Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Opzegging distributieovereenkomst.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK OOST-NEDERLAND

188034 / HZ ZA 11-84623 januari 2013

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Zwolle

zaaknummer / rolnummer: 188034 / HZ ZA 11-846

Vonnis van 23 januari 2013

in de zaak van

de besloten vennootschap

[A] B.V.,

gevestigd te [plaats],

eiseres,

advocaat mr. F.A.M. Knüppe,

tegen

de besloten vennootschap

KONINKLIJKE AUPING B.V.,

gevestigd te Deventer,

gedaagde,

advocaat mr. E.J.H. Gielen.

Partijen zullen hierna [A] en Auping genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding

de conclusie van antwoord

de conclusie van repliek

de conclusie van dupliek

de akte houdende uitlating producties.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Auping houdt zich bezig met de verkoop van bedden en aanverwante artikelen. De distributie werd tot 1 augustus 2011 verzorgd door een uitgebreid dealernetwerk gebaseerd op drie basistype dealers: Label, Vision en Plaza. Een Plaza winkel verkoopt uitsluitend het merk Auping en voert het totale assortiment. Een Vison winkel verkoopt het totale assortiment van Auping doormiddel van een shop-in-shop formule in een bedden- of meubelspeciaalzaak. Een Label dealer verkoopt Auping als onderdeel van een beddenspeciaalzaak of gemengde winkel. De omzet van Auping wordt voor ongeveer 40% opgebracht door Plaza’s en Visions.

2.2.

[A] exploiteert een meubelzaak. [A] is gevestigd in het Woondrôme Wijchen. Zij exploiteerde tot 1 augustus 2011 binnen Woondrôme Wijchen onder meer een beddenspeciaalzaak genaamd Plaza Wijchen volgens de Auping Plaza formule. Plaza Wijchen was verdeeld over twee etages in Woondrôme Wijchen.

2.3.

Daarnaast exploiteert [A] in Woondrôme Wijchen ook [A] Meubelen, [B] Meubelen, Tendens Wijchen en Topform Wijchen. De slaapkamerafdeling van [A] Meubelen beslaat een complete etage in Woondrôme Wijchen. Naast een eigen huiscollectie voert [A] Meubelen een uitgebreide collectie slaapkamers, boxsprings, matrassen, bodems en linnenkasten, onder meer van Eastborn, Tempur, Lattoflex, Hülstra en tot 1 augustus 2011 ook van Auping.

2.4.

[A] exploiteerde Plaza Wijchen sinds augustus 2009. Voordien werd Plaza Wijchen geëxploiteerd door het inmiddels gefailleerde Woninginrichting [A] B.V., welke in 2008 een Auping Plaza is gestart. [A] heeft onder meer alle handelsnamen, de inventaris en een groot deel van het personeel van Woninginrichting [A] B.V. overgenomen.

2.5.

De distributierelatie tussen [A] en Auping is niet vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst.

2.6.

Bij brief van 18 januari 2011 heeft Auping de distributieovereenkomst met [A] opgezegd tegen 31 juli 2011. De inhoud van deze brief luidt, voor zover thans van belang:

“In 2010 heeft Auping u bericht haar organisatie op korte termijn te gaan professionaliseren. Daarbij zijn ook de contouren van een nieuw distributiebeleid geschetst. Dit distributiebeleid zal gaan bestaan uit een set heldere afspraken over kwaliteit, service, herkenbaarheid en professionaliteit. In de markt is een duidelijke vraag naar deze punten en het nieuwe distributiebeleid biedt een passend antwoord op deze behoefte.

Auping gaat in het kader van dit nieuwe distributiebeleid en de daarmee gepaard gaande professionalisering, haar dealernet reorganiseren. Daarenboven zal Auping in dit verband aan haar dealers hoge kwaliteitseisen stellen. Dat zal nog in extra mate gelden voor onze Plaza’s die uitdrukkelijk het visitekaartje en strategisch speerpunt vormen van ons distributiebeleid in Nederland.

Tot op heden heeft u gefungeerd als Plaza. Na zorgvuldige afweging van uw concrete situatie en met het oog op een evenwichtige samenstelling van het dealernetwerk, heeft Auping besloten de distributieovereenkomst met u te beëindigen. Wij hebben deze mogelijkheid en onze overwegingen in dit verband reeds met u besproken op 5 januari jl. maar inmiddels is de definitieve beslissing omtrent beëindiging van de samenwerking genomen.

(…).”

In de brief worden vervolgens de omstandigheden genoemd die hebben geleid tot het besluit de distributieovereenkomst met [A] op te zeggen, waaronder (i) het niet voldoen aan de hoge kwaliteitseisen (alsmede de uitblijvende bereidheid om daaraan te werken), (ii) het onvoldoende uitdragen van het merk Auping, (iii) de beperkte investeringsbereidheid van [A] en (iv) het gebrek aan iedere vorm van samenwerking/communicatie, die hebben geleid tot de keuze van Auping om de samenwerking met [A] te beëindigen.

2.7.

Bij vonnis om kort geding van 19 mei 2011 gewezen door de voorzieningenrechter van deze rechtbank, is de vordering van [A] dat Auping op straffe van een dwangsom wordt verboden uitvoering te geven aan haar opzegging van de overeenkomst met [A] waardoor Auping de bestaande overeenkomst ook na 31 juli 2011 dient voort te zetten, afgewezen.

3 Het geschil

3.1.

[A] vordert, samengevat :

te verklaren voor recht dat Auping de distributieovereenkomst met [A] rechtens onjuist per 31 juli 2011 heeft beëindigd en deswege jegens [A] schadeplichtig is;

Auping te veroordelen tot vergoeding van de door [A] als gevolg van deze beëindiging geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover;

Auping te veroordelen in de kosten van de procedure.

3.2.

Auping voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

[A] stelt dat de contractsverhouding tussen partijen zich laat kwalificeren als een duurovereenkomst. Een dergelijke overeenkomst moet in beginsel door opzegging kunnen eindigen, maar die opzegging moet dan wel aan de daaraan te stellen eisen voldoen.

Auping diende voor de opzegging van de overeenkomst tussen partijen over voldoende zwaarwegende gronden te beschikken welke in dit geval ten enenmale ontbraken. Daarnaast diende Auping een redelijke opzegtermijn in acht te nemen waarmee recht werd gedaan aan alle omstandigheden van het geval, in het bijzonder de langdurige handelsrelatie tussen partijen, waaraan het in dit geval evenzeer heeft geschort. Tot slot diende Auping [A] daarenboven schadeloos te stellen voor schade die [A] lijdt als gevolg van de opzegging voor zover deze schade niet wordt gedekt door het hanteren van een juiste opzegtermijn. Ook dat heeft Auping achterwege gelaten. Als gevolg van dit alles is Auping ter zake van de beëindiging van de distributieovereenkomst jegens [A] schadeplichtig.

4.2.

Bij de beoordeling stelt de rechtbank het volgende voorop.

Tussen partijen staat vast dat sprake is van een mondelinge distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd, die is aangegaan zonder dat partijen daarbij afspraken hebben gemaakt over de opzegging van deze overeenkomst.

Of en, zo ja, onder welke voorwaarden een dergelijke overeenkomst opzegbaar is, wordt bepaald door de inhoud daarvan en door de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen. Indien, zoals hier, wet en overeenkomst niet voorzien in een regeling van de opzegging, geldt dat de overeenkomst in beginsel opzegbaar is. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat. Uit diezelfde eisen kan, eveneens in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval, voortvloeien dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen en dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding (HR 20 oktober 2011, LJN BQ9854).

4.3.

Gelet op de hiervoor genoemde maatstaf is het aan [A] om aan te tonen, dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat. Hieromtrent oordeelt de rechtbank als volgt.

4.4.

[A] stelt in haar conclusie van repliek dat zij door de opzegging veel omzet misloopt, niet alleen de direct aan Auping gerelateerde omzet maar ook de algehele omzet binnen Woondrôme Wijchen. Auping heeft een marktaandeel van 18% binnen de slapenbranche. Auping is daarmee het merk op het gebied van bedden. Als een merk als Auping wegvalt heeft dit zonder meer consequenties voor de bezoekersaantallen. Auping heeft deze stelling gemotiveerd betwist. Zij benadrukt dat [A] op het moment van opzegging reeds lange tijd andere bedmerken verkocht. Auping heeft [A] dus nooit beperkt in haar mogelijkheden om andere bedmerken te verkopen en [A] hoefde bij de vervanging van Auping dan ook enkel haar reeds bestaande, uitgebreide slaapassortiment, aan te vullen dan wel uit te breiden.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft [A] niet voldoende onderbouwd dat zij afhankelijk was van de distributierelatie met Auping. [A] stelt weliswaar dat zij door de opzegging veel omzet misloopt, doch zij heeft dat op geen enkele wijze met cijfers onderbouwd. Bovendien staat - als niet weersproken door [A] - vast dat zij ook andere bedmerken verkoopt.

[A] betoogt zelf dat zij heeft moeten investeren in het starten en het daarna exploiteren van Plaza Wijchen. Hoewel het huidige [A] niet zelf investeringen heeft gedaan die verband hielden met de opstart van Plaza Wijchen, heeft zij wel indirecte investeringen moeten doen door de latere aankoop van Woondrôme Wijchen. Bovendien heeft [A] moeten investeren in marketinginspanningen. Een deel van deze marketinginspanningen werd verplicht voorgeschreven door Auping en door haar geregisseerd maar daarnaast heeft [A] ook andere marketinginspanningen verricht.

Ook met betrekking tot dit punt is de rechtbank van oordeel dat [A] haar stellingen onvoldoende (cijfermatig) heeft onderbouwd. Weliswaar noemt [A] in de dagvaarding een geïnvesteerd bedrag van € 390.000,00, maar nog daargelaten dat nergens uit blijkt dat dit bedrag enkel is besteed aan de opstart van de Plaza, dateren die investeringen blijkens de door [A] overgelegde stukken (productie 16 bij dagvaarding) uit 2008 en zijn die dus niet gedaan door (de huidige) [A]. Welk bedrag [A] heeft moeten investeren in verband met de overname van Plaza Wijchen (uit de boedel) heeft [A] niet duidelijk gemaakt. Kortom, niet duidelijk is welke specifieke investering(en) [A] heeft gedaan gerelateerd aan het Auping merk.

De rechtbank kan ook de stelling van [A] dat zij reeds vanaf 1976 zaken heeft gedaan met Auping - omdat de bestaande relatie tussen Auping en het huidige Auping minimaal zou hebben te gelden als een voortgezette overeenkomst vanaf 1976 - niet volgen. Daartoe is het volgende van belang. Het mag dan zo zijn dat Plaza Wijchen is voortgezet onder dezelfde naam, met (deels) de zelfde werknemers en dezelfde inventaris, dit wil echter nog niet zeggen dat [A] kan worden beschouwd als rechtsopvolger van Woninginrichting [A], zoals ook door de voorzieningenrechter van deze rechtbank in het vonnis van 19 mei 2011 is overwogen. [A] is immers een andere rechtspersoon. Voorts is gesteld noch gebleken dat er sprake is geweest van contractsovername door [A]. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat partijen in 2009, na de overname door [A], een nieuwe (stilzwijgende) distributieovereenkomst met elkaar zijn aangegaan, welke anderhalf jaar heeft geduurd. Deze laatste termijn acht de rechtbank van belang nu dit de periode is geweest dat [A] (deels) niet beschikbaar is geweest voor alternatieven.

Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de eisen van redelijkheid en billijkheid in dit geval niet vergen dat een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging aanwezig moest zijn om de distributieovereenkomst met [A] op te zeggen.

4.5.

Met betrekking tot de door Auping in acht genomen opzegtermijn oordeelt de rechtbank als volgt.

Zoals hiervoor is overwogen heeft de distributieovereenkomst tussen partijen anderhalf jaar geduurd. Auping heeft een opzegtermijn in acht genomen van een half jaar. Gelet op het gerechtvaardigd belang dat Auping had bij de invoering van haar distributiebeleid en mede gelet op de overige relevante omstandigheden van het geval, zoals in rechtsoverweging 4.4 de revue zijn gepasseerd met betrekking tot de investeringen en afhankelijkheid, is de rechtbank van oordeel dat deze termijn redelijk is.

4.6.

Met betrekking tot een (aanvullende) schadevergoeding is van belang dat Auping bij conclusie van antwoord herhaald heeft bereid te zijn de door [A] gedane investeringen in Auping gerelateerde winkelinventaris en showroommodellen, die mogelijk nog niet zijn terugverdiend c.q. zijn afgeschreven, te compenseren. Partijen zijn daarover nog in onderhandeling. Nu [A] voor het overige geen feiten of omstandigheden heeft gesteld die tot de conclusie leiden dat de eisen van redelijkheid en billijkheid in dit geval vergen dat Auping een aanbod doet voor een schadevergoeding anders dan voor de door [A] gedane investeringen in Auping gerelateerde winkelinventaris en showroommodellen, ziet de rechtbank geen termen voor het toewijzen van een schadevergoeding.

4.7.

De slotconclusie is dat de vorderingen moeten worden afgewezen.

4.8.

[A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Auping worden begroot op:

- griffierecht € 560,00

- salaris advocaat 904,00 (2 punten × tarief € 452,00)

Totaal € 1.464,00

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

wijst de vorderingen af,

5.2.

veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van Auping tot op heden begroot op € 1.464,00.

Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Hulst, mr. J.N. Bartels en mr. M. Willemse en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2013.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature