Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

. Gemeenschap ex art. 3:166 BW. Om de rechtsvraag te kunnen beantwoorden of sprake is van zo’n gemeenschap dienen alle (eventuele) deelgenoten te worden gedagvaard. De daarop betrekking hebbende vordering is, evenals de vordering tot verdeling zelf, ondeelbaar. Ambtshalve niet-ontvankelijkheid van eiser. Geheel voorlopige overwegingen over de vraag of sprake is van een gemeenschap.

Uitspraak



RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Zwolle

zaaknummer : 4589610 CV EXPL 15-7871

datum : 19 april 2016

Vonnis in de zaak van: [A] ,

wonende te [plaats] ,

eisende partij,

verder te noemen [A] ,

gemachtigde mr. E.T. van Dalen, advocaat,

tegen

de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging VERENIGING VILLAPARK DE VLEGGE,

gevestigd te Sibculo,

gedaagde partij,

verder te noemen de vereniging,

gemachtigde mr. M.C.J. Freijters, advocaat.

Procesverloop

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:

– dagvaarding van 2 november 2015

– conclusie van antwoord

– tussenvonnis van 12 januari 2016

– akte van 22 maart 2016

– proces-verbaal van de comparitie van 22 maart 2016

e-mail van mr. Freijters van 1 april 2016.

Geschil

[A] vordert:

1. de verklaring voor recht dat het batig saldo van pool 4B1, waarvan [A] tot 1 januari 2015 deel heeft uitgemaakt, aan de deelnemers/pooldeelnemers toebehoort en niet aan de vereniging;

2. de vereniging te veroordelen aan [A] te betalen € 3.700,00 ter zake van 1/9 van het batig saldo uit de pool, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 november 2015;

3. de vereniging te veroordelen tot betaling van € 650,00 wegens buitengerechtelijke kosten;

4. de vereniging te veroordelen in de proceskosten.

De vereniging heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [A] in de kosten inclusief nasalaris.

Beoordeling

1.1.

Tussen partijen staat het volgende vast.

[A] is sedert september 2005 eigenaar van een recreatiewoning op het villapark De Vlegge. De eigenaren van de woningen op dit park zijn lid van de vereniging, die overigens geen vereniging van eigenaars is als bedoeld in boek 5 BW.

Vanaf 1 december 2005 verhuurt [A] zijn woning aan derden.

1.2.

Vanaf 1 januari 1999 (of vanaf 2000?; dat is niet helemaal duidelijk) heeft de vereniging een zogeheten poolsysteem ingevoerd, welk systeem, kort samengevat, erop neerkomt dat de huuropbrengsten van voor verhuur beschikbaar gestelde woningen in een bepaalde periode worden verdeeld tussen de eigenaren van die woningen, ongeacht wiens woning verhuurd is geweest. In verband met de kosten van groot onderhoud en vervanging van de inventaris betreffende deze woningen betalen deze eigenaren/verhuurders geregeld een bijdrage aan de vereniging. De vereniging zorgt ervoor dat de inventaris van de woningen op tijd wordt vervangen en dat eveneens op tijd groot onderhoud aan de woningen wordt uitgevoerd.

1.3.

De woning van [A] behoort tot pool 4B1. Tot die pool behoren negen (standpunt [A] ) dan wel 10 (standpunt de vereniging) woningen. In totaal zijn er vijf verschillende pools.

1.4.

Met ingang van 1 januari 2015 is [A] uit pool 4B1 getreden. Vanaf dat moment komen de huuropbrengsten en kosten verbonden aan zijn woning ten goede respectievelijk ten laste van (uitsluitend) [A] .

2.1.

[A] stelt dat hij per 1 januari 2015 recht heeft op het batig saldo van pool 4B1. Volgens [A] is sprake van een gemeenschap als bedoeld in artikel 3:166 BW en komt hem op grond van artikel 3:178 BW het recht toe van die gemeenschap de verdeling te vorderen in die zin, dat aan hem het hem toekomende aandeel in het batig saldo wordt uitgekeerd.

2.2.

De vereniging betwist de vorderingen en verweert zich met de stelling, kort samengevat, dat van een gemeenschap tussen de eigenaren van de woningen in pool 4B1 geen sprake is. Het poolsysteem is een aangelegenheid van de vereniging en niet van de afzonderlijke eigenaren.

3.1.

De vraag is: wat is rechtens? De kantonrechter overweegt het volgende.

[A] heeft, uitgaande van zijn visie dat een gemeenschap bestaat, niet de overige deelgerechtigden in die gemeenschap, de overige eigenaren in pool 4B1, gedagvaard. Wel ligt in zijn vordering besloten dat de kantonrechter tot uitgangspunt neemt dat van een gemeenschap tussen die eigenaren sprake is. De vraag of van die gemeenschap sprake is, kan in rechte alleen worden beantwoord indien ook de overige eigenaren binnen pool 4B1 in de gelegenheid zijn gesteld zich daarover uit te laten. Het recht op en de verplichting tot verdeling van een gemeenschap zijn immers ondeelbaar. Het is onmogelijk dat de vordering tot verdeling tegen de ene deelgenoot wordt toegewezen en tegen de andere wordt afgewezen. De -prealabele- vraag óf sprake is van een gemeenschap kan net zo min ‘gedeeld’ worden beantwoord, dat wil zeggen in afzonderlijke procedures zoals de onderhavige tussen [A] en de vereniging, zonder dat de overige (gestelde) deelgenoten zich daarover hebben kunnen uitlaten. Het is, met andere woorden, rechtens noodzakelijk dat de kantonrechter ook over de prealabele vraag of sprake is van een gemeenschap een gelijkluidende beslissing neemt ten aanzien van allen die mogelijk betrokken zijn bij die gemeenschap. Dit betekent dat [A] , die de (door hem gestelde) deelgenoten niet heeft gedagvaard, (ambtshalve) niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

3.2.

Uitsluitend om partijen ten dienste te zijn overweegt de kantonrechter over de vraag of sprake is van een gemeenschap -geheel voorlopig- het volgende.

3.3.

Onweersproken is dat het poolsysteem zoals dat hiervoor kort is beschreven vanaf 1 januari 1999 (dan wel 2000) bestaat. Toen [A] in september 2005 eigenaar van zijn woning werd, is hij tot dit poolsysteem toegetreden in die zin dat hij, evenals de overige eigenaren van de woningen in de pool, een bijdrage aan de vereniging is gaan betalen in verband met groot onderhoud en vervanging inventaris. Indien sprake is van een gemeenschap, dan ligt het voor de hand dat (ook) bij toetreding een verrekening met de toetredende eigenaar plaatsvindt ten einde te bewerkstelligen dat het aandeel van elke eigenaar in de gemeenschap (verhoudingsgewijs) gelijk wordt getrokken. Gesteld noch gebleken is echter dat bij de toetreding van [A] een verrekening als bedoeld heeft plaatsgevonden. Dat vormt een indicatie dat van een gemeenschap geen sprake is.

3.4.

Ook is van belang dat, zoals de vereniging heeft betoogd, het poolsysteem door de vereniging in het leven is geroepen en wordt uitgevoerd. De hoogte van de door de eigenaren te betalen bijdragen wordt door de (leden van de) vereniging, tijdens een algemene ledenvergadering bepaald, niet door de eigenaren binnen elke pool.

Ook bepaalt de vereniging, en niet de eigenaren, op welke wijze en wanneer groot onderhoud plaatsvindt en inventaris wordt vervangen.

Gesteld noch gebleken is dat de eigenaren die tot een pool behoren daarover (of over enig ander onderwerp aangaande de pool) in poolverband onderling beraadslagen of daarover zeggenschap hebben, anders dan op grond van hun stemrecht als verenigingslid tijdens de algemene ledenvergadering, dus geheel binnen het verband van de vereniging.

Uit de door de vereniging overgelegde, onweersproken gebleven stukken blijkt dat de poolbijdrage door de algemene ledenvergadering wordt vastgesteld naar aanleiding van een (cijfermatig onderbouwd) voorstel van het bestuur. Alle leden van de vereniging (zijnde de eigenaren van woningen op het villapark) betalen een door de ledenvergadering vastgestelde parkbijdrage; de eigenaren van de woningen binnen een pool betalen daarnaast een poolbijdrage in verband met groot onderhoud en vervanging inventaris, welke bijdrage ook door de ledenvergadering wordt vastgesteld.

Onweersproken is gebleven dat [A] tot op heden de eerste eigenaar is die bij uittreding uit een pool aanspraak maakt op een aandeel in de gestelde gemeenschap, hoewel eerder eigenaren zijn toe- dan wel uitgetreden, met name bij aankoop respectievelijk verkoop van een woning. Ook dat vormt een indicatie dat van een gemeenschap tussen de eigenaren binnen een pool geen sprake is.

3.5.

[A] heeft zich bij zijn (vrijwillige) toetreding tot de pool onderworpen aan de binnen de vereniging op dat vlak bestaande regels. Die regels verplichtten hem tot het betalen van (onder meer) een poolbijdrage aan de vereniging, en de vereniging verplichtte zich jegens hem tot het verrichten van groot onderhoud aan en de vervanging van de inventaris van zijn woning. Partijen hebben zich dienovereenkomstig jarenlang jegens elkaar gedragen. Gesteld noch gebleken is dat de eigenaren binnen de pool jegens elkaar rechten en verplichtingen hebben die uit het poolsysteem voortvloeien.

3.6.

[A] heeft nog kort gesteld dat sprake is van onrechtmatig handelen dan wel een toerekenbaar tekortschieten van de vereniging door te weigeren aan hem zijn batig saldo in de pool uit te keren, maar aan deze stelling komt geen zelfstandige betekenis toe, omdat deze stelling voortbouwt op de stelling dat sprake is van een gemeenschap en dat de vereniging als beheerder van de gelden gehouden is het batig saldo aan [A] uit te keren.

3.7.

[A] dient als verliezende partij in de proceskosten te worden veroordeeld. Die kosten bedragen € 400,00 wegens salaris gemachtigde, vermeerderd met € 100,00 nasalaris. In totaal € 500,00.

Beslissing

De kantonrechter:

1. verklaart [A] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen;

2. veroordeelt [A] in de proceskosten, tot op heden aan de kant van de vereniging begroot op € 500,00.

Gewezen door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2016.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature