U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Rechtbank Overijssel oordeelt dat een agent terecht is ontslagen wegens zeer ernstig plichtsverzuim. De werkgever kon op grond van de vastgestelde gegevens de overtuiging hebben dat de agent tijdens diensttijd in de dienstauto seksuele handelingen heeft verricht met een vrouw. De vrouw heeft daar aangifte van gedaan. Nu de agent daarmee iets heeft gedaan dat een politieagent behoort na te laten, is sprake van plichtsverzuim dat als zeer ernstig kan worden aangemerkt. Nu niet is gebleken dat de handeling niet aan de agent kan worden toegerekend, was de werkgever reeds hierom bevoegd eiser een straf op te leggen. Zie ook ECLI:NL:RBOVE:2013:3309.

Uitspraak



RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht

Zittingsplaats Zwolle

Registratienummer: ZWO 13/2773 AW

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser],

wonende te Enschede, eiser,

gemachtigde: W. Jansen te Enschede,

en

de Korpschef van politie,

gevestigd te Zwolle, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 december 2012 heeft verweerder eiser met ingang van de dag na verzending of op de dag van uitreiking van dat besluit de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag wegens zeer ernstig plichtsverzuim opgelegd.

Het daartegen gemaakte bezwaar is bij het besluit van 30 oktober 2013 ongegrond

verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.

Het beroep is ter zitting van 20 februari 2014 behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D.R. Timmer en mr. A.M.A.C. Theunissen.

Overwegingen

1.

In geschil is of verweerder eiser strafontslag heeft kunnen verlenen. Daarbij zijn partijen

er met name over verdeeld of de feiten zoals door verweerder gepresenteerd zich hebben voorgedaan en of verweerder afdoende is ingegaan op hetgeen door eiser in bezwaar is aangevoerd.

2.

Bij het bestreden besluit heeft verweerder zijn besluit van 17 december 2012 waarbij eiser met toepassing van artikel 77, eerste lid, aanhef en onder j, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) de disciplinaire straf van ontslag is opgelegd, gehandhaafd.

Aan het strafontslag heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser in de nacht van 19 op

20 februari 2012, tijdens de dienst, samen met collega [naam] aangeboden heeft om een vrouw die behoorlijk onder invloed van alcohol verkeerde, naar huis te brengen.

Genoegzaam is, aldus verweerder, naar voren gekomen dat deze vrouw in de auto is gestapt en dat eiser en zijn collega zich vervolgens niet rechtstreeks naar het opgegeven adres hebben begeven maar naar een afgelegen plek zijn gereden, waar de auto langere tijd heeft stilgestaan. Gelet op de in de auto aangetroffen spermasporen van eiser heeft verweerder de overtuiging gekregen dat eiser, mede gelet op de verklaringen van de vrouw, seksuele handelingen met de vrouw heeft verricht.

Verder kan vastgesteld worden dat eiser een mutatie heeft opgemaakt waarin een tijdstip is opgenomen dat bezijden de waarheid is.

Naar de mening van verweerder heeft eiser zich met dit gedrag schuldig gemaakt aan zeer ernstig plichtsverzuim. Het plichtsverzuim is eiser toe te rekenen, terwijl de persoonlijke omstandigheden van eiser geen reden geven voor een andere waardering van het plichtsverzuim, aldus verweerder.

3.

Artikel 76 van het Barp luidt als volgt:

1.

De ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, kan disciplinair worden gestraft.

2.

Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.

Artikel 77, eerste lid, aanhef en onder j, van het Barp luidt:

1.

De straffen die kunnen worden opgelegd zijn: (…)

j. ontslag.

4.

Naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), bijvoorbeeld de uitspraak van 26 april 2007 (TAR 2007,14), gelden in het ambtenarentuchtrecht niet de in het strafrecht van toepassing zijnde strikte bewijsregels. Wel geldt dat op basis van deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging moet zijn verkregen dat de desbetreffende ambtenaar zich aan de hem verweten gedraging heeft schuldig gemaakt.

5.1

De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat eiser en zijn collega in de nacht van 19 op 20 februari 2012, tijdens de dienst op enig moment een vrouw, hierna te noemen aangeefster, bij de uitgaansgelegenheid de Leeren Lampe in Raalte hebben opgepikt, dat aangeefster onder invloed van alcohol verkeerde, dat eiser en zijn collega aan aangeefster hebben aangeboden om haar thuis te brengen, en dat aangeefster tussen het moment dat zij is ingestapt en is afgezet bij haar woning enige tijd in de dienstauto heeft doorgebracht.

Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat in voldoende mate is komen vast te staan dat eiser en [naam], vervolgens met de dienstauto de route van Raalte naar Olst/Wijhe en terug hebben afgelegd zoals die uit de gegevens van het Automatic Vehicle Location Systems (AVLS) blijkt. De kanttekeningen die door eiser bij de betrouwbaarheid van het systeem zijn geplaatst leiden de rechtbank niet tot het oordeel dat voor wat betreft de bewegingen die door de dienstauto zijn gemaakt niet kan worden uitgegaan van de gegevens van het AVLS.

De rechtbank wijst er voorts op dat ook de resultaten van het onderzoek naar de locatie van de telefoon van aangeefster een beweging van Raalte, naar Olst/Wijhe en weer terug ondersteunen. Voor zover eiser middels een ingebracht onderzoek van Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (NFO) van 10 mei 2012 heeft gesteld dat de telefoon van aangeefster en de dienstauto niet consequent in elkaars nabijheid zijn geweest, heeft verweerder middels het “Proces-verbaal onderzoek telecommunicatie” van 9 februari 2014 gemotiveerd aangegeven dat de harde conclusie in het rapport van het NFO dat het dienstvoertuig en de mobiele telefoon op 22 februari 2012 in de periode van 00.47.14 uur en 00.52.05 uur niet op dezelfde locatie kunnen zijn geweest, onjuist is.

De rechtbank is van oordeel dat eiser niet in staat is gebleken een overtuigende verklaring te geven voor het feit dat zijn verklaringen omtrent de bewegingen van de dienstauto afwijken van de gegevens zoals die uit het AVLS volgen. Ook kan eiser geen verklaring geven voor het feit dat de auto volgens het AVLS op plekken is geweest die niet passen in het verhaal van eiser over wat er die nacht is gebeurd. Dat brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat eiser in de door hem, en [naam], opgemaakte mutatie een tijdstip heeft opgenomen dat bezijden de waarheid is. Nu eiser daarmee iets heeft gedaan dat een politieagent behoort na te laten, is sprake van plichtsverzuim. Nu niet is gebleken dat de handeling niet aan eiser kan worden toegerekend, was verweerder reeds hierom bevoegd eiser een straf op te leggen.

5.2

De rechtbank stelt tevens vast dat aangeefster op 20 februari 2012 telefonisch melding heeft gedaan van het feit dat de dienstauto onderweg is gestopt en dat eiser en zijn collega seksuele handelingen met haar hebben verricht. Tevens heeft aangeefster daarvan op

22 februari 2012 aangifte gedaan.

De rechtbank heeft geen enkele aanleiding om aan te nemen dat er sprake is van een valse aangifte. Ook overigens is daarvan niet gebleken.

Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de strekking van de aangifte overeenkomt met de kort na het incident door aangeefster verzonden What’s app-berichten en de later op die dag naar aanleiding van het incident gevoerde What’s app-gesprekken en de verklaring van getuigen over die van aangeefster ontvangen berichten en met aangeefster gevoerde gesprekken. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat deze What’s app-berichtgeving is gemanipuleerd, zoals van de zijde van eiser ter zitting is geopperd.

Evenmin acht de rechtbank aannemelijk dat aangeefster, zoals eveneens van de zijde

van eiser is geopperd, nadat zij, zoals op camerabeelden is te zien, kort na middernacht

de Leeren Lampe heeft verlaten, later weer is teruggekeerd. Het vertrek van eiseres op dit tijdstip past in het verhaal van aangeefster en de AVLS- en telecomgegevens.

Dat een getuige heeft verklaard haar om en na 01.00 nog in de Leeren Lampe te hebben gezien en haar oma heeft verklaard dat zij rond 01.30 thuis kwam, leidt niet tot een ander oordeel. Op camerabeelden is immers niet te zien dat aangeefster is teruggekeerd en van de zijde van de beveiliging van de Leeren Lampe is verklaard dat men geen dronken mensen toe laat .

Daarnaast is in een op verzoek van verweerder opgemaakte rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut vastgesteld dat er DNA/-spermasporen van eiser op de achterbank van de dienstauto en op de jas van aangeefster zijn aangetroffen. Voor zover eiser deze onderzoeksresultaten middels een rapport van zijn contra-deskundige Van den Bout heeft bestreden, wijst de rechtbank op het op 7 januari 2014 uitgebracht rapport van de forensisch DNA-deskundige dr. P.J. Herbergs van The Maastricht Forensic Institute, - een externe deskundige - waarin onder meer is geconcludeerd dat er DNA-sporen van eiser op de jas van aangeefster zijn gevonden, welke met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid afkomstig is uit spermacellen.

Al deze feiten tezamen in onderlinge samenhang bezien leiden de rechtbank tot het oordeel dat verweerder op grond van de door haar vastgestelde gegevens de overtuiging kon hebben dat eiser tijdens diensttijd in de dienstauto seksuele handelingen heeft verricht met aangeefster. Nu eiser daarmee iets heeft gedaan dat een politieagent behoort na te laten, is sprake van plichtsverzuim dat als zeer ernstig kan worden aangemerkt. Nu niet is gebleken dat de handeling niet aan eiser kan worden toegerekend, was verweerder reeds hierom bevoegd eiser een straf op te leggen.

5.3

Verweerder heeft van deze bevoegdheid gebruik gemaakt door eiser met onmiddellijke ingang strafontslag te verlenen.

Gezien de aard en de ernst van eisers gedragingen en gezien de aan politieambtenaren gestelde eisen van betrouwbaarheid en integriteit, is de rechtbank van oordeel dat de straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig is aan het gepleegde plichtsverzuim.

6

Het beroep is daarom ongegrond.

7.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzitter en mr. W.F. Bijloo en mr J.H.M. Hesseling, leden, en door de voorzitter en M.W. Hulsman als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2013.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature