U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Een 24-jarige man uit Almelo is voor het veroorzaken van een zeer ernstig verkeersongeval op de N36 bij Westerhaar veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur. Door het ongeval is één slachtoffer overleden en raakten twee andere zwaar gewond. De rechtbank Overijssel legt de man daarnaast een rijontzegging op van 2 jaar, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

De rechtbank oordeelt dat de man een grove verkeersfout heeft gemaakt en met zijn Renault Scenic ruim 1,1 meter over de dubbele doorgetrokken streep reed. Op de N36, waar een snelheid van 100 km/u is toegestaan, schampte hij daardoor in een frontale aanrijding de hem tegemoetkomende Renault Kangoo. De Kangoo kwam hierdoor op de verkeerde weghelft terecht en frontaal in aanrijding met een Volkswagen Golf. De Scenic kwam op enige afstand voorbij de aanrijding in de rechterberm tot stilstand.

Het ongeval heeft diepe sporen nagelaten bij de betrokken overlevenden en nabestaanden, zoals ook is gebleken uit de voorgedragen slachtofferverklaringen op de zitting. De rechtbank betreurt het dan ook dat de man, hoewel hij alle gelegenheid daartoe heeft gehad, geen contact heeft gezocht met de nabestaanden en slachtoffers.

Uitspraak



Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht

Zittingsplaats Almelo

Parketnummer: 08/955002-15 (P)

Datum vonnis: 17 februari 2016

Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

wonende in [woonplaats] .

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van

3 februari 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Agelink en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J.G. Luiten, advocaat te Almelo naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 1 januari 2015 in de gemeente Twenterand, primair als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor de bestuurder [slachtoffer 1] van de tegemoetkomende auto zwaar lichamelijk letsel is toegebracht en de bijrijder van dat voertuig, [slachtoffer 2] , is gedood en waarbij de bestuurder [slachtoffer 3] van de auto, die achter de auto van verdachte reed, zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen.

Subsidiair komt de verdenking er op neer dat verdachte op genoemde datum in de gemeente Twenterand in aanrijding is gekomen met een personenauto waardoor hij de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht .

Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:

hij op of omstreeks 1 januari 2015 te Westerhaar-Vriezenveensewijk in de

gemeente Twenterand, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een

motorrijtuig (personenauto, merk Renault , type Scenic) komende vanuit de

richting Almelo en gaande in de richting Westerhaar, daarmee rijdende op de

uit twee rijbanen, -welke door twee doorgetrokken witte strepen van elkaar

gescheiden waren-, bestaande Rijksweg N-36,

zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft

gereden, hierin bestaande dat verdachte,

vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg (de Rijskweg N-36)

naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of in strijd met het

gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990

een doorgetrokken streep, die zich niet langs de rand van de

rijbaan-verharding bevond, heeft overschreden en/of

zich met voormeld motorrijtuig (personenauto, merk Renault, type Scenic)

ongeveer 1,10 meter links van die doorgetrokken streep, -welke streep op die

weg (de Rijksweg N-36) was aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in

beide richtingen-, heeft bevonden en/of

in strijd met artikel 3 van voormeld reglement niet aan zijn, verdachtes

verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of

op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan van die weg (de

Rijksweg N-36) is gebotst, in elk geval in aanrijding is gekomen met een op

die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan rijdend, toen dicht

genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto, merk Renault, type Kangoo),

ten gevolge waarvan of waarbij dat andere motorrijtuig (personenauto, merk

Renault, type Kangoo) geheel of gedeeltelijk op de, -gezien de rijrichting van

dat andere motorrijtuig(personenauto, merk Renault type Kangoo)-, voor het

tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan van die weg, de Rijksweg N-36 is

terecht gekomen en/of frontaal in botsing en/of aanrijding is gekomen met een

over laatstgenoemde, voor het tegemoetkomend verkeer, in de richting

Westerhaar, bestemde rijbaan van die weg, de Rijksweg N-36, rijdend ander

motorrijtuig (personenauto, merk Volkswagen , type Golf), waarna laatstgenoemd

motorrijtuig (personenauto merk Volkswagen, type Golf) ongeveer 180 graden is

gedraaid en/of in een droge sloot tot stilstand is gekomen,

en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten

verkeersongeval/len heeft/hebben plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd

[slachtoffer 2] ) werd gedood een ander/en (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] )

zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat

daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale

bezigheden is ontstaan;

art 6 Wegenverkeerswet 1994

ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou

kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat

hij op of omstreeks 1 januari 2015 te Westerhaar-Vriezenveensewijk in de

gemeente Twenterand, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto,merk

Renault, type Scenic, komende vanuit de richting Almelo en gaande in de

richting Westerhaar, daarmee heeft gereden op de uit twee rijbanen, -welke

door twee doorgetrokken witte strepen van elkaar gescheiden waren-, bestaande

Rijksweg N-36, en

vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg (de Rijskweg N-36)

naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of in strijd met het

gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990

een doorgetrokken streep, die zich niet langs de rand van de

rijbaan-verharding bevond, heeft overschreden en/of

zich met voormeld motorrijtuig (personenauto, merk Renault, type Scenic)

ongeveer 1,10 meter links van die doorgetrokken streep, -welke streep op die

weg (de Rijksweg N-36) was aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in

beide richtingen-, heeft bevonden en/of

in strijd met artikel 3 van voormeld reglement niet aan zijn, verdachtes

verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of

op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan van die weg (de

Rijksweg N-36) is gebotst, in elk geval in aanrijding is gekomen met een op

die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan rijdend, toen dicht

genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto, merk Renault, type Kangoo),

ten gevolge waarvan of waarbij dat andere motorrijtuig (personenauto, merk

Renault, type Kangoo) geheel of gedeeltelijk op de, -gezien de rijrichting van

dat andere motorrijtuig(personenauto, merk Renault type Kangoo)-, voor het

tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan van die weg, de Rijksweg N-36 is

terecht gekomen en/of frontaal in botsing en/of aanrijding is gekomen met een

over laatstgenoemde, voor het tegemoetkomend verkeer, in de richting

Westerhaar, bestemde rijbaan van die weg, de Rijksweg N-36, rijdend ander

motorrijtuig (personenauto, merk Volkswagen, type Golf), waarna laatstgenoemd

motorrijtuig (personenauto merk Volkswagen, type Golf) ongeveer 180 graden is

gedraaid en/of in een droge sloot tot stilstand is gekomen,

door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,

althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,

althans kon worden gehinderd;

De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover

daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde

betekenis te zijn gebezigd;

art 5 Wegenverkeerswet 1994

3 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het primair tenlastegelegde tot een taakstraf van 240 uur, bij niet verrichtten te vervangen door 120 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen wordt ontzegd voor de duur van één jaar.

4 De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5 De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het ten laste gelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.

5.1

De standpunten van de officier van justitie en de verdediging

De officier van justitie heeft aangevoerd dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden nu verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat voornoemd ongeval heeft plaatsgevonden.

De raadsman van verdachte heeft bepleit dat zijn cliënt integraal moet worden vrijgesproken omdat het ongeval hem in het geheel niet kan worden verweten nu hij is overvallen door een heftige hoestbui waardoor hij niet in staat is geweest zijn voertuig onder controle te houden. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman daarnaast gesteld dat als het feit bewezen wordt verklaard zijn cliënt moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging nu er door de voornoemde hoestbui sprake is van afwezigheid van alle schuld.

5.2

De bewijsoverwegingen van de rechtbank

Op 1 januari 2015 heeft op de Rijksweg N36 ter hoogte van Westerhaar-Vriezenveensewijk in de gemeente Twenterand een aanrijding plaatsgevonden tussen verdachte als bestuurder van een personenauto en een bestuurder van een andere auto genaamd [slachtoffer 1] . De auto van voornoemde [slachtoffer 1] kwam door deze aanrijding op de voor haar verkeerde weghelft terecht en kwam daardoor frontaal in aanrijding met het voertuig dat bestuurd werd door [slachtoffer 3] .

Ten gevolge van deze aanrijdingen is [slachtoffer 2] , zijnde de echtgenoot van [slachtoffer 1] , om het leven gekomen en hebben voornoemde [slachtoffer 1] en de bestuurder van de tegemoetkomende auto, [slachtoffer 3] , zwaar lichamelijk letsel bekomen.

Volgens het proces-verbaal van de verkeersongevalsanalyse reed verdachte over de rijbaan van de Rijksweg N-36, komende uit de richting van Vriezenveen en gaande in de richting van Westerhaar. In dezelfde richting reed de betrokkene [slachtoffer 3] met zijn voertuig. Verdachte [verdachte] overschreed op een gegeven moment plotseling de dubbele doorgetrokken streep naar links en kwam hierbij op de weghelft terecht welke bestemd is voor het verdachte tegemoetkomende verkeer te weten: het verkeer komende uit de richting van Westerhaar en gaande in de richting van Vriezenveen.

Verdachte schampte in een frontale aanrijding hierbij het voertuig van de hem tegemoetkomende betrokken bestuurder [slachtoffer 1] en kwam op enige afstand voorbij de aanrijding in de rechterberm tot stilstand.

Het voertuig van [slachtoffer 1] kwam door deze aanrijding met [verdachte] vervolgens op de voor haar verkeerde weghelft te weten: de weghelft voor het verkeer komende uit de richting Vriezenveen en gaande in de richting Westerhaar.

Het voertuig van betrokkene [slachtoffer 1] kwam hierdoor frontaal in aanrijding met het voertuig van betrokkene [slachtoffer 3] .

Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn verklaring zoals afgelegd tegenover de politie, handhaaft. Deze verklaring komt er kortweg op neer dat verdachte en zijn vriendin reden op de Rijksweg N-36 komende uit de richting Vriezenveen gaande in de richting Westerhaar en dat zij reden met een snelheid tussen de 95 en 100 kilometer per uur. Verdachte werd toen onverwacht getroffen door heftige hoestbui waardoor hij met zijn auto op de linker weghelft terecht is gekomen waarbij zijn auto tegen een tegemoet komende auto is gebotst. Zijn auto is hierdoor in de slip geraakt waarbij de auto op zijn rechterkant en in een sloot is beland.

Ten aanzien van de vraag of er sprake is van een verkeersfout die schuld in de zin van artikel 6 dan wel gevaar of hinder als bedoeld in artikel 5 van de Wegenverkeerswet oplevert, overweegt de rechtbank het volgende.

Gelet op het bepaalde in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) dient de rechtbank vast te stellen of de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander is komen te overlijden en twee andere personen zwaar lichamelijk letsel hebben bekomen. Enerzijds komt dit neer op de vaststelling van het gedrag van de verdachte en de beoordeling of en zo ja, in welke mate hij verwijtbaar heeft gehandeld. Anderzijds dient een causaal verband te worden vastgesteld tussen het gedrag van de verdachte en het verkeersongeval. Het bestanddeel “schuld” is in dit geval nader omschreven als “roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam”.

Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of

één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van

artikel 6 WVW 1994 , maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van

verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822).

Voor de beoordeling van de vraag of verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, dient de rechtbank dus op grond van voormeld toetsingskader vast te stellen of de bewezen geachte feitelijke gedragingen, gegeven de aard en de ernst daarvan, en de overige omstandigheden, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994. Het gedrag van verdachte moet daarvoor worden afgemeten aan dat wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Die zorgplicht houdt mede in dat een bestuurder zijn voertuig en gedrag aanpast aan de omstandigheden ter plaatse.

De rechtbank stelt voorop dat zij de conclusie volgt die staat beschreven in de het proces-verbaal van de VerkeersOngevalsAnalyse (VOA) inhoudende:

De botsing tussen de auto van verdachte (Scenic) en die van de betrokkene [slachtoffer 1] (Kangoo) als eerste botsing kan worden aangemerkt;

Het voertuig van verdachte op het moment dat deze met de Kangoo in botsing kwam zich tenminste 1.10 meter op het weggedeelte bestemd voor tegemoetkomend verkeer bevond en dat de auto van verdachte daardoor ter plaatse de dubbel doorgetrokken streep met tenminste 1.10 meter heeft overschreden;

De bestuurder van de Kangoo op het moment van de botsing met de Scenic zich uiterst rechts op de voor haar bestemde rijstrook bevond;

Door de botsing met de Scenic is de Kangoo op de verkeerde weghelft terechtgekomen waardoor er een tweede frontale botsing heeft plaatsgevonden met de Golf die werd bestuurd door de betrokkene [slachtoffer 3] .

Deze conclusie wordt ook niet bestreden door verdachte en zijn raadsman zodat die als vaststaand kan worden aangenomen.

Uit het strafdossier blijkt verder dat verdachte ter plaatse niet te hard heeft gereden, niet heeft getelefoneerd en er is ook niet geconstateerd dat verdachte onder invloed van alcohol verkeerde.

De rechtbank concludeert voorts dat verdachte met zijn auto op de Rijksweg N-36 reed. Deze Rijksweg staat algemeen bekend als een weg met een specifieke gevaarzetting.

De rechtbank is van oordeel dat het besturen van een auto in zijn algemeenheid een voortdurende plicht tot voorzichtigheid en oplettendheid van de bestuurder vereist. De vereiste mate van voorzichtigheid en oplettendheid wordt in de onderhavige verkeerssituatie verzwaard door het feit dat op deze Rijksweg, bestaand uit twee rijstroken die uitsluitend zijn gescheiden door een dubbel doorgetrokken streep, met een snelheid van 100 km per uur mag worden gereden.

Dit vergt van een bestuurder van een voertuig die over deze Rijksweg rijdt onder meer dat hij alert is en adequaat stuurt en dat hij onder geen beding met zijn voertuig over de dubbel doorgetrokken streep terecht komt.

De rechtbank concludeert op grond van de feitelijke vaststelling door de verbalisanten van de VOA inhoudende dat verdachte met zijn auto ruim (1.10 meter) over de doorgetrokken streep is gereden, dat hij aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest kort voorafgaand en op het moment van het ongeval.

Verdachte heeft gesteld dat hij met zijn auto op de verkeerde weghelft is terecht gekomen door een onverwachte hevige hoestbui waardoor hij zijn auto niet meer onder controle heeft gehad.

Ten tijde van de aanrijding bevond zich op de passagiersstoel van de auto van verdachte zijn vriendin, de getuige [getuige 1] . Zij heeft verklaard dat zij op de Rijksweg N-36 reden, dat zij rustig reden en dat zij uit het niets een klap aan de linkerkant van de auto voelde waardoor de auto waarin zij zaten meteen naar de rechterberm werd gestuurd waarna hun voertuig in de sloot belandde.

Zij heeft voorts verklaard dat zij zich niet kan herinneren of verdachte op het moment van de aanrijding heftig moest hoesten.

De rechtbank is van oordeel dat indien er sprake zou zijn geweest van een zodanig hevige hoestbui als verdachte beweert de bijrijder dit zeker gemerkt moet hebben en acht opmerkelijk dat de enige persoon die de verklaring van verdachte zou kunnen ondersteunen, dit niet doet en in haar eerste spontane verklaringen duidelijk aangeeft dat zijn niets bijzonders heeft opgemerkt voor de klap. Aldus is bewezen dat verdachte een grove verkeersfout heeft gemaakt door onder de hiervoor vermelde omstandigheden de dubbele doorgetrokken streep met zijn voertuig in ernstige mate heeft overschreden en het is niet zo dat verdachte geen verwijt kan worden gemaakt op de grond dat hij een dermate stevige hoestbui te verduren kregen, dat van sprake zou zijn van fysieke onmacht.

In het strafdossier bevindt zich verder een schouwverslag betreffende de heer [slachtoffer 2] van 1 januari 2015 dat is opgesteld door de forensisch arts T.H.H. Loef waaruit blijkt dat voornoemde [slachtoffer 2] tengevolge van een ongeval op de N-36 aan inwendige bloedingen is overleden. Verder heeft de rechtbank aangetroffen een medische verklaring betreffende de heer [slachtoffer 3] van 1 januari 2015 die is opgesteld door de arts Ten Cate waaruit blijkt dat voornoemde [slachtoffer 3] meerdere breuken heeft opgelopen. Ten slotte bevindt zich in het strafdossier een medische verklaring betreffende mevrouw [slachtoffer 1] waarin is opgenomen dat zij het volgende letsel heeft opgelopen: een verbrijzelde pols, een heup uit de kom met breuk, een breuk van het borst been en twaalf ribben.

Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank worden gezegd dat verdachte een zodanige verkeersfout heeft gemaakt, dat moet worden gezegd dat hij aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend heeft gereden. Een schulduitsluitingsgrond wordt door de rechtbank niet aangenomen. De rechtbank concludeert daarom dat sprake is geweest van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 en dat verdachte dient te worden veroordeeld ten aanzien van het primair ten laste gelegde.

5.3

De conclusie

De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 1 januari 2015 te Westerhaar-Vriezenveensewijk in de gemeente Twenterand, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Renault, type Scenic) komende vanuit de richting Almelo en gaande in de richting Westerhaar, daarmee rijdende op de uit twee rijbanen, - welke door twee doorgetrokken witte strepen van elkaar gescheiden waren -, bestaande Rijksweg N-36,

aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,

vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg (de Rijksweg N-36)

naar links heeft gestuurd en in strijd met het

gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990

een doorgetrokken streep, die zich niet langs de rand van de

rijbaan-verharding bevond, heeft overschreden en zich met voormeld motorrijtuig (personenauto, merk Renault, type Scenic) ongeveer 1,10 meter links van die doorgetrokken streep, - welke streep op dieweg (de Rijksweg N-36) was aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in

beide richtingen -, heeft bevonden en

op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan van die weg (de

Rijksweg N-36) is gebotst, met een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto, merk Renault, type Kangoo),

ten gevolge waarvan of waarbij dat andere motorrijtuig (personenauto, merk

Renault, type Kangoo) geheel op de, - gezien de rijrichting van

dat andere motorrijtuig(personenauto, merk Renault type Kangoo) -, voor het

tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan van die weg, de Rijksweg N-36 is

terecht gekomen en frontaal in aanrijding is gekomen met een over laatstgenoemde, voor het tegemoetkomend verkeer, in de richting Westerhaar, bestemde rijbaan van die weg, de Rijksweg N-36, rijdend ander motorrijtuig (personenauto, merk Volkswagen, type Golf), waarna laatstgenoemd motorrijtuig (personenauto merk Volkswagen, type Golf) ongeveer 180 graden is gedraaid en in een droge sloot tot stilstand is gekomen,

en aldus zich zodanig heeft gedragen dat aan zijn schuld te wijten

verkeersongevallen hebben plaatsgevonden, waardoor een ander genaamd

[slachtoffer 2] werd gedood en anderen genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3]

zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;

De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 6 en 175 WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:

Overtreding van artikel 6 WVW 1994 , terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en anderen zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.

7 De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8 De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.

Verdachte heeft als bestuurder van een auto een zeer ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Als gevolg van dat verkeersongeval is de heer [slachtoffer 2] overleden en zijn twee andere personen ( [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] ) zwaar gewond geraakt. Dit heeft diepe sporen nagelaten bij de betrokken overlevenden en nabestaanden, zoals ook is gebleken uit de voorgedragen slachtofferverklaringen ter zitting. De rechtbank betreurt het dan ook dat verdachte, hoewel hij alle gelegenheid daartoe heeft gehad, geen contact heeft gezocht met de nabestaanden c.q. slachtoffers.

Een strafoplegging, in welke vorm of omvang dan ook, zal dit verlies en de pijn niet ongedaan kunnen maken. De rechtbank benadrukt tevens dat dit niet afdoet aan de erkenning van het grote verlies dat de nabestaanden door het overlijden van de heer [slachtoffer 2] als gevolg van het ongeval lijden.

Strafoplegging dient bovendien te geschieden, niet alleen met inachtneming van de, in dit geval zeer ernstige, gevolgen van de gemaakte verkeersfout, maar ook en vooral onder afzetting tegen de ernst van de gemaakte verkeersfout en de mate van schuld daaraan van verdachte. De rechtbank houdt bij het bepalen van de straftoemeting rekening met de ernst van het bewezenverklaarde feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals dat onder

andere tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. In dit verband heeft de rechtbank bij haar overwegingen het voor dit feit vastgestelde landelijke oriëntatiepunt straftoemeting betrokken. Dit geeft als uitgangspunt voor het vanwege een aanmerkelijke verkeersfout veroorzaken van een verkeersongeval waarbij een slachtoffer is overleden of zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, een taakstraf van 240 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar. Dit acht de rechtbank voor verdachte passend met dien verstande dat gelet op de ernstige gevolgen van het door verdachte veroorzaakte ongeval de rechtbank van oordeel is dat het opleggen van een zwaardere ontzegging van de rijbevoegdheid gerechtvaardigd is.

9 De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en 175 en 179 Wegenverkeerswet 1994.

10 De beslissing

De rechtbank:

bewezenverklaring

verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid

verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;

verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

het misdrijf:

overtreding van artikel 6 WVW 1994 , terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en anderen zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;

- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;

straf

- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 240 uren;

- beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;

- ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van twee jaren met bevel dat de ontzegging voor een deel groot zes maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;

- met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.

Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. M. Aksu en mr. B.C. Maresch-Evers, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Veldhuis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2016.

Mr. B.C Maresch-Evers, is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen. 

Bijlage bewijsmiddelen

Leeswijzer

Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer PL0600-2015002021. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

1.

De verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 3 februari 2016 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Het klopt dat ik op 1 januari 2015 op de Rijksweg N-36 een ongeluk heb veroorzaakt waarbij iemand is overleden en twee personen zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen.

Het klopt ook dat het ongeluk tot stand gekomen is doordat ik met mijn auto, een Renault Scenic, over de doorgetrokken streep die was aangebracht tussen beide rijstroken ben gegaan.

Ik heb begrepen dat dit 1.10 meter is geweest. Ik reed met snelheid van ongeveer 95 kilometer per uur.

2.

Een proces-verbaal van verhoor van 2 februari 2015 (pag. 23 van het dossier), voor zover inhoudende de verklaring van de getuige [getuige 1] , zakelijk weergegeven:

Ik zat op 1 januari 2015 in de auto van mijn vriend [verdachte] . Deze auto is betrokken geweest bij een verkeersongeval op de N-36. [verdachte] moest die dag veel hoesten. Ik kan me niet herinneren of hij precies op het moment van de aanrijding moest hoesten.

3.

Een proces-verbaal van verhoor van 27 mei 2015 (pag. 27 van het dossier), voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] , zakelijk weergegeven:

Op 1 januari 2015 bestuurde ik onze Renault Kangoo op de Rijksweg N-36. Mijn man [slachtoffer 2] zat in een rolstoel bij mij achterin. Ik ben toen betrokken geraakt bij een ongeluk. Tengevolge van het ongeval is mijn man overleden en heb ik zwaar lichamelijk letsel opgelopen, te weten:

-breuken c.q. verbrijzeling van rechterpols;

-heup uit de kom met een heupbreuk;

-een breuk in het linker enkel;

-een breuk in het borstbeen;

-breuken in circa twaalf ribben.

Daarnaast is mijn lichaam zwaar gekneusd en ben ik al drie keer geopereerd, wellicht moet in nog vaker onder het mes. Ik ben nog steeds bezig met revalideren.

Ik kan mij van het ongeval niets meer herinneren.

4.

Een proces-verbaal van verhoor van 6 januari 2015 (pag. 31 van het dossier), voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] , zakelijk weergegeven:

Op 1 januari 2015 reed ik met mijn vriendin op de Rijksweg N-36. Ik was de bestuurder. Voor mij reed een auto. Ik reed ongeveer 60 meter achter deze auto. Op een gegeven moment zie ik dat deze auto plotseling naar links gaat en hierbij dik over de streep gaat. Ik zie dan dat deze auto een andere auto raakt die op de andere weghelft reed. Ik zie dan dat de auto die was aangereden op onze weghelft kwam en toen was de aanrijding er ook al. Alles ging zo snel dat ik niet adequaat kon reageren.

5.

Een geschrift zijnde een medische verklaring betreffende de heer [slachtoffer 3] van 1 januari 2015 (blz. 56 van het dossier) opgesteld door de arts Ten Cate waaruit blijkt dat voornoemde [slachtoffer 3] als waargenomen letsel heeft een gebroken bovenbeen en aan de rechterhand gebroken middenhandsbeentjes.

6.

Een proces-verbaal van verhoor van 27 januari 2015 (pag. 34 van het dossier), voor zover inhoudende de verklaring van de getuige [getuige 2] , zakelijk weergegeven:

Ik ben getuige geweest van ongeval op 1 januari 2015 waarbij mijn schoonvader [slachtoffer 2] is overleden en mijn schoonmoeder [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.

Ik en mijn vrouw reden op die bewuste dag achter mijn schoonouders op de N-36. Toen we bij de afslag Westerhaar kwamen zag ik een lange stoet auto’s ons tegemoet komen rijden. Opeens zag ik dat twee koplampen vanuit deze stoet met tegenliggers geheel over de dubbele doorgetrokken streep kwam op onze weghelft. Ik dacht nog: “Wie gaat hier nu inhalen”. Ik zag dat deze auto de auto van mijn schoonouders raakte. Daarna zag ik dat de auto van mijn schoonouders begon te tollen.

7.

Een proces-verbaal van de Dienst VerkeersOngevalsAnalyse (VOA) van 27 januari 2015, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] :

Op pagina 4:

Beknopte ongevalsbeschrijving

De Scenic en de Golf hadden, in genoemde volgorde gereden over de Rijksweg N-36 te

Westerhaar-Vriezenveensewijk, gemeente Twenterand, beiden komende uit de richting

Almelo en gaande in de richting Ommen. De Kangoo had eveneens gereden over de

Rijksweg N-36 te Westerhaar-Vriezenveensewijk, komende uit de richting Ommen en

gaande in de richting Almelo. Tussen hectometerpaal 18,9 en 19,0 kwamen de Scenic en de

Kangoo met elkaar in botsing. De Scenic gleed door en kwam, gezien de rijrichting, in de

rechts gelegen sloot tot stilstand. De Kangoo gleed eveneens door en kwam daarbij op het

weggedeelte bestemd voor tegemoetkomend verkeer. Op dit weggedeelte kwam de Kangoo

in botsing met de Golf. De Kangoo kwam enkele meters verder op de rijbaan tot stilstand. De

Golf gleed door en kwam, gezien de rijrichting, in de rechts gelegen sloot tot stilstand. De

passagier, zittend in een rolstoel achter in de Kangoo, liep ten gevolge van de beide

botsingen zoveel letsel op dat hij ter plaatse is overleden. De bestuurster van de Kangoo en

de bestuurder van de Golf werden met ernstig letsel over gebracht naar een ziekenhuis.

De betrokken voertuigen werden ten gevolge van de verschillende botsingen zwaar

beschadigd.

Bij dit ongeval waren de volgende voertuigen betrokken:

Voertuig, merk Renault, kenteken [kenteken 1] , verder te noemen Scenic

Voertuig, merk Renault, kenteken [kenteken 2] , verder te noemen Kangoo

Voertuig, merk Volkswagen, kenteken [kenteken 3] , Verder te noemen Golf

Op pagina 6 en 7:

Foto 1 en 2. De rechtbank heeft op deze foto’s waargenomen dat de Rijksweg N-36 in het midden met doorgetrokken witte strepen met daartussen een groene baan is gemarkeerd op de hoofdrijbaan.

Op pagina 9:

Ik zag het volgende:

• Voor motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 100 km/h.

• Genoemde weg was voor het openbaar verkeer opengesteld.

• Er waren verder de volgende verkeersmaatregelen van kracht.

Ter plaatse was een dubbel doorgetrokken streep aangebracht. Tussen deze twee strepen

was een groen vlak aangebracht. Dit geeft aan dat er ter plaatse gereden mag worden met

een snelheid van 100 km/h, tenzij borden anders aangeven.

Voor wat betreft de wegsituatie heb ik geen bijzonderheden ontdekt die van belang waren in

de oorzaak, de toedracht of de gevolgen van het ongeval.

Op pagina 14, 15:

Aan de hand van de schades en de aangetroffen sporen werden de Scenic en de Kangoo

zodanig tegen elkaar geplaatst zodat duidelijk werd hoe de voertuigen met elkaar in

aanraking waren gekomen. Hiervan werden de foto’s 6, 7, 8 en 9 gemaakt.

Foto 6 en 7 geven de positie aan van de Scenic op het moment dat deze met de Kangoo in

botsing komt. De positie van de Scenic bevond zich mogelijk nog enkele centimeters verder naar links, gezien de rijrichting.

Duidelijk is te zien dat de Scenic zich grotendeels op het weggedeelte dat bestemd is voor

tegemoetkomend verkeer bevindt. Op het moment van de botsing reed de Kangoo uiterst

rechts op het voor hem bestemde weggedeelte.

Op pagina 34:

Naar aanleiding van het door mij ingestelde onderzoek kan worden gesteld dat:

1. de betrokken bestuurders hadden gereden zoals in dit proces-verbaal omschreven.

2. de botsing tussen de Scenic en de Kangoo als eerste botsing kan worden

aangemerkt.

3. de Scenic op het moment dat deze met de Kangoo in botsing komt zich ten minste

1.10

meter op het weggedeelte, bestemd voor tegemoetkomend verkeer.

4. de Scenic ter plaatse de dubbel doorgetrokken streep met ten minste 1.10 meter

heeft overschreden.

5. de bestuurster van de Kangoo, op het moment van de botsing met de Scenic, zich

uiterst rechts op de voor haar bestemde rijstrook bevond.

11. dat de bestuurster van de Kangoo en de bestuurder van de Golf, evenals de

passagier van de Golf, ten gevolge van dit ongeval gewond raakten.

12. de passagier, die achterin de Kangoo in de rolstoel zat, ten gevolge van dit ongeval is

overleden.

8.

Een geschrift zijnde een schouwverslag betreffende de heer [slachtoffer 2] van 1 januari 2015 opgesteld door de forensisch arts T.H.H. Loef waaruit blijkt dat voornoemde [slachtoffer 2] tengevolge van een ongeval op de N-36 aan inwendige bloedingen is overleden.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature