U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Onvoldoende aannemelijk is geworden dat de bodemrechter zal oordelen dat Hof van Haaften door gedaagde als huurder is aanvaard dan wel Hof van Haaften als huurder in de plaats van betrokkene 3 is getreden. Gedaagde dient de twee dozen met daarin de door gedaagden in het pand aangetroffen "boekhouding" aan eiseres te retourneren.

Uitspraak



Vonnis

RECHTBANK OOST-NEDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaaknummer / rolnummer: C/05/238356 / KG ZA 13-14

Vonnis in kort geding van 4 februari 2013

in de zaak van

de rechtspersoon naar Engels recht

HET HOF VAN HAAFTEN LIMITED,

statutair gevestigd te Cardiff, Verenigd Koninkrijk,

kantoorhoudende te Haaften, gemeente Neerijnen,

eiseres,

advocaat mr. H.J.F. Oetgens van Waveren Pancras Clifford te Arnhem,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde]

gedaagde,

advocaat mr. M. van Tessel te Drunen.

Partijen zullen hierna Hof van Haaften en [gedaagde] genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding

- de mondelinge behandeling

- de pleitnota van Hof van Haaften

- de pleitnota van [gedaagde].

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. [gedaagde] is eigenaar van het pand gelegen aan de [adres] 46 te [woonplaats], gemeente [gemeente] (hierna: het pand). In het pand wordt van oudsher een cafébedrijf geëxploiteerd.

2.2. Op 21 december 2010 is een huurovereenkomst gesloten tussen [gedaagde] als verhuurder en de heer [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) als huurder van het pand, voor de duur van vijf jaren, ingaande op 1 januari 2011 en lopende tot en met 31 december 2015 ten behoeve van de exploitatie van ‘Café [naam]’ door [betrokkene].

In deze overeenkomst is onder meer bepaald:

“(…)

Voorwaarden

2.1. Van deze overeenkomst maken deel uit de ‘ALGEMENE BEPALINGEN HUUROVEREENKOMST WINKELRUIMTE en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW’, (…).

(…)

Huurprijs, (…), betalingsverplichting, betaalperiode

(…)

4.7.1. De betalingsverplichting van huurder bestaat uit:

- de huurprijs

- de over de huurprijs van het bedrijfsgedeelte verschuldigde omzetbelasting;

(…)

4.9. Met het oog op de datum van ingang van de huur, heeft de eerste betaling van huurder betrekking op de periode van heden 2010 tot en met 31 januari 2011 en is het over deze eerste periode verschuldigde bedrag € 2.499,00. Dit bedrag is inclusief omzetbelasting over het bedrijfsgedeelte. Dit bedrag plus borg dient voor de overdracht sleutels betaald te zijn.

(…)

Borg

6. Het in 12.1 algemene bepalingen bedoelde bedrag van de borg wordt bij deze tussen partijen vastgesteld op € 6.300,00 zegge: (zesduizend driehonderd euro)

(…)”

2.3. Begin april 2011 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de heer H. [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]), mevrouw M. [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3]) en de heer [betrokkene], eigenaar van het pand (hierna: de heer [gedaagde]), in welk gesprek gesproken is over exploitatie van het pand door [betrokkene 3].

2.4. Bij ‘Akte van Indeplaatsstelling’, gedateerd 5 april 2011 zijn [gedaagde] als verhuurder, [betrokkene] en [betrokkene 3], overeengekomen dat met ingang van 5 april 2011 [betrokkene 3] wordt gesteld in de plaats van [betrokkene] in de huurovereenkomst met betrekking tot het pand en dat [betrokkene], ten gevolge van de indeplaatsstelling, geen rechten meer kan ontlenen aan de huurovereenkomst, terwijl [betrokkene 3] met ingang van 5 april 2011 alle uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen stipt dient na te komen. Voorts is in deze akte bepaald dat [betrokkene 3] een borgsom dient te storten ter grootte van € 6.300,00 op de rekening van [gedaagde].

2.5. Per eveneens 5 april 2011 hebben [gedaagde] als verpachter en [betrokkene 3] als ‘pachter’ een ‘pachtovereenkomst’ betreffende de bedrijfsinventaris gesloten, waarin onder meer is bepaald:

“(…)

Artikel 1: onderwerp van de ze overeenkomst.

1.1. verpachter verpacht aan pachter, gelijk pachter van verpachter pacht enerzijds, de

complete bedrijfsinventaris van de [naam café] zoals nader omschreven op de inventarislijst een en ander hierna te noemen het “gepachte”.

(…)

Artikel 4: de vergoeding.

4.1. De totale “pachtsom” bedraagt 7% rente per jaar over de openstaande te betalen som momenteel 39.000 euro.

4.2. (…)

4.3. Het overeenkomstig het vorenstaande verschuldigde bedrag dient maandelijks achteraf te worden voldaan op rekeningnummer (…) ten name van [betrokkene] beheer en Bel. bv.

(…)

Artikel 7: onderhoud.

(…)

7.2. (…) Pachter zal het benodigde onderhoud, verrichten en zal zorgdragen voor eventueel noodzakelijke vervanging van onderdelen van de inventaris. De door pachter vervangen onderdelen van de inventaris komen in de plaats van oude onderdelen en worden eigendom van verpachter.

7.3. De inventaris is bestemd om te worden gebruikt binnen het in deze overeenkomst genoemde pand waarin de onderneming gedreven wordt. De inventaris zal niet buiten dat pand gebruikt mogen worden.

(…)”

2.6. [betrokkene 3] heeft vervolgens als eenmanszaak onder de naam [naam eetcafé] een eetcafé geëxploiteerd in het pand. Bij e-mailbericht van 22 april 2011 hebben [betrokkene 3] en [betrokkene 2] verzocht om uitstel van betaling van de borg van € 6.300,00 tot 1 juli 2011. Dit e-mailbericht is verzonden vanaf het e-mailadres [betrokkene 1]@live.nl.

2.7. In het handelsregister is op 16 augustus 2011 geregistreerd dat de eenmanszaak van [betrokkene 3] is opgeheven met ingang van 25 juli 2011.

2.8. Hof van Haaften maakt sinds 1 september 2011 gebruik van het pand. Hof van Haaften is aanvankelijk bestuurd door de heer [.]. [betrokkene A], die zijn functie als bestuurder per 1 december 2011 heeft overgedragen aan mevrouw [betrokkene B] (hierna: [betrokkene B]). [betrokkene B] en [betrokkene 2] hebben samen in het pand een café onder de naam [café] geëxploiteerd en de bedrijfswoning op de eerste etage van het pand bewoond.

2.9. Hof van Haaften heeft per brief van 21 juni 2012 aan [gedaagde] verzocht om de huurprijs te verlagen, onder meer in verband met de gevolgen van de economische crisis. In reactie hierop heeft [gedaagde] bericht dat hij zijn advocaat de opdracht heeft gegeven het geldende huurcontract met [betrokkene 3] te beëindigen. Bij separate mail van 20 juni 2012 deelt [gedaagde] mee dat, indien voor 1 juli geen huur op de rekening staat bijgeschreven, zij opdracht zal geven het pand te verkopen. Hof van Haaften heeft hierop, bij e-mail van 23 juni 2012, de betaling van de huur opgeschort.

2.10. Per 13 augustus 2012 is [betrokkene 3] toegelaten tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen met benoeming van mr. M. Menzing te Utrecht tot bewindvoerder. Mr. Menzing heeft, voor het geval sprake is van een huur- en/of pachtovereenkomst tussen [gedaagde] en [betrokkene 3], deze in zijn hoedanigheid van bewindvoerder per 15 oktober 2012 opgezegd.

2.11. Eind november 2012 heeft [gedaagde] de bestaande sloten van het pand verwijderd en vervangen door nieuwe sloten. Hof van Haaften heeft sindsdien geen toegang meer tot het pand.

2.12. Hof van Haaften heeft [gedaagde] gedagvaard voor de rechtbank Oost-Nederland, team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Tiel en, kort gezegd, gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot terugbetaling van het bedrag dat Hof van Haaften ten onrechte aan huurpenningen aan [gedaagde] heeft voldaan en tot vergoeding van de schade die Hof van Haaften lijdt als gevolg van het (tijdelijk) sluiten van de deuren van het eetcafé. Bij vonnis van 16 januari 2013 heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard om de vordering van Hof van Haaften te behandelen en de zaak verwezen naar de sector civiel (handel) van de rechtbank Oost-Brabant.

3. Het geschil

3.1. Hof van Haaften vordert, na wijziging van eis, - samengevat - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:

Primair:

I. om het pand binnen twee dagen na het wijzen van dit vonnis in de staat te herstellen, waarin het pand zich bevond ten tijde van de binnentreding door [gedaagde] door alle eigendommen, als bedoeld in 2.4 van de dagvaarding, die door [gedaagde] uit het pand zijn verwijderd, in het pand terug te plaatsen,

II. om Hof van Haaften binnen twee dagen na het wijzen van dit vonnis onbelemmerde toegang te verlenen tot het pand, door de sleutels te overhandigen van de door [gedaagde] aan het pand aangebrachte sloten en om het pand aan Hof van Haaften beschikbaar te blijven stellen, totdat de huurovereenkomst op rechtmatige wijze is geëindigd dan wel totdat rechtens is komen vast te staan dat Hof van Haaften niet gerechtigd zou zijn om het pand te gebruiken,

Subsidiair:

III. om [gedaagde] te veroordelen, indien er geen sprake zou zijn van een huurrelatie tussen partijen, om binnen twee dagen na het wijzen van dit vonnis alle eigendommen, als bedoeld in 2.4 van deze dagvaarding, die door [gedaagde] zijn weggenomen, aan Hof van Haaften te retourneren en om Hof van Haaften toegang tot het pand te verschaffen zodat Hof van Haaften haar schade kan inventariseren en zodat Hof van Haaften haar eigendommen die in het pand zijn achtergebleven, kan meenemen,

Dwangsommen:

IV. aan de hierboven onder I, II en II vermelde veroordeling(en) een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 5.000,00 per dag, dan wel gedeelte van een dag, te verbinden, voor elke dag dat [gedaagde] na betekening van dit vonnis nalatig zal blijven om aan de inhoud daarvan te voldoen, met een maximum van € 500.000,00 en

Proceskosten:

V. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.

3.2. [gedaagde] voert verweer.

3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

Ontvankelijkheid

4.1. [gedaagde] heeft naar voren gebracht dat uit het door haar als productie 1 overgelegde uittreksel uit de Engelse Kamer van Koophandel volgt dat de vennootschap is uitgeschreven, als gevolg waarvan de vennootschap niet bestaat en zij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Hof van Haaften heeft zulks betwist, stellende dat op pagina 2 van het uittreksel achter het woord ‘Status’ staat vermeld: ‘Active’ en dat de vermelding van de term ‘Overdue’ ermee te maken heeft dat zij te laat is met het indienen van stukken, maar dit niet tot gevolg heeft dat de vennootschap wordt uitgeschreven.

[gedaagde] heeft hierop enkel gesteld dat, indien niet aan de eisen van de Engelse Kamer van Koophandel wordt voldaan, dit zal leiden tot uitschrijving. Zij heeft deze stelling niet nader met stukken onderbouwd, hetgeen wel op haar weg had gelegen. Nu de ontvankelijkheid onvoldoende gemotiveerd is betwist, komt de rechtbank toe aan een inhoudelijke beoordeling.

4.2. Hof van Haaften legt, kort gezegd, aan haar vorderingen ten grondslag dat tussen partijen op of omstreeks 1 september 2011 wilsovereenstemming is bereikt op basis waarvan Hof van Haaften gerechtigd was en is om als huurder gebruik te mogen maken van het pand voor de exploitatie van het café ‘[café]’. [gedaagde] is haar verplichtingen uit de huurovereenkomst niet nagekomen, onder meer door Hof van Haaften de toegang tot het pand te ontzeggen en eigendommen van Hof van Haaften te verwijderen, als gevolg waarvan Hof van Haaften schade lijdt.

4.3. Tussen partijen staat het navolgende vast.

Volgens de ‘Akte van Indeplaatsstelling’ van 5 april 2011 is [betrokkene 3] huurder van het pand in plaats van [betrokkene]. [betrokkene 2] was ten tijde van de ‘Indeplaatstelling’ de relationele partner van [betrokkene 3]. [betrokkene 3] heeft in het pand een eetcafé geëxploiteerd onder de naam ‘[café]’. [betrokkene 3] heeft de overeengekomen borg niet betaald. Zij heeft na augustus 2011 geen huur meer voor het pand betaald. De huurovereenkomst is nooit aangepast. Een indeplaatstellingsactie van Hof van Haaften in de plaats van [betrokkene 3] is nooit geïnitieerd.

In september 2011 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de heer [gedaagde] en [betrokkene 2] over voortzetting van de exploitatie van het eetcafé ‘[café]’ door een nog (door [betrokkene 2]) op te richten vennootschap.

Hof van Haaften heeft het pand van september 2011 tot november 2012 in gebruik gehad voor de exploitatie van een café, genaamd ‘[café]’.

4.4. Hof van Haaften stelt dat [betrokkene 2] en de heer [gedaagde] in het gesprek in september 2011 zijn overeengekomen dat [betrokkene 2], via de nog op te richten vennootschap, de exploitatie van het café zou voortzetten en dat deze op te richten vennootschap met [gedaagde] een nieuwe huurovereenkomst zou sluiten. [gedaagde] heeft zulks betwist, stellende dat zij in dit gesprek heeft aangegeven dat van een nieuwe huurovereenkomst geen sprake kan zijn omdat [betrokkene 3] nog een huurcontract heeft. Indien [betrokkene 2] met [betrokkene 3] tot overeenstemming zou komen over de overname, was [gedaagde] wel bereid om een nieuwe huurovereenkomst aan de op te richten vennootschap te geven, onder de voorwaarde dat er een natuurlijk persoon aansprakelijk zou zijn voor de betaling van de huur en dat de borg gestort wordt. [gedaagde] heeft, aldus [gedaagde], vervolgens niets meer van Hof van Haaften over een indeplaatstelling of een nieuw huurcontract vernomen. Hof van Haaften stelt dat zij de toegezonden huurovereenkomst niet wilde tekenen omdat de in de huurovereenkomst opgenomen ingangsdatum van 1 april 2011 niet juist was, nu Hof van Haaften het pand met ingang van 1 september 2011 is gaan gebruiken.

4.5. Kernvraag in dit kort geding is of het waarschijnlijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat tussen partijen een onvoorwaardelijke overeenkomst tot stand is gekomen. Vaststaat dat de door [gedaagde] per e-mail van 20 september 2011 aan Hof van Haaften gezonden huurovereenkomst ten behoeve van de huur van het pand door Hof van Haaften noch een andere huurovereenkomst door beide partijen is ondertekend.

4.6. De vraag rijst dan of Hof van Haaften op grond van de gedragingen van [gedaagde] erop mocht vertrouwen dat [gedaagde] Hof van Haaften als nieuwe huurder aanvaardde, dan wel ermee instemde dat Hof van Haaften als huurder in de plaats van [betrokkene 3] zou treden, zodat een indeplaatstellingsactie niet nodig was. Een indeplaatstellingsvordering ex artikel 7:307 BW is immers slechts nodig als een gewone contractoverneming niet mogelijk is doordat de verhuurder weigert in te stemmen met de nieuwe huurder.

4.7. Zoals reeds is overwogen is de door [gedaagde] aan Hof van Haaften gezonden huurovereenkomst ten behoeve van de huur van het pand door Hof van Haaften niet door partijen ondertekend. Noch Hof van Haaften, noch [gedaagde] hebben vervolgens actie ondernomen teneinde daadwerkelijk een huurovereenkomst tussen partijen te kunnen sluiten. De feitelijke situatie is dat Hof van Haaften, in de personen van [betrokkene 2] en [betrokkene B], vanaf september 2011 vanuit het pand een café hebben geëxploiteerd.

4.8. Hof van Haaften heeft betoogd dat zij vanaf september 2011 uitvoering is gaan geven aan de huurovereenkomst doordat de maandelijkse huurpenningen zijn betaald, welke door [gedaagde] zijn behouden en dat zij tevens € 35.000,00 aan [gedaagde] heeft betaald voor de overname van de inventaris.

Indien Hof van Haaften hiermee bedoelt te betogen dat zij, door de gedragingen van [gedaagde], erop mocht vertrouwen dat [gedaagde] Hof van Haaften als nieuwe huurder aanvaarde, dan wel ermee instemde dat Hof van Haaften als huurder in de plaats van [betrokkene 3] was getreden, kan dit haar in het beperkte kader van dit kort geding niet baten.

4.9. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat [gedaagde] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij er tot medio juli 2012 vanuit ging dat [betrokkene 3] huurder was van het pand. [gedaagde] heeft onweersproken gesteld dat [betrokkene 3] nimmer contact heeft opgenomen met [gedaagde] om de huurovereenkomst te beëindigen, noch heeft [betrokkene 3] haar op de hoogte gesteld dat zij haar eenmanszaak heeft doen uitschrijven bij de Kamer van Koophandel. Voorts heeft [gedaagde] onweersproken gesteld dat het in de horeca vaker gebeurt dat een persoon huurder is en dat de feitelijke exploitatie van het horecabedrijf door een ander persoon wordt uitgevoerd. In dit licht heeft [gedaagde] de aanwezigheid en betrokkenheid van [betrokkene 2], tevens voorheen de relationeel partner van [betrokkene 3], bij de exploitatie van het café bezien.

[gedaagde] heeft haar stelling dat zij de huurbetalingen heeft toegerekend aan [betrokkene 3] voldoende aannemelijk gemaakt. Vast staat dat de huurpenningen vanaf september 2011 zijn betaald vanaf verschillende bankrekeningen, waaronder een rekening van de heer [.] [betrokkene C] en van een rekening van [betrokkene B]. Daarnaast is een deel van de huurpenningen contant betaald. Gesteld noch gebleken is dat een huurbetaling heeft plaatsgevonden van een bankrekening op naam van Hof van Haaften, op grond waarvan [gedaagde] had dienen te begrijpen dat dit een andere crediteur dan [betrokkene 3] betrof. Dat de huurbetalingen hebben plaatsgevonden onder vermelding van [naam café] doet hier niet aan af, nu zowel de eenmanszaak van [betrokkene 3], als ook Hof van Haaften gebruik maakte van de handelsnaam ‘[café]’.

4.10. Hof van Haaften heeft voorts gesteld dat tussen haar en [gedaagde] de afspraak is gemaakt dat zij, in afwijking van aan haar toegezonden huurovereenkomst, waarin staat vermeld dat het ‘pachtcontract inventaris’ een van de bijlagen is van de huurovereenkomst en deze daarmee deel uitmaakt van de huurovereenkomst, geen pachtvergoeding hoefde te voldoen en dat uit deze afspraak volgt dat [gedaagde] Hof van Haaften als huurder heeft aanvaard. Nog los van de vraag of uit deze afspraak volgt dat [gedaagde] Hof van Haaften als huurder heeft aanvaard, heeft [gedaagde] betwist dat deze afspraak is gemaakt.

De voorzieningenrechter overweegt hiertoe als volgt.

Van Haaften heeft betoogd dat zij de inventaris van [gedaagde] heeft overgenomen tegen een contante betaling van € 35.000,00 als gevolg waarvan [gedaagde] enkel huurfacturen heeft gezonden en niet met betrekking tot de pacht. Hof van Haaften verwijst ter staving van haar stelling dat [gedaagde] enkel facturen heeft gezonden betreffende de huur naar de door haar als productie 25 bij dagvaarding overgelegde facturen. Bij deze productie is echter een zogenaamde debiteurenkaart van Hof van Haaften gevoegd waarop tevens bedragen voor pacht over de maanden september 2011 tot en met mei 2012 staan vermeld. Hof van Haaften heeft met betrekking tot de vermelding op deze debiteurenkaart van bedragen voor pacht enkel betoogd dat [gedaagde] er waarschijnlijk belang bij heeft om deze bedragen en omschrijving in haar boekhouding te noemen. De voorzieningenrechter acht dit betoog, mede gelet op de betwisting hiervan door [gedaagde], die zegt dat, al zou er sprake zijn van een huurovereenkomst met Hof van Haaften, [gedaagde] niet bevoegd is de inventaris over te dragen nu zij de inventaris zelf verpacht heeft aan Heineken terzake een geldlening van

€ 35.000,00, welke lening is gekoppeld aan de verplichting om drank af te nemen van Heineken, door Hof van Haaften niet althans onvoldoende aannemelijk gemaakt.

4.11. Voorts heeft [gedaagde] haar standpunt dat geen huurovereenkomst met Hof van Haaften tot stand is gekomen, omdat Hof van Haaften, doordat zij niet kon voldoen aan de door [gedaagde] gestelde voorwaarden, waaronder het stellen van een borg van € 6.300,00, niet in staat was de huurovereenkomst van [betrokkene 3] over te nemen, voldoende aannemelijk gemaakt. Niet is gebleken van een betaling van de borg door Hof van Haaften aan [gedaagde]. [gedaagde] heeft de stelling van Hof van Haaften dat de borg verrekend werd met de opbrengsten uit de speelautomaten gemotiveerd betwist. Hof van Haaften heeft in reactie hierop enkel gesteld dat de dochter van de heer [gedaagde] de betalingen voor de speelautomaten contant kwam ophalen. Hof van Haaften heeft deze stelling niet nader met stukken onderbouwd, hetgeen wel op haar weg had gelegen.

4.12. De conclusie luidt dan ook dat voorshands onvoldoende aannemelijk is geworden dat de bodemrechter zal oordelen dat Hof van Haaften door [gedaagde] als huurder is aanvaard dan wel Hof van Haaften als huurder in de plaats van [betrokkene 3] is getreden. De gevorderde (onbelemmerde) tot het pand zal dan ook worden afgewezen.

4.13. Wat betreft de vordering tot primair terugplaatsing, subsidiair retourneren van de eigendommen van Hof van Haaften, blijkens haar opgave in de dagvaarding onder punt 2.4 bestaande uit ‘roerende zaken die zich zowel op de begane grond als op de eerste etage bevonden’, inclusief de boekhouding en een caravan, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.

Ten aanzien van de caravan heeft [gedaagde] onweersproken gesteld dat deze zich thans in een aan hem toebehorende loods bevindt en deze caravan, op last van de politie, thans niet mag worden geretourneerd aan de eigenaar. De ‘boekhouding’ die door [gedaagde] is aangetroffen in het pand bevindt zich in twee dozen. Deze dozen zijn in de caravan geplaatst, zoals is vastgelegd op de foto, overgelegd bij productie 24 aan de zijde van [gedaagde], met als bovenschrift ‘Dozen in caravan’. [gedaagde] zal worden bevolen deze twee dozen aan Hof van Haaften te retourneren, nu tussen partijen niet in geschil is dat de in deze dozen bevindende ‘boekhouding’ eigendom van Hof van Haaften is en zij haar belang bij teruggave hiervan voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Gelet op de toezegging tot afgifte door [gedaagde] ter zitting, zal aan dit bevel geen dwangsom worden verbonden.

Voor het overige is deze vordering te onbepaald en zal deze worden afgewezen nu zij te eenvoudig aanleiding geeft tot executiegeschillen.

4.15. Hof van Haaften zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:

- griffierecht € 589,00

- salaris advocaat 816,00

Totaal € 1.405,00

5. De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. beveelt dat [gedaagde] de twee dozen met daarin de door [gedaagde] in het pand aangetroffen ‘boekhouding’ aan Hof van Haaften zal retourneren,

5.2. wijst het meer of anders gevorderde af,

5.3. veroordeelt Hof van Haaften in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.405,00.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier I.W.H.M. Verheijen op 4 februari 2013.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature