Uitspraak
Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/994528-15
Datum vonnis: 18 juli 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1964 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] .
1 Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 juli 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.H.E. Groeneboer en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw
mr. A. Hiddink, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.
2 De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad;
feit 2: geen maatregelen heeft genomen om verontreiniging van de bodem te voorkomen;
feit 3: afvalwater, bevattende amfetamine en/of benzylmethylketon, buiten een inrichting heeft gestort.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 6 november 2014, te Geesteren, gemeente Tubbergen, als een
ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, samen en in vereniging met
anderen of een ander dan wel alleen, al dan niet opzettelijk, professioneel
vuurwerk, te weten
- 100, althans een aantal lawinepijlen/vuurpijlen (Star Rocket -2012-
artikelnummer BL 1688) (Blz. 56),
- 5, althans een aantal flowerbeds (All Seasons, artikelnummer RFC13103)
(Blz. 136)
en/of
-1830, althans een aantal Vlinders (blz. 59 en 138),
voorhanden heeft gehad;
(Parketnummer 994528/15)
art 1.2.2 lid 3 Vuurwerkbesluit
2.
hij te Tubbergen, als degene die, samen en in vereniging met anderen of een
ander dan wel alleen, op en/of in de bodem handelingen heeft verricht als
bedoeld in de artikelen 6 tot en met 11 van de Wet bodembescherming , te weten
het op en/of in de bodem brengen van afvalstoffen (afvalwater bevattende
amfetamine en/of benzylmethylketon) en die weet of redelijkerwijs had kunnen
vermoeden dat door die handelingen de bodem kon worden verontreinigd en/of
aangetast,
op of omstreeks 7 november 2015, al dan niet opzettelijk, niet aan zijn/hun
verplichting heeft voldaan, alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van
hem/hun kunnen worden gevergd, teneinde die verontreiniging of aantasting te
voorkomen, dan wel indien die verontreiniging of aantasting zich voordeed, de
verontreiniging of de aantasting en/of de directe gevolgen daarvan te beperken
en zoveel mogelijk ongedaan te maken;
(Parketnummer 994505/16)
art 13 Wet bodembescherming
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2014 tot en met 7 november 2014
te Tubbergen, samen en in vereniging met anderen of een ander dan wel alleen,
al dan niet opzettelijk, zich van afvalstoffen, te weten afvalwater bevattende
amfetamine en/of benzylmethylketon, heeft ontdaan door deze - al dan niet in
verpakking - buiten een inrichting te storten en/of anderszins op en/of in de
bodem te brengen;
(Parketummer 994505/16)
art 10.2 lid 1 Wet milieubeheer
3 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard en dat verdachte voor wat feit 1 betreft wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en voor wat betreft de feiten 2 en 3 tot een geldboete van € 10.000,00 waarvan € 5.000,00 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
4 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5 De beoordeling van het bewijs
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen aan verdachte sub 1, 2 en 3 ten laste is gelegd. De officier van justitie heeft daarbij, kort weergegeven, met betrekking tot het sub 1 ten laste gelegde aangevoerd dat het vuurwerk was opgeslagen in een schuur bij de woning van verdachte en dat deze schuur vanuit de woning voor verdachte toegankelijk was. Met betrekking tot het sub 2 en sub 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte eigenaar is van de gebouwen van waaruit het afvalwater werd geloosd en dat verdachte ervan op de hoogte kon zijn dat er afvalwater werd geloosd. Verdachte heeft immers verklaard dat hij wel eens een vreemde geur heeft geroken. Verder was de (gele) slang waarmee het afvalwater werd geloosd volgens de officier van justitie duidelijk zichtbaar.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, kort weergegeven, verdachte niet wist dat er zich in de schuur bij zijn woning vuurwerk bevond. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet in de desbetreffende schuur kwam. De verdediging heeft er daarbij op gewezen dat schuur door een berging verbonden is met de woning en dat de schuur ook via de achterdeur vrij toegankelijk was. Met betrekking tot het onder sub 2 en 3 ten laste gelegde heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte niet wist dat zich in de schuur een amfetaminelaboratorium bevond en dat er vanaf de achterzijde van de schuur door een slang afvalstoffen van het laboratorium in het bos werden geloosd.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank overweegt met betrekking tot het sub 1 ten laste gelegde dat het dossier geen aanwijzingen bevat dat verdachte enige wetenschap had dat zich in de schuur bij zijn woning vuurwerk bevond zodat verdachte wordt vrijgesproken van het sub 1 ten laste gelegde. Daarnaast is het enkele feit dat het vuurwerk zich bevindt in de schuur waar verdachte eigenaar van is, onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van medeplegen
Met betrekking tot het sub 2 en sub 3 ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende. Vast staat dat verdachte eigenaar is van het perceel waarop zich de schuur bevond van waaruit afvalstoffen van het zich in de schuur bevindende laboratorium werden geloosd. Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank echter niet gebleken dat verdachte zelfstandig dan wel samen met (een) ander(en) enige handeling heeft verricht die verband hield met de lozing van de afvalstoffen. Verder bevat het dossier geen aanwijzingen dat verdachte enige wetenschap had dat er afvalstoffen werden geloosd, dan wel dat hij dit redelijkerwijs had kunnen vermoeden. Verdachte dient derhalve eveneens te worden vrijgesproken van het sub 2 en sub 3 ten laste gelegde.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1, sub 2 en sub 3 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6 De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het sub 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. S.K. Huisman en mr. M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.M. Wolbers, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2016.