U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Ingeval van schending van de wettelijke plicht tot het geven van juiste en volledige inlichtingen verweerder in beginsel gerechtigd is het recht op bijstand over de in geding zijnde periode in te trekken. In dat geval is het aan eisers om feiten en omstandigheden te stellen en, zo nodig te bewijzen, waaruit kan worden afgeleid dat aan hen, als zij de verplichting tot het geven van inlichtingen wel naar behoren waren nagekomen, over de betrokken periode aanvullende bijstand zou zijn verstrekt. Naar het oordeel van de rechtbank zijn eisers daarin geslaagd en is er onvoldoende grondslag voor het oordeel dat als gevolg van de schending van de inlichtingenveplichting het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.

Uitspraak



RECHTBANK ROERMOND

enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken

UITSPRAAK

Procedurenr. : 07 / 115 WWB K1

Inzake : [eisers], wonende te [woonplaats], eisers,

tegen : het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Roermond, verweerder.

Datum en aanduiding van het bestreden besluit:

de brief d.d. 11 december 2006,

kenmerk: 7621/90885.

Datum van behandeling ter zitting: 7 september 2007.

I. PROCESVERLOOP

Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit, waartegen mr. E.W.M. ter Meulen-Mouwen namens eisers beroep heeft ingesteld, heeft verweerder beslist op een bezwaar van eisers tegen een eerder besluit van 10 januari 2006 (verzonden 25 januari 2006) inzake de toepassing van de Wet werk en bijstand (WWB).

De stukken en het verweerschrift, die verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft ingezonden zijn aan de gemachtigde van eisers gezonden.

Bij de behandeling van het beroep ter zitting van de rechtbank zijn eisers in persoon verschenen bijgestaan door hun gemachtigde voornoemd, terwijl verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door R. Ivanovic. Als tolk was ter zitting aanwezig R. Rajabavan.

II. OVERWEGINGEN

Eisers hebben vanaf 1 oktober 1999 een bijstandsuitkering naar de norm gehuwden ontvangen, eerst op grond van de Algemene bijstandswet (Abw) en vanaf 1 januari 2004 op grond van de WWB.

Uit een onderzoek van de sociale recherche -waarvan de bevindingen zijn neergelegd in een proces-verbaal van 3 januari 2006- is gebleken dat eiser [eiser] (hierna eiser) vanaf begin 2003 gedurende de nachtelijke uren poetswerkzaamheden heeft verricht bij de McDonalds in Echt en hiermee inkomen heeft gegenereerd. Eisers hebben deze werkzaamheden en inkomsten niet gemeld bij verweerder.

Verweerder is van mening dat eisers onvoldoende duidelijkheid hebben verstrekt over hun financiële situatie waardoor hij het recht van eisers op uitkering niet heeft kunnen vaststellen. Reden waarom verweerder bij besluit van 10 januari 2006 de uitkering van eisers op grond van artikel 11 van de WWB met ingang van 1 november 2005 heeft be ëindigd. Tevens heeft verweerder de uitkering over de periode van 26 februari 2003 tot en met 31 oktober 2005 op grond van artikel 54, derde lid, van de WWB herzien (ingetrokken), omdat het recht op bijstand over de betreffende periode niet meer is vast te stellen, immers, eisers hebben niet aantoonbaar kunnen maken wat hun inkomsten zijn geweest. Als gevolg van deze herziening hebben eisers een bedrag van € 47.676,85 te veel aan uitkering ontvangen.

Tegen dit besluit hebben eisers bezwaar gemaakt. Zij hebben daarbij aangevoerd dat het gegenereerde inkomen over de periode van 26 februari 2003 tot en met 31 oktober 2005 niet zodanig hoog is geweest dat zij over de betreffende periode geen enkel recht meer hadden op bijstandsuitkering. Eiser zou in genoemde periode slechts een bedrag van € 12.040,- hebben verdiend, hetgeen gebaseerd is op de verklaring van de werkgever [werkgever]. Ten aanzien van de beëindiging van de uitkering met ingang van 1 november 2005 is eveneens aangevoerd dat eisers vanaf genoemde datum niet voldoende inkomen hebben kunnen genereren om in het eigen levensonderhoud te voorzien, zodat zij recht hebben gehad op een aanvullende uitkering.

Tijdens de hoorzitting op 3 mei 2006 heeft de gemachtigde van eisers opgemerkt dat eisers in de periode van 15 juli tot en met 12 augustus 2003 in het buitenland hebben verbleven en derhalve geen inkomsten uit arbeid hebben verworven. Ook heeft eiser in de maand april 2004 niet gewerkt in verband met fysiotherapeutische behandelingen en is eiser op 26 mei 2006 geopereerd waardoor hij ook enige tijd niet heeft kunnen werken. In de genoemde perioden is er dan ook geen inkomen verworven.

Voorts heeft de gemachtigde opgemerkt dat het verhoor op 21 december 2005 van 10.00 uur tot 18.00 uur heeft geduurd zonder enige onderbreking, waardoor eiser op enig moment niet meer adequaat kon reageren.

Bij het thans bestreden besluit van 11 december 2006 heeft verweerder het bezwaar van eisers -met aanvulling van de motivering- ongegrond verklaard. Verweerder heeft in het bestreden besluit -alsnog- overwogen dat hij het beroep van eisers op hun gebrekkige kennis van de Nederlandse taal ter verklaring van de onjuiste informatieverstrekking niet redengevend acht om van zijn bevoegdheid tot herziening geheel of gedeeltelijk af te zien. Immers, dit komt voor risico van eisers en bovendien blijkt uit het proces-verbaal van verhoor dat eiser heeft bekend dat hij de inkomsten uit arbeid bewust heeft verzwegen.

Ook heeft verweerder overwogen dat het bedrag dat ten onrechte aan bijstand is verstrekt, juist is vastgesteld. De calculatie van eisers in bezwaar is niet op juiste gronden gebaseerd.

Aangezien enig schriftelijk bewijs van de verworven inkomsten ontbreekt, heeft eiser niet verifieerbaar aannemelijk gemaakt wat zijn inkomsten zijn geweest. Het vaststellen van de inkomsten zou derhalve slechts speculatie zijn, hetgeen niet ten grondslag kan liggen aan het besluit. Nu de werkzaamheden van eiser bij McDonalds van structurele aard waren, spelen vakantie- en ziekteperioden geen rol, aldus het bestreden besluit.

Tegen dit besluit hebben eisers -op gelijkluidende gronden als in bezwaar- beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank dient op basis van de aangevoerde beroepsgronden te beoordelen of het bestreden besluit in strijd is met het geschreven of ongeschreven recht dan wel met enig algemeen rechtsbeginsel.

Ter zitting heeft de gemachtigde van eisers aangegeven dat het beroep zich uitsluitend richt tegen de intrekking en dat de beëindiging niet (meer) in geschil is. Voorts heeft de gemachtigde van eisers gesteld dat zij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de ziekteperiodes.

Hoewel de beëindiging van de uitkering per 1 november 2005 geen punt van geschil vormt, stelt de rechtbank vast dat de in casu toegepaste beëindiging per 1 november 2005, die aansluit op de periode waarover de uitkering is ingetrokken, impliceert dat sprake is van een intrekking voor onbepaalde tijd. Aan het aldus ter beoordeling staande tijdvak is een einde gekomen doordat per 23 december 2005 opnieuw bijstand is toegekend.

De rechtbank stelt voorts vast dat eiser in de periode van 26 februari 2003 tot en met 31 oktober 2005 inkomsten uit arbeid heeft verworven. Doordat eisers deze arbeid en inkomsten, die onmiskenbaar van belang zijn voor de verlening van bijstand, niet hebben opgegeven bij verweerder, hebben zij de inlichtingenplicht van artikel 65, eerste lid, van de Abw respectievelijk artikel 17, eerste lid, van de WWB geschonden. De rechtbank is van oordeel dat de schending van de inlichtingenplicht hen ook kan worden verweten en verwijst daarvoor naar de eigen verklaringen van eisers. Eiser heeft op 20 december 2005 naar aanleiding van een van de eerste vragen verklaard dat hij had gedacht dat het niet te controleren was dat hij buiten de uitkering nog inkomsten had, omdat hij geen salarisstrook kreeg voor de door hem verrichte werkzaamheden. Vervolgens heeft eiser verklaard dat hij de inkomsten bewust heeft verzwegen, omdat als hij de inkomsten zou hebben opgeven aan de sociale dienst, dit gevolgen zou hebben voor de uitkering.

Op 21 december 2005 heeft eiseres eveneens verklaard dat zij de inkomsten hebben verzwegen, wetende dat dit niet mocht.

Ingeval van schending van de wettelijke plicht tot het geven van juiste en volledige inlichtingen is verweerder in beginsel gerechtigd het recht op bijstand over de in geding zijnde periode in te trekken. In dat geval is het aan eisers om feiten en omstandigheden te stellen en, zo nodig te bewijzen, waaruit kan worden afgeleid dat aan hen, als zij de verplichting tot het geven van inlichtingen wel naar behoren waren nagekomen, over de betrokken periode aanvullende bijstand zou zijn verstrekt.

Naar het oordeel van de rechtbank zijn eisers daarin geslaagd en is er onvoldoende grondslag voor het oordeel dat als gevolg van de schending van de inlichtingenveplichting het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.

Op grond van de voorhanden gegevens, acht de rechtbank het in het kader van het onderzoek zowel door eiser als eiseres genoemde uurloon van € 8,- à € 9,- voor schoonmaakwerkzaamheden niet onaannemelijk. In het kader van het onderzoek door de sociale recherche is de filiaalmanager [manager] gehoord. Het had voor de hand gelegen om aan hem een vraag over de inkomsten van eiser te stellen. Dat dit niet is gebeurd, komt voor risico van verweerder. Door de filiaalmanager is eisers stelling enkel drie uur per nacht te hebben gewerkt, bevestigd. Nu is nagelaten om de door eisers geponeerde stelling over de hoogte van hun inkomsten te verifiëren, kan de rechtbank verweerders standpunt dat die stellingen louter speculatief zijn, niet honoreren. Uitgaande van deze gegevens, concludeert de rechtbank dat de inkomsten van eisers tijdens de in geding zijnde periode het bijstandsniveau niet te boven zijn gegaan en dat een reële schatting van het resterende recht op bijstand mogelijk is.

Ten aanzien van de door eisers genoemde perioden waarin eiser geen werkzaamheden zou hebben verricht, overweegt de rechtbank het volgende.

Eisers hebben aangetoond dat zij van 15 juli tot en met 12 augustus 2003 in het buitenland hebben verbleven. Dit betekent, naar het oordeel van de rechtbank, echter niet dat er in de gehele maand juli en de gehele maand augustus geen inkomen is geweest. De stelling dat eiser in de maand april 2004 niet heeft kunnen werken doordat hij een fysiotherapeutische behandeling heeft ondergaan, is niet aannemelijk geworden. Eiser heeft aangetoond dat hij een aantal dagen in die maand een behandeling heeft ondergaan, maar hiermee is niet aannemelijk geworden dat eiser in die maand niet in staat was om te werken. Ook het feit dat is aangetoond dat eiser op 26 mei 2006 een operatie heeft ondergaan, betekent niet dat daarmee in voldoende mate is aannemelijk is gemaakt dat eiser in de maand mei dan wel de maand volgend op de operatie niet heeft kunnen werken en dus geen inkomen heeft gegenereerd.

Het vorenstaande betekent dat bij de besluitvorming van verweerder een onjuiste maatstaf is toegepast en het besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb voor vernietiging in aanmerking komt.

De rechtbank acht verder termen aanwezig om verweerder op grond van het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten die eisers redelijkerwijs hebben moeten maken in verband met de behandeling van dit beroep, een en ander overeenkomstig de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen wordt twee punten toegekend. Het gewicht van de zaak wordt bepaald op gemiddeld, hetgeen correspondeert met de wegingsfactor 1.

Mitsdien wordt als volgt beslist.

III. BESLISSING

De rechtbank Roermond;

gelet op het bepaalde in de artikelen 8:70, 8:72, 8:74 en 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht ;

verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;

bepaalt dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van het gestelde in deze uitspraak;

veroordeelt verweerder in de kosten van de beroepsprocedure bij de rechtbank, aan de zijde van eisers begroot op € 644,- (zijnde de kosten van rechtsbijstand) te vergoeden door de gemeente Roermond aan de griffier der gerechten in het arrondissement Roermond;

bepaalt dat de gemeente Roermond aan eisers het door deze gestorte griffierecht ten bedrage van € 38,00 volledig vergoedt.

Aldus gedaan door mr. Th.M. Schelfhout in tegenwoordigheid van mr. N.F.M. Roelofs als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2007.

Voor eensluidend afschrift:

de wnd. griffier:

Verzonden op: 14 november 2007.

MV

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature