Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Het belang van eiser bij een bouwvergunning met vrijstelling wordt in deze uitspraak onderzocht vanuit verschillende invalshoeken: zichtcriterium, geluid- en stankhinder en uitstoot van fijnstof. De rechtbank concludeert dat het belang van eiser door dit besluit niet is geraakt:

Uitspraak



RECHTBANK ROERMOND

meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken

UITSPRAAK

Procedurenr. : 06 / 1185 WW44

Inzake : [eiser], wonende te [woonplaats], eiser,

tegen : het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Weert, verweerder.

Datum en aanduiding van het bestreden besluit:

de brief d.d. 7 juni 2006,

kenmerk: 633.

Datum van behandeling ter zitting: 22 maart 2007.

I. PROCESVERLOOP

Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit heeft verweerder aan de Maatschap [vergunninghouder] (hierna ook: vergunninghoudster) onder verlening van vrijstelling van het geldend bestemmingsplan vergunning verleend tot het bouwen van een zeugen-en mestvarkensstal en een mestbassin op een perceel gelegen aan de [weg] te [woonplaats]. Het daartegen door eiser op 22 juni 2006 ingediende bezwaar is door verweerder met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) als beroep doorgestuurd naar de rechtbank, nu afdeling 3.4 van de Awb (de uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van toepassing is.

Tevens heeft eiser zich bij brief van 22 juni 2006 tot de rechtbank gewend met het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen ex artikel 8:81 van de Awb. Bij uitspraak van 21 juli 2006, (procedurenummer AWB 06/1146) is dit verzoek afgewezen.

Met toepassing van artikel 8:26 van de Awb zijn vergunninghouders en Gedeputeerde Staten van Limburg (G.S.) in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen.

Door verweerder zijn ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) nog stukken ingezonden, ter aanvulling van de stukken, die in het kader van het verzoek om voorlopige voorziening (procedurenummer AWB 06/1146) tussen partijen zijn gewisseld.

Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 22 maart 2007, waar eiser is verschenen bijgestaan door mr. H.B.J. Reijnders, verbonden aan R-Consult B.V. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door C.G.J.F.M. Vosdellen. Namens vergunninghoudster is [vergunninghouder] verschenen, bijgestaan door mr. L.M.A. Schrieder, verbonden aan de Stichting Rechtsbijstand. Namens G.S. is niemand verschenen.

II. OVERWEGINGEN

Eiser stelt in beroep dat verweerder ten onrechte onder vrijstelling de bouwvergunning voor de zeugen- en mestvarkensstal en een mestbassin heeft verleend. Hij voert daartoe onder meer aan dat hij vanaf zijn woning, de achterplaats en zijn achterperceel uitkijkt op de bedrijfsgebouwen van de maatschap [vergunninghouder].

Bovendien strekt het perceel van eiser zich aan de achterzijde zeer dicht uit tegen de locatie van de maatschap. zodat er rekening mee dient te worden gehouden dat ook vanuit de achterzijde van de tuin rechtstreeks zicht is op de locatie.

Eiser voert verder aan dat de afstand tot de vergunde bebouwing moet worden gerekend vanaf de eigendomsgrenzen van zijn perceel, welke afstand veel korter is dan vanaf zijn woning. Dit is tevens van belang, zo stelt eiser, voor stank- en geluidsoverlast.

Voorts stelt eiser zich op het standpunt dat het bestreden besluit niet voldoet aan het Besluit Luchtkwaliteit 2005. Op geen enkele wijze heeft verweerder in een rapportage onderbouwd dat de vestiging van het bedrijf van [vergunninghouder] geen nadeel zal opleveren in het kader van de fijnstofproblematiek. Met betrekking tot het aantal voertuigen in het gebied rond het bouwplan is verweerder, zo stelt eiser, slechts uitgegaan van aannames zodat geen sprake is van een deugdelijke onderbouwing daarvan.

De rechtbank overweegt als volgt.

Allereerst dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of eiser wel kan worden aangemerkt als belanghebbende.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb , wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.

Uit de overgelegde stukken blijkt dat de afstand tussen eisers woning/perceelsgrens en het mestbassin 497 respectievelijk 405 meter bedraagt. De afstand van de woning respectievelijk perceelsgrens tot de dichtstbijzijnde stal bedraagt 330 respectievelijk 240 meter. Ter zitting is door eiser nog aangegeven dat deze afstanden niet geheel overeenkomen met de werkelijkheid en enige meters korter zijn.

Aan de hand van overgelegde foto's is door verweerder getracht een beeld te geven van het zicht dat eiser heeft op de bouwwerken van maatschap [vergunninghouder] vanuit verschillende gezichtspunten vanaf eisers woning en perceelsgrens.

De rechtbank stelt vast dat de kortste afstand tussen het perceel van eiser en de vergunde bebouwing iets minder dan 240 meter bedraagt. De afstand vanaf de woning van eiser is ruim 300 meter. De afstand tussen het mestbassin en de woning van eiser is aanzienlijk meer. Tussen de woning en het bedrijventerrein van maatschap [vergunninghouder] bevinden zich onder meer bomen, die een planologisch te handhaven status hebben. Deze en ook andere bomen benemen grotendeels het zicht van eiser op het terrein van de maatschap. Tevens is ter zitting nog toegezegd dat nog meer bomen zullen worden geplant, waardoor het terrein van de maatschap nog meer aan het zicht wordt onttrokken. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan deze toezegging.

Het vorenstaande gevoegd bij de relatief geringe ruimtelijke uitstraling van het bedrijventerrein van vergunninghoudster, brengt de rechtbank tot het oordeel dat op grond van de de afstand tot en het geringe zicht op dit terrein geen objectief en persoonlijk belang van eiser wordt geraakt door het bestreden besluit. Dat eiser, zo hij stelt, graag aan de uiterste rand van zijn perceel naar het landschap kijkt, waarin overigens ook de gebouwen van vergunninghoudster, maakt dit niet anders.

Met betrekking tot de vraag of het bestreden besluit anderszins het woon- en leefklimaat van eiser beïnvloedt, bezien in het kader van geluid-en stankhinder en in het kader van het Besluit Luchtkwaliteit 2005 en dan met name met betrekking tot de invloed die het bedrijf van vergunninghoudster heeft op de aanwezigheid van geluid- en stankhinder en uitstoot van fijnstof, overweegt de rechtbank het volgende.

In casus is een vergunning op grond van de Wet milieubeheer verleend, waartegen eiser overigens niet is opgekomen, waaraan voorschriften zijn verbonden ter beperking van (milieu)hinder zoals geluid, stank en uitstoot van fijnstof. Deze voorschriften kunnen in het kader van handhaving zonodig worden afgedwongen. Eisers enkele vrees dat de voorschriften van de Wet milieubeheer niet zullen of kunnen worden nageleefd, kan niet worden aangemerkt als een belang in het kader van de nu aan de orde zijnde procedure.

In het kader van de uitstoot van fijnstof overweegt de rechtbank verder nog als volgt.

Namens vergunninghoudster is ter zitting over de uitstoot van fijnstof door de inrichting aangegeven dat, behalve dat door vergunninghoudster zal worden voldaan aan de voorschriften in de Wet milieubeheervergunning, in het bedrijf daarenboven een luchtafvangsysteem is aangebracht om nog zoveel mogelijk fijnstof af te vangen alvorens de binnenlucht de inrichting verlaat. De uitstoot van fijnstof vanuit de inrichting zal dan ook tot een minimum beperkt zijn. Door eiser is dit niet betwist.

Namens vergunninghoudster is verder aangegeven dat bovendien het vrachtverkeer van en naar de nieuwe inrichting, anders dan nu het geval is, een route zal volgen, die niet meer langs de woning van eiser voert. Hoewel in de nieuwe inrichting een groter aantal varkens zal worden gehouden, zal het totaal aantal vrachtbewegingen van en naar de nieuwe inrichting ongeveer gelijk zijn aan het huidig aantal vrachtbewegingen, dit als gevolg van ook een ander bedrijfsproces. Volgens vergunninghouder zal de woning van eiser dan geheel verstoken blijven van vrachtverkeer van en naar de inrichting, hetgeen juist een afname van fijnstof voor eiser tot gevolg zal hebben.

Eiser geeft in dit kader aan dat hij verwacht dat het vrachtverkeer nog wel rondjes zal rijden, en in elk geval nog één maal langs zijn woning zal blijven rijden. Niet betwist wordt door eiser dat het aantal vrachtbewegingen in elk geval met ongeveer de helft zal afnemen.

De rechtbank acht het vooralsnog niet aannemelijk dat het woon- en leefklimaat van eiser door toename van fijnstof, veroorzaakt door de vestiging van het bedrijf van [vergunninghouder], verslechtert. Ook in deze zin, zo is de rechtbank van oordeel, wordt het belang van eiser dan ook niet geraakt door het besluit.

Het een en ander leidt tot de slotsom dat eiser door het bestreden besluit niet rechtstreeks in zijn belangen wordt geraakt. Hij kan dan ook niet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Aan de bespreking van het geen eiser overigens in beroep heeft aangevoerd wordt gelet op het vorenstaande niet toegekomen.

Het beroep dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.

III. BESLISSING

De rechtbank;

gelet op het bepaalde in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht ;

verklaart het beroep niet ontvankelijk.

Aldus gedaan door mrs. A.W.P. Letschert, (voorzitter), C.M.W. Nobis en M.M.T. Coenegracht, in tegenwoordigheid van I.H.M. Hest als griffier en in het openbaar uitgesproken op: 30 maart 2007.

Voor eensluidend afschrift:

de wnd. griffier:

verzonden op: 30 maart 2007.

rv

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature