaagde] rekening had moeten houden met het risico dat hij gezien de lange duur van de waakperiode in slaap zou vallen. [gedaagde] had er in de onderhavige situatie voor moeten kiezen de auto op te laten halen of zelf de reservesleutel moeten ophalen om de auto vervolgens op een plaats te stallen. Het goed huurderschap brengt met zich dat er mogelijk kosten gemaakt dienen te worden voor het behoud van de zaak. De door Huurmij in het onderhavige geval berekende € 200,00 komt niet onredelijk voor. Nu [gedaagde] van verdere maatregelen heeft afgezien – ondanks de mededeling van Huurmij dat deze handelwijze voor risico van [gedaagde] komt – heeft [gedaagde] zich niet als een goed huurder gedragen en is dan ook in beginsel aansprakelijk voor de schade.

4.5. [gedaagde] heeft hierbij nog aangevoerd dat ook Huurmij een verwijt treft, omdat zij niet als goed huisvader heeft gehandeld. Deze maatstaf, onder meer genoemd in artikel 7A:1781 BW inzake bruikleen, ziet echter op de verplichtingen van degene die de feitelijke macht over de zaak heeft gekregen en is derhalve niet van toepassing op de verhuurder. Het handelen van Huurmij kan wel getoetst worden aan artikel 6:2 BW , maar deze bepaling geeft geen aanleiding tot een andere verdeling van de aansprakelijkheid te komen. Hoewel het van een meer professionele opstelling had getuigd als Huurmij – bij het vernemen van de ontstane situatie en het niet accepteren van het aanbod de sleutel te brengen door [gedaagde] – er bij [gedaagde] op had aangedrongen concrete en deugdelijke maatregelen te treffen in plaats van een passieve houding aan te nemen, reiken de verplichtingen van Huurmij naar de in het verkeer geldende opvattingen niet zo ver dat zij als gevolg van dit nalaten een deel van de schade dient te dragen. Op grond hiervan kan evenmin aangenomen worden dat Huurmij zelf – tegen de zin van [gedaagde] – de auto had moeten ophalen.

4.6. [gedaagde] heeft aangevoerd dat Huurmij de voorwaarde stelde dat de kosten voor het brengen van de sleutel of het ophalen van de auto – ten bedrage van € 200,00 – contant voldaan moesten worden. Huurmij heeft deze stelling weersproken en heeft daarbij aangevoerd dat het al sinds 2000 niet meer het gebruik is om buiten kantoor en buiten werktijd contante betaling te verwerken. [gedaagde] heeft zijn stelling gehandhaafd, maar heeft geen nadere bijzonderheden aangevoerd. Zo is bijvoorbeeld niet gesteld of gebleken dat hij geïnformeerd heeft naar de mogelijkheid om de kosten om een andere wijze te voldoen. Dat er contante betaling zou zijn verlangd is derhalve niet vast komen te staan. Nu [gedaagde] zijn stelling na de gemotiveerde betwisting van Huurmij onvoldoende heeft onderbouwd, is er geen aanleiding over te gaan tot nadere bewijslevering.

4.7. [gedaagde] heeft verder aangevoerd dat de auto allrisk verzekerd is, waardoor er geen schade is waarvoor hij aangesproken kan worden. Huurmij heeft echter door overlegging van de verzekeringsvoorwaarden aangetoond dat dit niet het geval is. Het feit dat [gedaagde] bij het aangaan van het huurcontract zijn eigen risico heeft afgekocht maakt evenmin verschil: in artikel 8 lid 3 van de algemene voorwaarden is bepaald dat diefstal van de auto – ongeacht het eigen risico – buiten de verzekering valt. Overigens is, onder verwijzing naar dit artikel, ook op de voorzijde van het contract vermeld dat de huurder in bepaalde gevallen volledig aansprakelijk is voor ontstane schade.

4.8. Op grond van het voorgaande moet geoordeeld worden dat [gedaagde] zich niet als een goed huurder heeft gedragen. Mede gezien deze omstandigheid wordt het beding dat [gedaagde] aansprakelijk is voor schade door vermissing, niet onredelijk bezwarend geacht. Dit heeft tot gevolg dat hij aansprakelijk is voor de schade als gevolg van de diefstal van de auto. Het gevorderde bedrag ad € 7.500,21 is daarom toewijsbaar.

Overige in de hoofdsom opgenomen kosten

4.9. De mede door Huurmij in de hoofdsom gevorderde administratiekosten (tweemaal € 6,00 in de als productie 4 bij de dagvaarding toegevoegde aanmaning van 17 juni 2008) zijn aan te merken als buitengerechtelijke kosten. Deze worden geacht verdisconteerd te zijn in de apart gevorderde buitengerechtelijk kosten en zullen daarom worden afgewezen.

4.10. De in eveneens in de aanmaning van 17 juni 2008 opgenomen post van € 12,50 is in het geheel niet gespecificeerd of op andere wijze onderbouwd. Dit deel van de vordering zal bij gebrek aan grondslag worden afgewezen.

Rente

4.11. Voor de beoordeling van de vordering tot betaling van de contractuele rente dient bepaald te worden wanneer [gedaagde] in verzuim is gekomen. [gedaagde] is op grond van artikel 5 lid 3 van de algemene voorwaarden gehouden de verschuldigde huur direct na afloop van de huurtermijn te betalen, tenzij anders is overeengekomen. Van deze laatste mogelijkheid is in de factuur van 20 maart 2008 betreffende de huurtermijn gebruik gemaakt, nu een extra betalingstermijn van 14 dagen opgenomen. Hierdoor is [gedaagde] vanaf 3 april 2008 ten aanzien van de huurtermijn in verzuim. Over het tijdstip van betaling van de schadevergoeding is niets overeengekomen. Voor de datum van verzuim hiervan zal daarom worden uitgegaan van de ingebrekestelling van 17 juni 2008. De contractuele rente zal vanaf deze data worden toegewezen.

4.12. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is niet toewijsbaar, nu niet is gesteld of gebleken dat deze kosten vóór dagvaarding dan wel vóór de ingebrekestelling door Huurmij zijn betaald aan haar gemachtigde.

Buitengerechtelijke kosten

4.13. Huurmij heeft vergoeding van de buitengerechtelijke kosten gevorderd. [gedaagde] heeft betwist dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die een vergoeding rechtvaardigen. Onvoldoende is gebleken dat de werkzaamheden die door (de gemachtigde van) Huurmij zijn verricht, meer hebben omvat dan het versturen van een enkele (herhaalde) sommatie, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De daarop betrekking hebbende kosten moeten, nu een procedure is gevolgd, worden aangemerkt als betrekking hebbende op verrichtingen waarvoor de in artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.

Proceskosten

4.14. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

5. De beslissing

De kantonrechter:

veroordeelt [gedaagde] om aan Huurmij tegen kwijting te betalen € 7.819,70 (zevenduizend achthonderdnegentien euro en zeventig cent), vermeerderd met de overeengekomen rente ter hoogte van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vermeerderd met 2 % op jaarbasis over € 319,49 vanaf 4 april 2008 tot aan de dag der algehele voldoening en over € 7.500,21 vanaf 17 juni 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;

veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Huurmij vastgesteld op € 280,25 aan verschotten en € 500,00 aan salaris voor de gemachtigde;

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. E.F.A. van Buitenen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature