U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Pensioenverweer; risico-nabestaandenpensioen.

Uitspraak



zaaknummer : 68659 / FA RK 05-1016, sector civielrecht

uitspraak : 24 mei 2006

B E S C H I K K I N G

van de rechtbank Roermond

in de zaak van:

[verzoekster],

wonende te [woonplaats], [adres],

hierna te noemen de vrouw,

procureur: mr. H.J.J.M. van der Bruggen,

advocaat: mr. J.J.F.A. Ligthart;

tegen:

[verweerder],

wonende te [woonplaats], [adres],

hierna te noemen de man,

procureur: mr. O.J.H.M. van Eijndhoven,

advocaat: mr. S. van Oers,

hierna ook te noemen de echtgenoten.

Het verloop van de procedure

De vrouw heeft op 21 juli 2005 een verzoekschrift bij de rechtbank ingediend dat bij exploot d.d. 26 juli 2005 aan de man is betekend.

Bij dat verzoekschrift is verzocht:

- de scheiding van tafel en bed uit te spreken;

- de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen te bepalen bij de vrouw;

- een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (kinderbijdrage) te bepalen van € 350,- per kind per maand;

- een uitkering tot levensonderhoud (partnerbijdrage) voor de vrouw te bepalen van € 1.000,- per maand;

- te bepalen dat, indien de man niet vrijwillig de vastgestelde kinder- en partnerbijdrage voldoet, de daarvoor te maken

executiekosten integraal voor zijn rekening komen;

- de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap te bevelen;

- het voortgezet gebruik van de echtelijke woning met wat daarbij hoort aan de vrouw toe te wijzen;

- te verklaren voor recht dat de door de man tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenrechten dienen te worden verevend

conform de wet, alsmede dat de man informatie zal moeten verschaffen over de door hem opgebouwde pensioenrechten

en over de uitvoerder(s) daarvan;

- kosten rechtens.

De man heeft op 6 september 2005 een verweerschrift bij de rechtbank ingediend en verzocht:

- de echtscheiding uit te spreken;

- de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen te bepalen bij de man, subsidiair te bepalen dat tussen de man en de kinderen

een minimale omgangsregeling zal gelden zoals verwoord in het verweerschrift van de man;

- te bepalen dat de vrouw tegen een redelijke vergoeding bevoegd is tot het gebruik van de echtelijke woning tot het moment

waarop de woning aan een derde wordt verkocht en geleverd met een maximum van zes maanden;

- de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap te bevelen slechts met benoeming van een notaris en onzijdige

personen voor het geval partijen onderling geen overeenstemming kunnen bereiken;

- te bepalen dat - ingeval het verzoek van de vrouw ten aanzien van de pensioenverevening wordt toegewezen – de door de

vrouw tijdens huwelijk opgebouwde pensioenrechten dienen te worden verevend conform de wet en dat de vrouw

informatie zal moeten verschaffen over de door haar opgebouwde pensioenrechten en over de uitvoerders daarvan.

Voorts heeft de man verzocht de verzoeken van de vrouw af te wijzen.

De vrouw heeft op 20 september 2005 een verweerschrift tegen de zelfstandige verzoeken van de man ingediend en verzocht het zelfstandig verzoek van de man tot echtscheiding af te wijzen, althans slechts toe te wijzen nadat een adequate voorziening is getroffen terzake van het aan de vrouw toekomende nabestaandenpensioen op de voet van 1:153 BW.

Voorts heeft de vrouw verzocht het zelfstandig verzoek van de man ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van de kinderen af te wijzen en conform het verzoek van de vrouw de hoofdverblijfplaats van de kinderen te bepalen bij de vrouw.

Tenslotte heeft de vrouw verzocht het verzoek van de man tot vaststelling van een omgangsregeling af te wijzen voor zover het betreft de regeling dat er omgang tussen de man en de kinderen zal zijn indien de kinderen daaraan behoefte hebben.

Voor het overige heeft de vrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, kosten rechtens.

Op 15 november 2005 is ter griffie ingekomen een brief met bijlagen van mr. S. van Oers.

Op 28 november 2005 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekening gehouden.

Bij deze behandeling zijn verschenen:

- de vrouw, bijgestaan door mr. A. Klaassen;

- de man, bijgestaan door mr. S. van Oers.

Ter terechtzitting heeft de vrouw mondeling verzocht om vaststelling van een omgangsregeling tussen haarzelf en de kinderen.

Ter terechtzitting heeft de man zijn verzoek om bepaling van een redelijke vergoeding door de vrouw vanwege het voortgezet gebruik van de echtelijke woning aan de vrouw ingetrokken.

Ter terechtzitting heeft zowel de man als de vrouw het verzoek ten aanzien van de pensioenverevening ingetrokken.

Per faxbericht van 21 februari 2006 zijn zijdens de man stukken ingediend.

Op 8 maart 2006 is zijdens de vrouw een akte houdende uitlating producties ingediend.

Op 31 maart 2006 is zijdens de man een antwoordakte ingediend.

Op 4 oktober 2005 zijn de minderjarige kinderen door de kinderrechter gehoord.

Vaststellingen en overwegingen

Uit de overgelegde bescheiden blijkt hetgeen bij het verzoekschrift is gesteld over het huwelijk en de Nederlandse nationaliteit van de echtgenoten, met dien verstande dat de plaats van huwelijkssluiting [plaats huwelijk] was, zodat de rechtbank het verzoekschrift aldus verbeterd zal lezen.

De echtgenoten hebben de thans nog minderjarige kinderen:

1. [minderjarige sub 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];

2. [minderjarige sub 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].

De vrouw heeft verzocht de scheiding van tafel en bed uit te spreken; de man heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken.

De rechtbank zal het verzoek van de man als het meest verstrekkende verzoek het eerst behandelen.

Zowel de vrouw als de man hebben aangegeven dat zij het huwelijk duurzaam ontwricht achten.

De vrouw heeft als verweer aangevoerd dat door de echtscheiding een bestaand vooruitzicht op uitkeringen na vooroverlijden van de man voor haar verloren gaat of dat deze uitkeringen in ernstige mate zouden verminderen. Zij heeft hiertoe gesteld dat zulks het gevolg is van het feit dat de pensioenverzekeraar van de man (het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, het ABP ) al geruime tijd het risico-nabestaandenpensioen kent.

De man heeft het hanteren van het systeem van risico-nabestaandenpensioen door het ABP niet bestreden.

Hij stelt dat het niet billijk is dat de man een vervangende pensioenvoorziening voor de vrouw moet treffen. Hij geeft daartoe aan dat hij en zijn vrouw in 2001 samen hebben gekozen voor waardeoverdracht van het tot dan toe door de man opgebouwde ouderdoms- en nabestaandenpensioen aan het ABP. De aan die keuze verbonden risico's hebben de echtgenoten welbewust op de koop toe genomen.

De rechtbank kan de man hierin niet volgen. Artikel 1:153 BW spreekt over een bestaand vooruitzicht op uitkeringen na vooroverlijden van de echtgenoot. Uit de door de vrouw overgelegde inlichtingen zijdens het ABP dd. 21 februari 2006, die niet door de man zijn bestreden, staat vast dat er bij vooroverlijden van de man tijdens het huwelijk voor de vrouw een vooruitzicht op nabestaandenpensioen bestaat. De rechtbank is van oordeel dat daarbij irrelevant is op basis van welke constructie (risico- dan wel opbouwnabestaandenpensioen) aanspraak op dat pensioen kan worden gemaakt.

Verder staat vast dat ná echtscheiding de vrouw bij vooroverlijden van de man voor zijn 65ste jaar geen aanspraak heeft op een nabestaandenpensioen.

De rechtbank concludeert hieruit dat voor de vrouw door echtscheiding een bestaand vooruitzicht in de zin van artikel 1:153 BW verloren gaat. De vrouw heeft er dan ook belang bij dat een voorziening daaromtrent wordt getroffen.

Artikel 1:153, lid 2 aanhef en sub a. BW geeft aan dat geen voorziening betreffende het verloren gaan van een bestaand vooruitzicht door vooroverlijden van de ene echtgenoot behoeft te worden getroffen, als redelijkerwijs te verwachten is dat de andere echtgenoot zelf voor voldoende voorzieningen kan zorgen.

Uit de overgelegde stukken blijkt dat op 21 februari 2006 de omvang van het ABP-nabestaandenpensioen € 9.727,83 bruto per jaar bedroeg.

De echtelijke woning is eigendom van de echtgenoten; zij zijn het erover eens dat deze woning aan een derde verkocht zal moeten worden. De rechtbank leidt uit de bedragen van de aflossingsvrije hypotheek en van de WOZ-waarde af, dat er van uit mag worden gegaan dat er sprake is van een groot bedrag aan overwaarde, waarin de echtgenoten elk voor de helft gerechtigd zullen zijn.

Nu verder niet gebleken is van substantiële schulden van de echtgenoten is de rechtbank van oordeel dat de vrouw uit het haar toekomende deel van de overwaarde voldoende voorzieningen kan treffen voor het geval van vooroverlijden van de man.

Bij haar overwegingen betrekt de rechtbank dat de wetgever de beperking van de duur van de onderhoudsplicht tussen gewezen echtgenoten tot maximaal 12 jaar heeft gebaseerd op de verwachting dat de onderhoudsgerechtigde ex-echtgenoot in een periode van maximaal 12 jaar zodanige voorzieningen treft dat hij/zij financieel gezien voor zichzelf kan zorgen. De rechtbank is van oordeel dat ook bij het treffen van voorzieningen in het kader van een pensioenverweer deze termijn van belang is, daar na het verstrijken van die termijn de door het huwelijk ontstane lotsverbondenheid geacht moet worden te zijn geëindigd. Alleen bij het geval van vooroverlijden van de man binnen die termijn passen voorzieningen als bedoeld in artikel 1:153 lid 1 BW .

De vrouw heeft gesteld dat ook de levensverzekeringpolissen bij het pensioen-verweer moeten worden betrokken.

Uit de overgelegde stukken blijkt dat deze de levensverzekering met nr. 679194 bij Levob Levensverzekering N.V. en de spaarparticipaties bij N.V. Nationaal Spaarfonds met inschrijvingsnr. 0805723 betreffen.

Het treffen van voorzieningen voor deze twee regelingen brengt echter geen wijziging in het eerdere oordeel van de rechtbank dat de vrouw zelf voor voldoende voorzieningen kan zorgen.

Het pensioenverweer treft derhalve geen doel. De rechtbank zal de echtscheiding uitspreken. Het verzoek van de vrouw tot scheiding van tafel en bed behoeft geen bespreking meer.

De vrouw heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen te bepalen bij haar; de man heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen te bepalen bij hem.

De minderjarige kinderen zijn op 4 oktober 2005 door de kinderrechter gehoord.

Rekeninghoudend met de mening van de kinderen zelf heeft de vrouw ter zitting aangegeven dat zij de mening en de voorkeur van de kinderen wil respecteren en dat zij – zij het met bloedend hart – zich erbij neerlegt dat de kinderen hun hoofdverblijf hebben bij de man.

De vrouw heeft ter zitting mondeling verzocht om een omgangsregeling vast te stellen tussen haarzelf en de kinderen waarbij de kinderen een weekend per veertien dagen van zaterdag 09.00 uur tot zondag 20.00 uur bij haar zijn en de helft van de vakanties en feestdagen en voor het overige in onderling overleg.

De man heeft tegen dit verzoek van de vrouw geen verweer gevoerd.

De rechtbank zal – rekening houdend met hetgeen de kinderen zelf hebben aangegeven – bepalen dat als basisregeling geldt dat de kinderen een weekend per twee weken bij de vrouw zijn van zaterdag 09.00 uur tot zondag 20.00 uur en de helft van de vakanties en feestdagen en voor het overige in onderling overleg.

Nu de man heeft ingestemd met toewijzing van het voortgezet gebruik van de echtelijke woning aan de vrouw zal de rechtbank dit verzoek toewijzen.

De vrouw heeft verzocht om een bevel tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap met benoeming van een boedelnotaris en onzijdige personen.

De man heeft eveneens verzocht om een bevel tot verdeling maar een notaris en onzijdige personen alleen te benoemen voor het geval de echtgenoten niet samen tot overeenstemming kunnen komen.

De man gaat er daarbij vanuit dat de echtgenoten in staat zijn om onderling over te gaan tot verdeling. Bovendien, zo heeft de man gesteld, zullen de echtgenoten hierdoor onnodig op kosten worden gejaagd.

De rechtbank zal de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap bevelen en daartoe een boedelnotaris en onzijdige personen benoemen hetgeen onverlet laat dat de echtgenoten onderling tot overeenstemming kunnen komen omtrent de verdeling.

Nu de kinderen hun hoofdverblijfplaats hebben bij de man zal de rechtbank het verzoek van de vrouw betreffende de kinderbijdrage afwijzen.

Bij de bepaling van de hoogte van de behoefte van de vrouw gaat de rechtbank uit van het netto-gezinsinkomen van € 2.000,- per maand ( € 400,- netto per maand van de vrouw en € 1.600,- netto per maand van de man).

Uitgaande van de tabel “eigen aandeel kosten van kinderen” bedraagt de behoefte van de twee kinderen in de kosten van verzorging en opvoeding € 380,- per maand.

De rechtbank vermindert het netto-gezinsinkomen met dit bedrag.

Aldus resteert € 1.220,- voor partijen.

Nu een huishouden alleen duurder is dan een gezamenlijke huishouding hanteert de rechtbank 60% van € 1.220,- als hoogte van de behoefte van de vrouw, zijnde € 732,- per maand.

En rechtbank vermindert dit bedrag met het eigen inkomen van de vrouw (€ 400,- netto per maand).

Aldus resteert een aanvullende behoefte van de vrouw van € 332,- per maand, gebruteerd € 438,- per maand.

Bij de beoordeling van de financiële draagkracht van de man gaat de rechtbank uit van een bruto-inkomen van € 2.914,- per maand te vermeerderen met de vakantietoeslag. Het spaarloon laat de rechtbank buiten beschouwing nu dit niet mag prevaleren boven de onderhoudsverplichting.

Na verrekening van de fiscale aspecten resteert een besteedbaar inkomen van € 2.518,- per maand.

Voor wat betreft de maandelijkse lasten van de man houdt de rechtbank rekening met:

- de behoeftenorm voor een eenoudergezin ad € 891,- inclusief vakantienorm, exclusief woonkostencomponent;

- de huurlast ad € 395,68;

- de hypotheekrente ad € 595,-;

- een bedrag ad € 129,74 terzake eigenaarslasten nu de vrouw heeft ingestemd met de werkelijke eigenaarslasten en de

man deze kosten heeft aangetoond;

- een bedrag van € 444,-, zijnde de bijtelling Zorgverzekering van de werkgever plus de inkomensafhankelijke bijdrage

Zorgverzekeringswet en de zelf betaalde premie Zorgverzekering;

- de premie begrafenisverzekering ad € 2,-.

De rechtbank houdt geen rekening met de betalingen van de man terzake de bedrijfsspaarpolis bij Levob ad € 65,66 nu deze betaald wordt uit bedrijfsspaargelden die de rechtbank aan de inkomenskant buiten beschouwing heeft gelaten.

De rechtbank houdt ook geen rekening met de premie van de andere verzekering bij Levob ad € 22,69 per maand en de premie van de verzekering bij Nationaal Spaarfonds ad € 26,32 per maand nu deze niet prevaleren boven de onderhoudsverplichting van de man jegens de vrouw.

De kosten terzake boeken, hockey [minderjarige sub 2], fitness [minderjarige sub 1] en zakgeld dienen te worden bestreden uit de behoeftenorm.

De Dexia-leaseovereenkomsten dienen niet te prevaleren boven de onderhoudsverplichting jegens de vrouw.

De rechtbank zal derhalve met de door de man opgevoerde “bijzondere kosten”” geen rekening houden.

De rechtbank houdt geen rekening met de door de man opgevoerde herinrichtingskosten nu de vrouw deze kosten heeft bestreden en de man deze niet heeft aangetoond.

De rechtbank houdt geen rekening met het bedrag van € 65,53 zijnde premie Nabestaanden Verzorgingspolis nu de rechtbank hierboven heeft geoordeeld dat de vrouw zelf een zodanige voorziening dient te treffen.

De rechtbank houdt geen rekening met de door de man opgevoerde herinrichtingskosten noch met de advocaatkosten nu de man deze kosten kan voldoen uit zijn aandeel uit de overwaarde van de echtelijke woning.

Gezien het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de man financiële draagkracht heeft om een uitkering voor levensonderhoud voor de vrouw te betalen van € 47,- per maand waarbij de rechtbank rekening houdt met het door de man te realiseren fiscale voordeel terzake de partneralimentatie .

Het verzoek omtrent de executiekosten zal de rechtbank afwijzen nu daarvoor een aparte procesgang bestaat.

De rechtbank acht termen aanwezig de proceskosten te compenseren.

B E S L I S S I N G

De rechtbank:

spreekt uit de echtscheiding tussen de echtgenoten, gehuwd op [huwelijksdatum] te [plaats huwelijk];

bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen:

1. [minderjarige sub 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],

2. [minderjarige sub 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],

bij de man is;

bepaalt dat de omgang van de vrouw met de kinderen zal plaatsvinden een weekend per twee weken van zaterdag 09.00 uur tot zondag 20.00 uur en de helft van de vakanties en feestdagen en voor het overige in onderling overleg;

bepaalt dat de man met ingang van de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand ten behoeve van levensonderhoud telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw heeft te betalen een bedrag van € 42,- per maand;

beveelt de echtgenoten over te gaan tot verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap;

benoemt, tenzij de echtgenoten binnen acht dagen na de inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand anders overeenkomen, notaris mr. Q. Paantjes te Venray, of diens waarnemer of opvolger om op de door deze te bepalen tijd en plaats en onder zijn leiding de verdeling te bewerkstelligen;

benoemt, voor het geval een echtgenoot weigert of nalatig blijft aan de verdeling mede te werken, tot onzijdig persoon volgens de wet voor de vrouw, mr. M. van den Aker-Groffen, advocaat en procureur te Venray, voor de man mr. M. Gerrits, advocaat en procureur te Venray;

bepaalt dat de vrouw, als deze op het ogenblik van de inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand de echtelijke woning aan de [adres], [woonplaats] nog bewoont, jegens de man bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij de woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken gedurende zes maanden na die inschrijving voort te zetten;

verklaart deze beschikking – voorzover mogelijk – uitvoerbaar bij voorraad;

compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat elk van hen de eigen kosten draagt;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.A.G.F. Custers en ter openbare civiele terechtzitting van 24 mei 2006 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

type : nr

Tegen deze uitspraak kan binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door de echtgenoten hoger beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Een in eerste aanleg niet verschenen echtgenoot kan hoger beroep instellen binnen drie maanden ná de betekening van deze uitspraak aan hem/haar in persoon danwel binnen drie maanden nadat zij op andere wijze is betekend en openlijk bekend is gemaakt.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature